Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het wezen der zonde.'

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het wezen der zonde.'

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

. Een iegelijli: die de zonde doet, die doet oolv 'de ongerechtiglieid; want de zonde is de ongereclitig-tieid. 1 Joli. 3:4.

Niemand heeft treffender dé zonde in haar verfoeilijk karakter geteeken-d, dan juist de apostel der liefde, de discipel, die duidelijker dan de andere jongeren leefde uit de innige gemeenschap der liefde tot God in Christus.

Neen, de liefde is hem niet, gelijk zij zoo vaak onder ons mis-bruikt wo-rdt, ee-ne oorzaak van vergoelijking en to-edekking van het kwaad, — maar ze is hem integendeel het allerfijnst ge-voel voo-i eiken smaad, die het voo-rwerp dier liefde wordt aangedaan, ze is hem een heilige ijver voo-r de rechten van - den geliefde. En het is voor de rechten Gods dat 'de liefde in Johannes opwaakt, wanneer hij in zuivere verontwaardiging de zonde hier brandmerkt als „de ongerechtigheid".

Er was in de dagen van den apostel reden om de geaardheid der zonde aldus aan te geven. Reeds kwam het. dwaalgevoelen op, , waarin de zonde beschouwd werd als eene ziektestof, die den mensch door overerving werd medegegeven, eene krankheid of zwakte uit het vo-o-rgesla.cht ontvangen; — - duidelijke poging om de schuld der zo-nde uit liet Ijesef van 'den mensch weg te nemen of althans haar in dat besef te 'verz^vakken. En deze. dwaling is sindsdien niet bezworen. Veeleer heeft ze: , met name in den laatsten tijd, hare systematiseering gekregen in allerlei erfelijkheidstheo-rie; en wie van de verslagen der rechtszittingen kennis neemt, - -vooral van de verdedigingspleidooien, die daar gehouden worden, — aanscho-uwt van deze oude misvatting de machtige doo'rwerking.-

Te verwo-n-deren behoeft men zich evenwel daarover niet.

Ieder, die een blik ontving in eigen hart, weet hoe gemakkelijk daar de schuld der zonde wordt weggeredeneerd - en ontkend, en ho-e licht de mensch van de aanklacht zijner conscie-ntie zich afmaakt; — de Pilatusgestaltc, die met eene enkele handhevveging zich van de schuld schoonwischt. Elk o-nzei' ga zijn dagelijksch leven eens na; dat dagelijkscJi leven 't welk groezelig en vuil is van de zonde, grauw van de duizend vlekken der ongerechtigheid; en hij lette dan eens op hetgeen zijn hart van nature daarvan zegt; hoe gemakkelijk wij ons gewéte'i'

kunueu stillen; welk een meester wij zijn in het voeren van een pleidooi voor eigen vrijspraak; hoe wij allerlei woord hebben gevonden en velerlei uitvlucht bedacht, — zwakheid, karakterneiging, omstandigheden, en zooveel meer^ — alles, om maar (Jat ééne woord 't welk ons.hart niet uitspreken wil, dat woord „schuld" te ontgaan.

Onze eerste voorouders, Adam en Eva in het Paradijs, zijn daarin onze leermeesters geweest.

, , De vrouw, die Gij bij mij gegeven hebt"... „Die slang heeft mij bedrogen" : ..

„De zonde is de omgerechtigheid."

Met dat felle woord scheurt de apostel alle weefsel van vleeschelijke verontschuldiging als spinrag vaneen, en laat hij de zonde zien in haar verfoeilijk karakter.

, , De zonde is de ongerechtigheid".

„Anomie" is het woord, dat Johannes eigenlijk bezigt; — „wetsovertreding", „wetsverbreking" wil hot zeggen.

En wijl de wet de uitdrukking is van de hooge rechten Gods, is wetsovertreding een aantasten en schenden van het Goddelijk recht, een verbreken van de heilige rechten, die in het Wezen Gods gegrond zijn, en daarom „ongerechtigheid". Ja, de ongerechtigheid; de volstrekte, de eigenlijke, de met geene andere ongerechtigheid te vergelijken, 'de absolute ongerechtigheid; want de zonde gaat in tegen de onvergelijkelijke, de eigenlijke, de absolute rechten, de éénige rechten, die er, goed bezien, zijn, — tie rechten Gods.

„De zonde is de ongerechtigheid." Zietdaar het wezen der zonde.

En nu nog dit: „Een iegehjk, die de zonde' duet, die doet ook de ongerechtigheid'". Zietdaar ons vonnis.

Want „wij hebben allen gezondigd".

En dan zijn wij allen wetsvexbrekers, onrechtvaardigen, aanranders van het heiligste, het schoonste recht, het recht Gods.

De fcchrift leest hier ons aller vonnis voor. „Een iegelijk die de zonde doet, die doet ook de ongerechtigheid; want, de zonde is de ongerechtigheid."

Hebben we dat vonnis reeds toegestemd?

Hebben we dit wezen 'der zonde, dit wezen onzer zond© reeds erkend?

Zie, dat wil het natuurlijke hart nietj ...He.t; _wil niet „in het recht treden". . ^aüiS^^^

Het wil van dé zonde alles erkennen, öiaar niet, dat Ze de ongerechtigheid is.

Het is ook alleen de genade Gods, die dit den mensch leert; alleen de Heilige Geest, die ons Gods wet en recht zóó doet kennen, dat wij de schoonheid van die wet en de aanbiddelijkheid van dat recht gaan aanschouwen, en wij ons gansche hart en geheel ons leven als strijdig mèt die wet en "ingaande tégen dat recht Gods gaan zien.

En dan vereeningen wij ons met dat recht Gods. Dan gevolen we ons nog wel niet met sat recht verzoend, maar wij zijn er mede vereenigd. Dan zeggen we: „ Gij zijt volmaakt, Gij zijt rechtvaardig, Heer; Uw oordeek rust op de allerveste wetten”.

Dan moge dat recht ons veroordeelen, doch dat recht is dan goed. En dan zien we het wezen onzer zonden. Dan erkennen we: Ja, „de zonde is de ongerchtigheid”.

Zoo iemand aan dat recht Gods geheel vreemd bleef, — bij smeeke toch om Gods genade en den Heiligen Geest. De Heere wil deze aan diegenen geven, die Hem met hartelijke zuchten, zonder op houden daarom bidden, en daarvoor danken.

En zoo iemand in overtuiging van dat recht Gods leeft, en belijden moet: „zonden mijne zonds is de ongerechtigheid”; — hij leze dan wat de apostel op de aanwijzing van het wezen der zonder laat volgen: „En gij weet dat Hij geopendaard is, opdat Hij onze zon wegnemen”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Het wezen der zonde.'

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's