Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geschiedenis van de opvoeding en liet onderwijs, vooral in Nederland, door D. Wouters en W. J. Visser. P. Woordhoff — Groningen.

Er is in den tegenwoordigen tijd eeai sterke stroom, die de richting uitgaat waar'men van geschiedenis, inzonderheid van geschiedenis van opvoeding en onderwijs niet wil weten. Vooral in Duitschland klonk de leuze: „geen historie". Niet het historisch gewordene, niet wat we als schatten uit het verleden ontvingen, maar het nieuwe begin, de chaos moet het uitgangspunt zjyn voor de opvoeding, „lm Anfang was das Chaos" is in de kringen van paedagogen als Wyneken en bij' al de menschen van de „Wendekreis" het woord, dat wonderen doet.

Bij dezen roep is een merkwaardig verschijnsel te constateeren. Om toch te bewij'zen, dat men met zijn kreet op 't goede spoor is, beroept men zich op de historie. De namen van Heg el en Nietzsche moeten bij voorkeur dienst doen, om de houding te verdedigen. Dat hier een lichtelijk' zich overgeven aan een inconsecpientie wordt geurenden, zal niemand kunnen ontkennen. Trouwens O'pzichzelf is heel de houding van het „onhistorisch" opvoeden alleen daar mogelijk, waar men de samenleving beschouwt als een zich volgens de wetten der evolutie ontwikkelende grootheid, met dien verstande, dat men dan ook nog de theorie van de „sprongmutaties" erbij moet halen om zijn gedrag goed te praten. En zelfs daar wordt zonder historische studie de paedagogiek als wetenschap onmogelijk. W, ant hoe zal men een regel voor het leven kunnen naspeuren, indien men niet de baan van het verleden naar het heden overziet.

Het zal ons niet verwonderen, dat van christelijke zijde immer aandacht is geschonken aan de historie van onderwijs en opvoeding. Er is geen volledige kennis van het toekomstideaal 'mogelijk, zonder kennis van het heden; en het heden is zonder studie van het verleden niet te verstaan. Ook hier geldt het: „in 't verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal". Bovendien: zonder studie van historie is allerlei practisch gegeven niet te begi-ijpën; is ook menige ervaring nutteloos geweest; is zeer veel in de terminologie en de omschrijving der begrippen niet te vatten. En ten slotte: steeds weer is ook het achteromzien voor den christen noodig, om zich rekenschap te geven van zijn verantwoordelijkheid, om tot danken gestemd te worden, en om organisch den band tusschen verleden en toekomst door eigen daden en eigen streven te kunnen leggen.

Nu kan. men de geschiedenis, waarm'ee de opvoeding en de opvoedkunde ons in aanra; king brengt, van onderscheiden zijde bezien. Men kan b.v. een opsomming geven van onderscheiden wetten en regelingen betreffende opvoeding en onderwijis; ook is het mogelijk eenige interessante bizonderheden naar voren te brengen; maar het eerste is allerminst dankbaar werk, hoe noodig 't ook opzichzelf zij, dat zulks eens geschiede, en het laatste heeft geen wetenschappelijk belang, hoe gaarne ook zulke anecdotes lezers vinden.

Maar het is ook mogelijk de taak anders laan te vatten. Men kan geven een geschiedenis van de paedagogiek, waarbij' men de opeenvolg ende wetenschappelijke systemen elk opzichzelf en in hun ouderlingen samenhang aan een onderzoek onderwerpt. Maar daarnaast is het mogelijk een historie te geven van opvoeding (paedagog i.e) en onderwijs. Natuurlijk zal de eerste soort werken verband moeten houden met de tweede, d.w.z. een historie der paedagogiek is niet mogelijk zonder de geschiedenis van de opvoeding ook telkens aan te roeren, en de geschiedenis der paedagogie zal telkens die der opvoedkunde raken. Maar tenslotte zijn het toch twee wel te onderscheiden terreinen. De schrijvers van het boek, welks titel boven dit artikel staat, hebben het laatste willen doen. En, laat ik het dadelijk mogen zeggen: ze hebben het goed gedaan.

Ze hebben ons een goed 'boek gegeven van 361 pagina's, dat door den uitgever uitnemend werd verzorgd.

Een van de goede eigenschappen van het boek is er eene, die dadelijk opvalt: het boek is rijk geïllustreerd, en dat ook met portretten, facsimile's, afbeeldingen van boeken, enz., die werkelijk zeldzaam zijn. Nu zou het kunnen zijn, dat ondanks dit goede, er toch overigens niet veel in het boek' te prijzen viel, maar dat is niet het geval, .

De groote deugd van dit boek is m.i. deze, dat fle schrijvers zooveel mogelijk gepoogd hebben, zich te wenden tot de bronnen. Vooral voor de 17e en 18e eeuw is daardoor iets verkregen, dat elders vergeefs moet worden gezocht. Gelijk' de titel aangeeft is verreweg de meeste aandacht gewijd aan Nederland. En heb ik te dien opzichte een aanmerking, dan is het deze, dat, naar verhouding de 19e eeuw wat beknopt is besproken. Maar inen kan niet alles vragen. "Wel heb ik den indruk, dat omtrent de 19e eeuw minder bronnenstudie werd verwerkt dan omtrent de voorafgaande.

Nu is er — Prof. Goslinga wees er nog niet lang geleden op — inderdaad, vóór de geschiedenis van den schoolstrijd juist en volledig kan worden beschreven, nog ontzaglijk veel te 'ondlerzoeken.

En weer is het de vraag of het dan maar niet beter is te doen zooals de schrijlvers deden: in twijfelachtige gevallen zich onthouden.

Wel staat vast, dat een werk als dit critisch moet zijn. We leven nu eenmaal in een tijd, waarin men neiging heeft het met de critiek niet zoo nauw te nemen. Maar daarom vervalt de roeping niet, vooral in een boek, dat jonge menschen in de eerste plaats leiding moet geven, scherp critisdh te staan tegenover alles, wat niet aan den eisch van het beginsel beantwoordt.

Daarom vindt ik het wel erg jammer, dat in dit boek Salzmann „een geloovig man" wordt genoemd. Hij gaf werkelijk méér oorzaak voor oprechte belijders om hem te wantrouwen, dan alleen „dat hij zich vrij voelde van ongemotiveerde gewoonten" en dds als predikant ging paardrijden. H e r b a r t komt er af zonder één woord van critiek op zijn wijsgeefig standpunt; en zoo zou er meer zijn te noemen.

Met incorrectheden moet men in een boek als dit voorzichtig zijn. Op pag. 202 staat, dat Salzmann stierf in 1811, op 'pag. 206 staat als zijin sterfjaar 1810. Het eerste is juist. Onder een plaat op pag. 126 staat „1-el", dit moet zijb. 1-els. Het heeft geen zin hier meer voorbeelden' te noemen; ter gelegener tijd hoop ik de schrijvers nog wel op enkele dingen opmerkzaam te maken.

Maar — nu heb ik nog een bezwaar. Of eigenlijk — een bezwaar is 't niet. Er is iets dat me bedroeft.

Ik wil daarover niet teveel zeggen. 'Alleen dit: Aan Jan Li.gthart worden twee pagina's gewijd, waarbij portret. Aan Dr H. Bavinck zes en een halve regel, plus portret. Is dat verdiend? Meer wil ik niet zeggen. Het spijt me héél erg van dit boek.

In dezelfde richting zouden omtrent dit boek' meer opmerkingen zijn te mdien. ^)

Wanneer men een' boiek schrijft als dit, moet het een eigenaardig genoegen zijn, den titel te moeten vaststellen.

Het is m.i. de schrij'vers niet gelukt in den titel precies te zeggen, wat het boek geeft. Immers geschiedenis van de opvoeding is in het boek weinig; héél weinig in vergelijking met het vele, dat over onderwijs handelt. Wellicht, dat daaruit ook de fout omtrent Bavinok is te verklaren. Veel wordt gezien uit den hoek van de onderwijsmethodiek. Toch is dat een ietwat oud, ''k had haast gezegd, verouderd standpunt. Tegenwoordig dringt al meer door de gedachte, dat methode ook eeni .kwestie van beginsel is. En dat dus de beginselen heel de beschouwing en ook' de methodiek dragen.

Het spijt me wel, dat die gedachte in het boek niet conséquent werd doorgetrokken.

Toch moet ik erkennen, dat er bij' de schrijvers wel op meer dan' één plaats ©en ernstig pogen wordt gevonden, in de bedoelde richting. En die poging is zeer dikwijls goed geslaagd. Maar niet steeds werd gepoogd! (zoo b.v. bij.Montessori, Ligthart, Dewey; zelfs bij' Dewey niet!).

Hoezeer we dus ook dit boek een tweeden druk stellig toewenschen, we hopen van harte, dat dan sommige hoofdstukken nog eens flink principieel onder handen genomen worden — en dat er 'wat meer evenwicht komt hier en daar.

Overigens: we zijn een mooi boek' rijker geworden.


1) B.v. Montessori 4 pag. met portret; Oosterleo afwezig. Bü de „differentiatie" alleen de stichting voor idioten (de eerste) van Ds G. E.' v. Koetsveld pl.m. 1860 ta 's-Gravenhage. 's Hesrenloo, Lozenoord_, Groot Emaus, Effatha enz. hadden tooh even genoemd m.oeten zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1926

De Reformatie | 8 Pagina's