Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nederianders in Amerika. Eerste deel, door J]r J. van Hinte. P. Noordhoff - Groningen, 1928.

Een dissertatie als „boek van de week"?

De vraag is gerechtvaardigd.

Proefschriften behooren tot het genre van litteratuur, dat berucht is om zijn taaiheid. Heeft vaklitteratuur voor den oningewijde zelden iets aantrekkelijks, een dissertatie heeft gewoonlijk de eigenschap de ondeugden van de deugden dier littera.tuur in sterk vergroote afmetingen uit te stallen. Gevolg daarvan is, dat slechts een zeer beperkte, kring zich voor dit soort geschriften interesseert en ze dan liefst niet koopt, maar op het cadeau krijgen ervan spekuleert.

Een ander gevolg is, dat ook zulke dissertaties, die — bij uitzondering — voor een breeder publiek genietbaar zijn, veelal onverkocht blijven tot financieele schade van den jongen doctor, maar tot kultureele schade van menig ontwikkelde.

De dissertatie van Dr van Hinte echter wijkt zoo wat in alle opzichten van een gewone dissertatie af.

Daarom durf ik haar in deze rubriek gerust te „schouwen".

Want voor alle lezers, die belang stellen in wat hun landgenooten in Amerika wedervaren is — en dat zullen er ongetwijfeld vele zijn — is dit boek een bespreking waard.

Ik zeide, dat het schier in alles van een gewone dissertatie afwijkt.

Dat begint al met den omslag.

Tot heden toe kwam mij geen proefschrift onder de oogen, dat aan de buitenzijde was geïllustreerd.

Hier ziet men echter een symbolische voorstelling in simplistische lijnen gehouden van emigranten, die in het land der sterren en strepen een nieuwen dageraad voor zich zien opgaan.

Proefschriften, waarin eein enkel portret, statistieken of landkaarten voorkomen zijn er wel meer, maar dat deze op zoo groote schaal zijn aangebracht als hier het geval is, is zeker een zeldzaamheid, zoo niet „ein noch nie dagewesenes".

Zoo vindt men hierin een keurigen fotografischen afdruk van een oud dokument, dat een plattegrond van Pella biedt, die (zooals de schrijver zegt) „tevens de mentaliteit van den stichter (Ds H. P. Scholtej weergeeft".

Ook het „Woord vooraf", dat in den regel slechts de gebruikelijke dankbetuigingen inhoudt, heeft bij dezen schrijver iets singuliers.

Behalve dank aan een respektabeler reeks van. personen dan bij mijn weten ooit een dissertatie vermeldde, deelt hij ook een standje uit en wel een standje, zij het dan in fijnen vorm aan het gemeentebestuur van Amsterdam. Het luidt: „Zoowel de gesprekken als de brieven deden steeds levendiger de wensch in mij ontstaan om zelf Amerika en de Nederlandsche Kolonies aldaar te gaan bezoeken. Hoe gaarne had ik daarom Amsterdams stadsbestuur willen danken voor zijn breed gebaar en ruim paedagogisch inzicht om mij daartoe geheel buiten bezwaar van de gemeentelijke financiën op mijn verzoek een jaar studieverlof toe te staan. Het heeft niet zoo mogen zijn. Het bestuur meende mij dit verlof te moeten weigeren en heb ik mijn verblijf in de Vereenigde Staten daardoor tot een zomervacantie (1921) moeten beperken. Voor menige uitnoodiging tot een langer

verblijf bij ver.schillende Nederlandsch-Amerikaansche familie'si heb ik daardoor moeten bedanken".

Het is wel jammer, dat het stadsbestuur van 1921 dit standje niet meer in ontvangst kan nemen. De meeste leden daarvan en inzonderheid de wethouder van onderwijs, op wien natuurlijk in dit geval de volle verantwoording drukte, zijn sinds afgetreden. Anders zouden zij bij het vkichtige doorbladeren zelfs van deze studie zich wel wat beschaamd voelen. Het is uiterst kortzichtig om het verzoek van iemand met zulke talenten en zulk een ambitie voor zijn onderwerp eenvoudig van de hand te wijzen. Dan konden beter vele ambtenaarlijke reizen naar het buitenland, welke de stad op een hoop geld komen te staan achterwege blijven.

Maar aan het boek zelf kan men het niet merken, dat de auteur slechts enkele maanden in Amerika heeft vertoefd. Het is de vraag of zelfs iemand in Amerika zulk een veelomvattende en diepindringende kennis van de volksplant'ngen in Amerika bezit. Althans kwam dit in geschrifte niet uit. Indertijd hebben we Miss Pieters' „A Dutch settlement" in ons hlad geprezen en aangeprezen, ook Van Eycks „Landmarks" besproken. Maar het werk van Dr van Hinte stelt dit alles ver in de schaduw. Ik wenschte wel, dat ik vóór mijn eerste reis naar Amerika dit boek had kunnen doorwerken. Hoe zou ik de toestanden onder de Nederlandsche Amerikanen beter hebben begrepen! De vergelijking, welke de schrijver telkens maakt tusschen de kolonisatie in Holland, Pella, Wiscounsin, enz., verklaart mij veel, wat mij toen als raadselachtig opviel. En waar er steeds meerderen naar Amerika, reizen — een reis over den oceaan wordt ook voor hokvaste Nederlanders steeds meqr een uitstapje, dat alleen meer geld kost dan een vacantietochtje naar Zwitserland — kan ik het hun aanbevelen deze dissertatie vooraf te lezen én mee te nemen. Zij is minder droog dan een Baedeker en oriënteert op punten, waar reisboeken noodzakelijkerwijs in gebreke moeten blijven.

Velen, die familie in Amerika hebben, zullen hun naam hier vermeld vinden. Het boek wemelt van namen als van Peyma, Beukma, van der Meulen. Hulst, Oslinga, Van der Kemp, de Vree, Ooi berg, Jonk, Wassenaar, Halma, Noord tzij, de Bildt, Cappon, Wabeke, Smiülegange, Van de Luyster, Landegendt en nog honderde, misschien wel duizend andere. Van menigeen hunner worden ook de lotgevallen meegedeeld. De trek uit Friesland, Groningen, Gelderland, Zeeland en andere provin-°ciën wordt hier met allerlei bijzonderheden beschreven. Het zou mij niet verwonderen, dat iemand, die wil weten wat er van zijn oude kennissen, die naar Amerika togen vóór 1895 geworden is, in deze dissertatie de gewenschte inlichtingen ontvangt. Familiepapieren, oude kranten, zeldzame brochures, dit alles is door Dr van Hinte geraadpleegd. Vluchtige telling van de aanteekeningen, welke in dit boek voorkomen, bracht jnij tot het enorme getal van 1492.

Men zal dan ook wel begrepen hebben, dat dit niet de arbeid is van een beginneling, maar van iemand, die een voornaam stuk leven daaraan heeft gewijd. Dat verhoogt de waarde van zijn boek vanzelf ongemeen. Hier is een autoriteit aan het woord.

En hoewel hij zelf geen Calvinist is, toont hij toch voor het Calvinisme hooge waardeering. Hij laat de godsdienstige motieven bij hen, die Van Kaalte, Scholte en anderen volgden, alle recht wedervaren. In dit verband geeft hij een korte beschrijving van de Scheiding van 1834, waarin hij met de vervolgden blijkt mee te voelen en de onverdraagzaamheid van het liberalisme dief dagen striemt. Daaruit leide men echter niet af, dat hij enkel religieuse faktoren bij de emigratie in dien tijd zou aannemen. Steeds treft weer de voorname objektiviteit, welke deze geschiedschrijver aan den dag legt. Hij drijft die echter niet zóó ver, dat hij niet tusschen uitgesproken meeningen zou durven kiezen. Zoo tikt hij prof. Eekhof even op de vingers, wanneer deze ergens de Gereformeerde Kerken in. ons vaderland vcór 1816 de Hervormde Kerk heet. Ook erkent hij niet, dat de vereeniging van de Dutch Reformed Church met de Kerk van „Van Kaalte" informeel en onwettig zou zijn geweest. De scheiding van 1857 beziet hij vooral in het licht van het Amerikanisatie-proces.

Met dezelfde gemakkelijkheid waarmee hij over kerkelijke en kerkrechtelijke kwesties schrijft, handelt hij ook over bodem en klimaat. In deze trekt hij interessante vergelijkingen tusschen de oude wereld, welke de emigranten verlieten en de nieuwe, waar zij den strijd om het bestaan aanbonden. Wie over landverhuizing denkt, kan met ervaringen hier beschreven, zijn winst doen.

Blijkens den ondertitel „Een studie over landverhuizers en volkplanters in de igde en 20ste eeuw in de Vereenigde Staten van Amerika" vallen de stichting van Nieuw-Amsterdam en de daarop gevolgde vestigingen van Nederlanders in Amerika, buiten het bestek van deze studie. En toch wordt hiervan een overzicht geboden, dat beter oriënteert, dan menig boek, dat speciaal hieraan werd gewijd. Trouwens, de schrijver bezit niet de gave zich ergens van af te maken. Hij ruimt hiervoor niet minder dan 80 bladzijden verdeeld over 3 hoofdstukken: I. De eerste landverhuizers en volk­ lanters. Hoe Amerika een land van belofte word. I. Waarom het aantal Amerikagangers in de 17e n 18e eeuw gering is gebleven. III. Wat er van den oud-Nederlandschen tak geworden is. De konklusie, waartoe hij komt, is de vermelding waard. ij ontdekt bij het nageslacht van deze oude Nederlanders wel een liefde voor Nederland, maar voor het Nederland, der 17e eeuw. O.m. beroept hij zich daarvoor op een uitspraak van den bekenden Henry van Dijke: „wij verheugen er ons in, dat ons bloed afkomstig is van de Vereenigde Nederlanden in de dagen van hun schitterende glorie en hun grootste kracht". Op het Nederland en de Nederlanders van tegenwoordig zien zij uit de hoogte eer. Die zijn alleen van Adamswege nog zoo'n beetje in de familie. De „Holland Society" bepaalt, dat alleen hd kan zijn afstammelingen in de rechte mannelijke linie van een Nederlander, die een ingeborene of inwoner was van New-York of de Amerikaanscbe Kolonies vóór het jaar 1675, mits van aanzienlijke maatschappelijke standing. Hun oude Hollandsche afkomst beschouwen zij als hun adelbrief. Hun achterachterneven, die na 1678 naar Amerika zijn overgestoken beschouwen zij min of meer als plebejers. De latere nederzettingen hebben noch het stambewustzijn noch de taal bij de afstammelingen van die oude Nederlanders kunnen redden. „Van een verjonging van het oude Nederlandsch schijnt weinig of geen sprake te zijn, hoe krachtig ook het jong-Nederlandsche element zich heeft getoond, ja bewezen heeft te zijn van het allerbeste ras", (bl. 78).

Daarop volgen dan 12 hoofdstukken, welke de geschiedenis van de Nederlandsche kolonisatie beschrijven tot plus minus 1895. Dit jaartal heeft alzoo slechs benaderende limitatieve beteekenis. Men kan verwachten, dat verschijnselen, welke reeds vóór dat jaar zich afteekenden, maar nog niet genoegzame afgrenzing toonden, in het tweede deel zullen worden besproken.

Een saamvatting van deze hoofdstukken is niet te geven. Daarvoor zijn de détails te overstelpend. En al zou dat op gevaar van generalisatie nog te overwinnen zijn, zoo zijn deze hoofdstukken te zeer afhankelijk van wat er in het tweede deel zal volgen, dan dat nu reeds een volledig oordeel mogelijk zou zijn. Moge dat vervolg spoedig het licht zien. Daarmee zoia Dr van Hinte èn de Nederlanders in Amerika, die hun afstamming nog niet zijn vergeten en de Nederlanders hier, die hun stamgenooten, die van hen gingen, nog niet zijn vergeten, sterk aan zich verplichten. Vooral ook onze Gereformeerden hebben hierbij belang, want zij stonden aan Amerika van hun uitnemendste zonen en dochteren af. Het liberalisme te onzent heeft doen gelooven, dat wie naar Amerika trok; meestal iets op zijn kerfstok had. Dit boek geeft daarvan een schitterende weerlegging. Het zuivert ook onze emigranten van blaam. Het vervult u met eerbied voor hun geloofsmoed en geloofsvolharding. En die eerbied wordt liefde tot hun nazaten.

De geschiedenis der kolonisatie wordt onder de bewerking van dezen auteur in menig opzicht tot een heldengeschiedenis, al is hij veel te nuchter voor heldenvereering. Daarenboven heeft ds auteur een scherp oog voor gebreken. En — indieii wij ons in deze rubriek niet van détailkritiek onthielden — wij vragen soms of hij hier en daar geen gebreken schept. Heeft hij b.v. de „scheurziekte" niet al te epidemisch gemaakt?

Ik memoreerde het reeds, dat de schrijver het Calvinisme weet te waardeeren. Dat het Calvinisme van huis uit militant is, zal niemand .ontkennen. Maar Dr van Hinte accentueert m.i. dat militante al te sterk. Het irenische in het Calvinisme verliest hij zoo goed als geheel uit het oog.

Nog een opmerking van algemeenen aard. Dr van Hinte noemt het Calvinisme aristokratisch als gevolg van zijn praedestinatieleer. Toch kan ik het hiermee niet eens zijn. De grondtrek van het Calvinisme is onmiskenbaar demokratisch. Doch het goede in het aristokrattsche, de edele verschijning, maakt het zich stellig ook eigen. Dat is een blijk te meer van het harmonische in het Calvinisme. Overigens mag het demokratische niet vereenzelvigd' worden met het kenmerkende van de demokratische partij in de .Vereenigde Staten.

Uit deze dissertatie 'is — gelukkig! — .geen roman gegroeid.

Toch laat zij zich smakelijk lezen, wanneer men over wat jaartallen en namen heenleest. Dan is zij door breeden kring te genieten. Anekdote en humor worden hier niet versmaad. Er zit een voldoende hoeveelheid kruiden in.

Dit werk zal na zijn voltooi'i'ng voor langen tijd, indien niet voor altijd, het standaardwerk over dit onderwerp blijven.

HEPP.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1928

De Reformatie | 8 Pagina's