Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de Donaulanden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de Donaulanden.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI.

Debreczin. II.

Wat is er niet vormelijk, maar inderdaad van het Calvinisme in deze stad overgebleven?

Als men 's Zondagsmorgens naar de kerk ^aat, is men geneigd te zuchten: hoe Is het goud verdonkerd!

De meeste, zoo niet alle .winkels zijn geopend.

In Budapest treft dit u minder. Dat is niet overwegend Gereformeerd. Maar Debreczin wel.

Er kwam nog iets bij, dat dien ongunstigen indruk versterkte.

Op dien Zondag was het juist jaarmarkt. En naar ik vernam p.emen ook Gereformeerden daaraan deel. In de kerken moet dat in den regel goed zijn te zien.

En als men dan bedenkt, dat hier superintendent Mehus gewoond en gewerkt heeft, de kloeke Calvinist en de onversaagde bestrijder van het Unitarisme, hoe hier in 1567 de Ijeroemde Synode gehouden is, die met onze Dordtsche Synode wordt vergeleken, waarop de Heidelbergsche Catechismus en de tweede Helvetische Confessie als belijdenisschriften werden aanvaard, dan zou het u een oogenblik droef te moede kannen worden.

Want wat wij hierboven noemden zijn als symptomen te beschouwen. Het staat niet op zichzelf. Het zijn staaltjes van de heele levenspraktijk. Het Calvinistische leven is ingezonken. Wereldgelijkvormigheid heeft de Gereformeerden aangetast. De Gereform.eerde Kerk is er volkskerk. niet in den ideëel en, maar in treurig reëelen zin.

Toch verliet ik Debreczin niet pessimistisch, maar optimistisch.

Want de gesprekken, welke ik er mocht aanhooren en voeren yaren alleszins bemoedigend.

Naar ik meen is er ook hier iets in aantocht.

Naar ik meen is er ook hier iets in aantocht. Er is — bij hoevelen kan ik niet beoordeelen — een begeerte om weer Calvinist te zijn. •

Maar hel zal een geweldige inspanning vragen.

Of er sterke tegenstand-zal worden geboden, dient afgewacht.

Dit zou weleens zeer kunnen meevallen.

De traagheid, de sleur zal hier misschien geduchter vijand blijken dan verklaarde vijandschap.

En dan onkimde.

Ik voelde het vooral in Debreczin zoo sterk, dat Gereformeerd Nederland de hand niet van Hongarije mag aftrekken.

Men küstert er zoo gaarne naar principiëele taal.

Ge kunt het op de gezichten lezen, dat er zoo al niet honger, dan toch levendige trek naar de Gereformeerde waarheid is.

Of zouden die teekenen van sympathie en instemming alleen als hoffelijkheid jegens den vreemdeling, vooral den Hollander moeten worden uitgelegd ?

Ik kan niet ontkennen, dat twijfel even boven komt.

H.ier te lande wordt zoo vaak gezegd: de Hongare.n ontvangen u geestdriftig, maar de boodschap, welke gij brengt, is zoo weer vergeten.

Soms wordt er dan ook geoordeeld, dat al die bezoeken aan Hongarije weinig uitwerken.

Ik heb echter reden om van een tegenovergesteld gevoelen te zijn.

Ik zou haast zeggen: ik heb het bewijs in handen.

Onlangs bevatte het „Kerkblad van de Gereformeerde Kerken in Nederlandsch-Indië" een fragment uit een particuliere korrespondentie van prof. Kallay met een broeder in Semarang. Een brief dus niet voor publikatie bestemd en waarvan door den. afzender niet vermoed kon worden, dat die mij onder de oogen izou komen. Daarin wor^t van mijn bezoek o.m. meegedeeld: „Hij werd zeer vriendelijk ontvangen door bisschop Baltazar, die de voorzitter onzer Synode en een zeer gezien leidsman in .ons land is. Prof. Hepp preekte in de z.g. Groote Kerk, die tot aaii den nok vol was. Hij had dus ongeveer 8000 menschen voor zich. De preek... Na de preek werd hij opeens door'tientallen Hongaarsche kinderen omringd, die allen bij hem naar hun pleegouders wilden informeeren, alsof dat maar zoo eenvoudig was. Het was aandoenlijk toen een van hen, een meisje van de Normaalschool, in 't HoUandsch hem en in hem de pleegouders bedankte, 's Middags om zes uur sprak de Prof. in een ander kerkgebouw voor een groot en intelligent publiek over de wereldroeping van het Calvinisme. Deze voordracht, die met den oproep tot het sluiten van een Calvinistischen wereldbond eindigde, maakte ook een diepen indruk. Ik hoor nog steeds van toonaangevende menschen, dat ze heel veel van deze lezing geprofiteerd hebben. Daar waren den Prof. ook kleine verrassingen bereid. Een meisjesstudent, die vroeger met de kinderactie in Leiden studeerde, heeft Prof. Hepp met een HoUandsch gedicht begroet. Verder heeft een Theologisch student, die beroemd is vanwege zijn. stem, het Wilhelmus hem toegezongen in het HoUandsch".

Dit stukje, dat een. paar van de vele hartelijke attenties opsomt, welke men' mij daar bewees en waaraan ik m.et echt genot nog dikwijls terugdenk, stemt mij het dankbaarst door de vermelding, dat er over mijn lezing nog lang daarna wordt gesproken. Natuurlijk is het mij persoonlijk aangenaam, dat mijn kort bezoek misschien toch eenige vrucht afwierp. Maar vooral zou ik hiervan een toepassing 'op anderen willen maken. Vielen, die Hongarije bezochten, hebben daar gesproken. Het is mogelijk, dat geen „Kerkblad van Nederlandsch-Indië" hun ongezocht iets van de uitwerking van hun woord verraadde. Toch geloof ik, dat er meer van is achtergebleven dan zij hebben gemerkt.

Ik houd het er dan ook voor, dat voeling houden met de broeders in Hongarije, dat het bezoeken van de centra en het opwekken om de eeuwige waarheden van Gods Woord, gelijk ze door het Calvinisme zijn beleden, vast te houden, te bestudeeren, sterk moet worden aangemoed'gd. Maar ik zou er dezen wenk aan willen toevoegen: men ga er met een roeping, met een boodschap heen. Men gevoele, dat het Hongaarsche Calvinisme geestelijken steun noodig tieeft eti' men reifce diBn om Jezus' wil.

Eigenlijk moesten wij voor Hongarije meer kunnen doen en meer kunnen zijn.

Het ging mij aan mijn hart, dat ik in Hongarije en met name te Debreczin niet meer kon geven.

De zaak van hét Hongaarsche Calvinisme mag ons niet met rust laten.

Prof. Kallay sprak mij over het verlangen van eenige studenten om naar Nederland te komen en te studeeren aan de Theol. school of aan de Vrije.

Evenzeer als prof. Sebestyén koestert hij daarvan hooge verwa, chtingen.

Al vergeet ik onze eigen behoeften niet, zoo kon in dit opzicht toch veel en veel meer door ons worden gedaan.

Te Debreczin — het spijt mij nog altijd — kon ik wegens den beperkten tijd met de studenten niet in nauwer kontakt treden. Wel maakte ik met verschillende hoogleeraren en predikanten kennis, dank zij ook de gastvrijheid van Prof. Lenz.

Zoo behoorden de dagen daar doorgebracht al te spoedig tot het verleden.

HEPP.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

In de Donaulanden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1928

De Reformatie | 8 Pagina's