Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenige bezwaren tegen professor Visschers „Paradijs probleem”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenige bezwaren tegen professor Visschers „Paradijs probleem”.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

.Meer dan een maand geleden begonnen wij onze bezwaren tegen het boek van prof. Visscher „Het l'aradijsprobleem" te ontwikkelen.

In onze bespreking van zijn werk onder , .Het Boek van de Week" moesten wij volstaan met enkele passages letterlijk aan te halen, waaronder vele, waartegen wij ernstige bedenking hadden.

Wij deden dit echter niet zonder woorden van waardeeiing er aan toe te voegen.

Het spijt ons zeer, dat prof. Visscher daarover heeft heengelezen,

.\nders zou hij ons niet het gevoelen hebben toegedicht, dal, volgens ons van zijn boek , , noch formeel noch materieel iets deugt".

Wij bleven niet in gebreke, duidelijk aan te wijzen wat in zijn werk' o.i. foirmeel te prijzen was en inzonderheid waarmee wij materieel volkomen instemden.

Daartegenover stelden wij echter, dat de oplossing, welke prof. Visscher bood, ons niet bevredigde en principieel gezien door ons niet kon worden aanvaard.

Aanstonds gaven wij te kennen, dat wij liier-\cnr nader de gronden wenschten aan te vo> 8ren.

])aarmee bleven wij aan onze gewoonte troaw.

Wij hebben ons immer gekant tegen negatieve kritiek.

Deze is, als er geen positieve kritiek op, volgt, vrijwel waardeloos.

Zonder op te bouwen heeft afbreken ge& n zin. - Ms wij dan cok bedenkingen opperen tegen , , Het Paradijsprcbleem" van prof. Visscher, hopen we tevens naar ons vermogen de richting aan te duiden, waaiin een betere oplossing dient te worden gezocht.

Onze „Synode-indrukken" en andere artikelen over aktueele gebeurtenissen waren oorzaak, dat wij het inbrengen van eenige bezwaren tegen professor Visschers , , Paradijsprobleem" van week tot week moesten uitstellen.

Thans hebben wij echter de noodige ruimte gereserveerd om onze bedenkingen naar behooren uit te spreken.

Wij doen dit niet meer in driestrepen, maar in gewone artikelen.

Ten dienste van, onze lezers herhalen wij hier, zij het dan niet steeds met dezelfde woorden, wat wij dienaangaande reeds schreven.

Eén van onze hoofdbezwaren is hierin gelegen, dat zijn uitgangspunt bij het licht van de Gereformeerde belijdenis bezien niet het juiste is.

Hij wil Genesis 2 en 3 verklaren van ait Mozes' milieu. Voor hem is dit de hoofdzaak: wat heeft Mozes bedoeld?

En hoe strikt hij dat opvat, blijkt wel uit deze })assage in zijn boek: „Zelfs gaat het niet aan om het gebruik, dat later doior de heilige schrijvers va-n elementen uit het p^aradijsverhaal werd gemaakt voor geheel andere doeleinden dan de verklaring van Genesis 2 of 3 normatief te stellen voor de exegese dez er h o Oif d-stukken. Immers, de toespelingen do, or g e w ij d e s c h r ij v e r s later eeuwen met IJ e t r e k k i n g tot het p a r a d ij s pir o b 1 e e m gemaakt, worden door hen dui de 1 ij k gebezigd als materiaal vO'Or hunne beeldspraak, maar z e g g e n O' n s a a n g a a n-d e den oc r sp r o nkelij ken zin in het boek Genesis niets. Z ij 1 e e r e n O' n s niet of Mozes met de slang het s 1 a n g e n - b e e s t of satan noemen wilde".

In deze woorden wordt een hermeneutische (uitlegkundige) regel aangegeven, welke "wij krachtens Gereformeerd standpunt nattrukkelijk moeten

\\Taken. Waarop toch komt deze neer? . _

Een voorbeeld verduidelijke dit.

Faulus schrijtt aan Timotheus: Een vrouw .late zich leeren in stilheid, in alle onderdanigheid. Doch ik laat de vrouw niet toe, dat zij leere noch over den man heersche, maar wil dat zij in stilheid zij. Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. En Avdam is niet verleid geworden, maar de vrouw, verleid zijnde, is in overtreding geweest". (1 Tim. 2:11-14).

Hier hebben wij dus te doen met elementen uit het paradijsverhaal, waarvan door een heiligen , - ^chrijver gebruik werd gemaakt.

Volgens den hermeneutischen regel van prof.

Visscher hebben wij dus te vragen: wendt Paulus deze elementen uit het p.aradijsverhaal tot dezelfde doeleinden aan als Mo'zés in Genesis 2 en 3?

Het antwoord kan niet anders dan ontkennend luiden.

Paulus gebruikt deze elementen om de vrouwen haar plichten voor te houden.

Zóó komt het in Gen. 2 en 3 niet voor.

Bijgevolg mag men naar dèn hermeneutischen regel van prof. Visscher 1 Tim. 2:11—14 niet jiormatief stellen voor de exegese van Genesis 2 en 3.

\olgens hem zeggen deze woorden van Paulus omtrent den oorspronkelijken zin van de eerste hoofdstukken in het boek Genesis niets.

En natuurlijk bestaat er geen enkele reden om dezen hermeneutischen regel te beperken tot de eerste hoofdstukken van Genesis,

Trouwens geelt Prof. Visscher dit zelf toe. Men heeft, zoo geeft hij ondubbelzinnig op vele plaatsen in zijn boek te verstaan, steeds in het oog te vatten de bedoeling van de verschillende schrijvers.

Als Petrus yan Bileam zegt: , Maar hij heeft de bestraffing zijner ongerechtigheid gehad, want het jukd ragen de stomme dier, sprekende met menschenstem., heeft des profeten dwaasheid verhinderd" (2 Petr. 2:16), dan wil hij daardoor Avaarschuwen om het loon der ongerechtigheid niet lief te hebben.

Had Mozes met zijn verhaal omtrent Bileam in Numeri 22 dezelfde bedoeling?

Natuurlijk niet. ,

Hij gaï niet anders dan een historische beschrijving.

Dat de ezelin dus met geartik'uleerde woorden, , , met menschenstem" tot Bileam heeft gesproken, mag volgens den bedoelden regel volstrekt niet uit den tweeden brief van Petrus worden vastgesteld.

Hierop zinspeelt misschien prof, Visscher, als hij beweert, dat ook nog in Moizes' dagen mensch en dier zoo gemeenzaam met elkander omgingen, dat er bij het spreken van een dier niet altijd aan, een spreken met hoorbare stem moet worden gedacht.

Dat zulk een hermeneutische regel bij kon.sekwente toepassing op ontwrichting van. de Gereformeerde belijdenis inzake de Schrift moet uitloopen, voelt ieder.

Dr Visscher wil dat natuurlijk niet.

Maai' dan-moet hij inzien, dat die regel niet mag - geliandhaafd.

Hij dient een ander uitgangspunt te kiezen. Betrekkelijk zelden toch kbmt het in de Schrit voor, dat de eene bijbelschrijver iets van een anderen bijbelschrijver citeert met precies dezelfde bedoeling.

Het komt voor.

Het sprekendst wel in den zendbrief van Judas en het tweede hoofdstuk van den tweeden brief van Petrus.

Maar de gevallen, waarin dit niet het geval is zijn talrijker dan die, waarin dit wel zoo is.

En al die teksten, waarin elementen uit vroegere heilige Schriften worden gebraikt, maar niet tof hetzelfde doeleinde worden aangewend, zeggen voor den oorspronkelijken zin dier eerste geschriften niets.

De evangeliën zeggen over den oorsproaikelijken zin der Messiaansche psalmen b.v. niets, tenzij dan wellicht in geval er uitdrukkelijk bijstaat: opdat de Schrift.

Men. ziet, hoever men op dit standpunt zich verwijdert van onze Gereformeerde vaderen, die zich als regel stelden Schrift met Schrift te vergelijken, die bij alle verklaring vroegen naar de a n a 1 o g i a S a c r a e ; S o r i p t u r a e.

Ja, zij spraken zelfs uit: quod in Vetere Testa, mento latet in Novo Testamento patet, d.i. wat in het Oude Testament nog verborgen is, is in het Nieuwe opgeklaard.

Wat was er nu in het Oude Testament verborgen ?

Wat anders dan den diepen zin van wat tchoekgesteld werd?

De volle draagwijdte van den inhoud vaïi het Oude Testament wordt eerst begrepen, door het Nieuwe Testament,

Daarom legde Christus ook uit al wat in het Oude Testament van. Hem geschreven was, beginnende van Mozes en de Profeten. (Luk 24:27).

Eerst door de uitlegging van Christus werd de eigenlijke zin duidelijk. : ^Sft¥

En zou dat alleen van kracht zijn Vöor"hen, die met Christus op aarde rondwandelden?

Zou de zin van het Oude Testament door de Oudtestamentische geloovigen 'met de klaarte van het Nieuwtestamentische licht zijn verstaan?

Dat zal wel niemand durven volhouden.

De vervulling is rijker dan de belofte.

Johannes de Dooper, 'die het Lam zag, dat de zonden der wereld wegneemt, wordt door Christus zelf gesteld boven de Oudtestamentische profeten. Hij is meer dan een profeet.

Daar is, ' het behoeft onder oirs toch eigenlijk geen betoog, een vooirtschrijden van de openbaring. En zou er dan geen voortschrijden zijn geweest bij de openbaringsinstrumenten: de heilige schrijvers ?

Hebben de heilige mannen, wat zij profeteerden, zelf alles ten diepste begrepen? ^

Onze Gereformeerde v-adereir hebben dat steeds ontkend.

Zij deden dat vooral op grond van het karakter der inspiratie.

Bij voorkeur beriepen zij zich op de aanteekening van Johannes bij het woord van Kajafas, dat het nut was, dat één mensch sterve voor hef volk en het geheele volk niet verloren ga: „'En dit zeide hij niet uit zichzelf, maar zijnde hcogepriester in datzelfde jaar, profeteei'de hij)' 'dat'ïezïïs* éfervén' zou voor het volk".

Krachtens Goddelijke inspiratie kan iemand iets zeggen, dat dieper zin heeft, dan hijzelf vermoedt.

WaL nu de Schriftinspiratie aangaat, kan er in zekeren zin onderscheid gemaakt tusschen de bedoeling van den schrijver en de bedoeling van den Heiligen Geest,

In zekeren zin!

Want het zal ons niet gelukken om precies uit te maken wat de bedoeling van den schrijver was in onderscheiding van de bedoeling des Geesties.

Men neme , de bange klacht van David in den 22sten psalm: Mijn God! Mijn God! waarom-hebt Gij mij verlaten?

Inlioever was David er zich van bewust, dat hij die klacht slaakte als profotypie van den Christus?

Dat te analyseeren gaat boven onze kracht.

In verreweg de meeste gevallen kunnen wij de bedoeling van den schrijver niet recht kennen.

Immers, om de bedoeling van den schrijver te kennen, zal men toch zeker ook eenigszins den schrijver zelf moeten kennen.

En van hoeveel, boeken van het Oude Testament zijn de schrijvers niet onbekend?

Men zal ook eenigszins dienen te kenne]|a^^ tijd, waarin zij leefden. ^^^^;

M'aar hoe dikwijls ontbreekt in de heilige boe keri niet elke tijdaanwijzing.

Voor prof. Visscher behoiort men inzonderheid het milieu, waarin zij leefden, te kennen.

Doch als de schrijver onbekend is en de tijd onbekend, zal men toch zeker ook niet veel te weten kunnen komen aangaande het milieu.

Indien wij dan ook in de eerste plaats te maken hadden met de bedoeling van den schrij-V e ]• — zooals prof. Visscher wil — dan zou het er voor hen, die d e S o h r i f t e n_ o n cl e r-zoeken, treurig uitzien.

Dan zou het grootste deel der Schrift voor ons een gesloten boek blijven.

Dan zouden wij ons te buiten, gaan aan gissingen en hypotheses en wat prof. Visscher toepast op> het paradijsverhaal, zouden wij in toepassing moeten brengen op, heel de Schrift.

'De Schrift zou dan eerst recht wankel kommen te staan.

Gelukkig, dat God dit niet als voorwaarde voor het verstaan der Schrift heeft gesteld.

Wij hebben vóór alles te vragen naar de bedoeling-des Geestes.

De bedoeling der schrijvers komt eerst in de tweede plaats.

En wanneer wij omtrent de bedoeling der schrijvers niets kunnen te weten komen, is dat voor , ons geloof niet zoo erg.

Immers, de bedoeling van den Geest biedt ons den eigen 1 ijk'en zin.

Wij spreken liever van „eigenlijken", dan van „oorspronkelijken" zin.

Want uit „oiorspronkelijken" zin zou men kunnen afleiden, dat een Schriftdeel eerst iets anders had beteekend en dat daaraan later een nieuwe beteekenis werd geschonken.

Neen, de zin der Schrift blijft zich altijd gelijk. Die verandert niet, omdat de Heilige Geest niet verandert.

Het is dan ook niet een uitvinding van cle Neo-Gereformeerden, gelijk men ons smadelijk' noemt, maar het was reeds bij onze Gereformeerde theologen uit den bloeitijd in zwang om den Heiligen Geest te noemen den A u c t oi r p r i m a r i u s, d.w.z. de Eerste Auteur van 'de Schrift.

Aan Zijn bedoeling is de bedoeling der schrijvers geheel en al ondergeschikt.

Hij gebruikte de schrijvers als instrumenten, nader: als levende instrumenten.

Hij stelde heel hun persoonlijkheid, ook hun taal, hun bewustzijn, hun' uitdrukkingswijze in Zijn dienst.

Maar daarmee is niet gezegd, dat hun bewustzijn het geïnspireerde op het oogenblik, dat zij schreven, ook geheel omvatte.

Het moet van te voren al worden • afgewezen, dat hun bewustzijn de bedoeling des Heiligen Geestes geheel zou uitputten.

Volledig uitwerken kunnen wij dit hier niet. Dan zouden onze artikelen te breedg^|^; tei talrijk worden.

Er zal naar wij hopen, zich wel een gelegenheid voordoen, waarbij dit beter kan geschieden.

Zooveel is echter duidelijk', dat wat - voor .ons de grootste waarde heeft niet is d© bedoeling van den schrijver, maar de bedoeling van den Heiligen Geest.

Daaiin ligt mede het onderscheid gegeven tusschen den modernist en menig ethische eenerzijds en den Gereformeerde anderzijds.

Men raadplege slechts de verklaringen van mannen als prof. Böhl, prof. de Zwaan e.a. in „Tekst en Uitleg".

Zij gaan hiervan uit: wat bedoelt Mazes? Wat Lukas ?

En wij betrearen het dan ook ten zeerste, dat een man als prof. Visscher, wiens naam ook in onze kringen zulk een goeden klank heeft, zich op dit punt — naar wij gaarne aannemen onbewust - - aan hun zijde schaart en daarmee — ook

weer onbewüsL — tegen aè GèrëïoTmeerdê belijdenis inzake de Sdirift positie lieeift geko-zen.

Hij let meer — om in de terminologie van Kuyper te spreken — op den menschelijfcen, dan op den Goddelijken , , factor".

Hij ontkent den laatsten volstrekt niet, maar bij de proeve van oplossing van het Paradijsprobleem laat hij dien toch achter den eersten schuilgaan.

Doch wanneer het ons dan bovenal om de bedoeling des Geestes te doen is, bewegen wij ons daarmee niet op de lijn van de ziekelijke mystieken, die een waarheid zoieken achter de waarheid?

Dat zou zoo zijnf wanneer wijz'elf gingen beslissen, wat bij een zeker Schriftgedeelte de bedoeling des Geestes was.

Maar dat doen wij Juist niet.

Hier brengen wij weer een anderen Gereformeerden regel in toepassing, n.l. dat de Schrift bezit de faoultas se ipsam interprètandi, d.w.z. dat de Schiift zichzelf uitlegt.

Of wil men, dat de Geest in de Schrift zelf leert, welke Zijn bedoeling is.

Om de bedoeling des Geestes te kennen is noodig, dat wij geen enkel Schriftdeel rukken uit het Schriftgeheel, dat wij een bepaalde plaats ver-• klaren naar de doodoopende lijn van de Schrift (secundum analogiam fidei) en vervolgens haar vergelijken met overeenkomstige plaatsen in de Schrift (secundum analogiam Sacirae Scripturae).

Dat is stellig geen geinakkelijk werk.

.Men mag om maar eens iets te noemen, niet vergeten, dat een woord bij den eenen schrijver een andere beteekehis kan dragen dan bij den anderen, .men heeft te rekenen met het taaieigen van iederen schrijver en nog veel meer.

.Maar dat alles moet uit de Schrift zelf worden afgeleid.

Wij mogen niet met onze voorstellingen tot de Schrift komen, maar hebben eerbiedig te luisteren naar wat de Geest door de Schrift tot de gemeente zegl.

i)us niet wat M o> z e s . misschien bedoeld heeft of J e s a j a, maar wat de Geest zegt.

Natuurlijk behoeven uitdrukkingen als: „Mo-zes verhaalt" en „Jesaja leert" niet. vermeden to worden.

De Schrift zelf gaat er ons in voor om zulke Icrmen te bezigen.

Maar dan hebben deze, steeds de Jjeteekenis van: de Heilige Geest zegt door Mozes, door Jesaja.

De verhouding van 'Werk'meester en 'instrument mag hierbij niet uit het oog verloren.

Wc kunnen den mehschelijken , , factor" volle recht laten wedervaren, wanneer wij dien maar niet als gelijkwaardig voorstellen met den Goddelijken „factor".

• Irof. Visscher maakt de opmerking: „De echte Gereformeerde theologen waren tegenstanders van de Coccejaansche methode, die met een beroep ü|) den boven de Schrijvers uitgaanden zin van alles alles maken konden" en wil ons daa.rmee in den Coccejaanschen hoek duwen.

Hij geeft hier echter noch het gevoelen van de echt Gereformeerde theologen noch dat van de Cüccejanen juist weer.

De Coccejanen zochten hun genoegen in het allegoriseeren van de Schrift. Zij stelden zich niet tevreden met den „letterlijken" zin. Maar de letterlijke zin mag niet vereenzelvigd worden met een „l)oven de Schrijvers uitgaanden zin". Dat maakt prof. Visscher ervan. In den „letteflijken" zin. vinden wij juist de bedoeling des Geestes.

Moeilijk kunnen , wij gelooven, dat prof. Visscher het in den grond der zaak hierover niet met ons eens' zou zijn.

Hij liet zich slechts door het ontdekkersgevoel van een nieuwe oplossing voor het Paradijsprobleem te zien, op een zijpad verlokken.

Maar hij is in de kern te Gereformeerd om daarop lang te toeven.

-^ Het proces om kerkelijke goefleren te Tienhaven.

Do Officier van Justitie heeft dan uitspraak gedaan over het eigendomsrecht op de pastorie te Tienhoven, waarvan de schismatieke kerk daar ter plaatse nog altijd gebruik maakt.

Zijn konklusie was in het nadeel van de schismatieke groep.

Om meer dan een reden zijn de gronden, welke hij aanvoert, merkwaardig.

Hij eerbiedigt ten volle de autonomie van de kerk. Over het feit of er strijd is met het Woord Clods mag de Kerk alleen haar meening uitspreken, üe Rechter is dan alleen kompetent een beslissing te nemen, wanneer de Kerk in strijd komt met het algemeen belang, de wet of de openbare orde. Maar in het interne leven der Kerk mag hij niet ingrijpen.

J'iit komt het standpunt, door ons in betrekking tot de verhouding van Kerk en Staat ingenomen, tamelijk dichtbij.

Voorts is vollcomen ad rem de opmerking, dat aan de samenstelling vtm de Synode van Assen ook de kerk van Tienhoven heeft meegewerkt.

Daarom kan de schismatieke groep geen recht op de goederen, welke aan deze Kerk behooren, 'l"('n gelden.

Natuurlijk is hiermee de argumentenvoorraad nog niet uitgeput.

Toch zijn wé' dankiiaar vóör dez'e konklusies.

Vermoedelijk zal de Rechtbank zich wel in denzelfden geest uitspreken.

Dat beteekent, op zichzelf nog niet, dat daarmee het proces ten einde is.

De weg tot hooger beroep staat nog open.

]\laar aanvankelijk heeft het recht toich al een overwinning behaald.

HEPP.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1928

De Reformatie | 6 Pagina's

Eenige bezwaren tegen professor Visschers „Paradijs probleem”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1928

De Reformatie | 6 Pagina's