Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

De laatste tijden brachten ons verschillende min of meer ontstellende artikelen inzake de in Exodus vervatte historische gegevens, gelijk deze door dr N. D. v. Leeuwen worden bezien. We gaven hier enkele coiapures uit deze artikelen.

Als tegenhanger geef ik hier een gedeelte uit een artikel van ds J. Domma, Britsum, die, gelijk men weet, in „Groningschc Kerkbode", leerrijke citaten geeft uit een vroeger dictaat van prof. Bavinck, tegenover NiebergaE door ds Douma in herinnering gebracht. Uit het laatste artikel knip ik:

Over don duur van Israels verblijf in Egypte handelt prof. Bavinck breedvoerig. Zijn conclusie is, dat Israël de 430 jaren, waarvan de Schrift melding maakt, in Egypte vertoefd heeft. De opvatting als zou moeten geteld worden vanaf Abraham tot de uittocht, zoodat Israël feitelijk maar 215 jaar in Egypte zou geweest zijn, acht hij door groote bezwaren gedrukt. Reeds de ontzaglijke vermeerdering van Israël, van enkele tientallen tot een volk van plm. 2.000.000 zielen, eischt langere periode.

Over M oze s' geboorte, opvoeding en roeping bevat het dictaat ook goede dingen. Het wijst er op, dat Mozes geboren werd in tijden van bui-

tengewonen druk. Aan Farao's hof opgevoed, ontving hij een uitnemende voorbereiding voor zijn lateren arbeid als wetgever, leider en richter. Ondanks zijn opvoeding Israëliet gebleven, mengt hij zich haastig en hartstochtelijk in den strijd tussohen een Egyptenaar en een zoon Israels en daags daarop in dien tusschen twee Israëlieten. Hierin bewijst hij zijn trouw hart, maar van zijn optreden ondervond hij slechts teleurstelling. Vervolgd door Farao en uitgeworpen •door zijn volk komt hij in Midian, waar afstammelingen van Abraham en Ketura, woonden, die den Semitischen hoofdgod El vereerden, zooals uit den priesternaam Rehuël, d. i. vriend van El, blijkt. Dat verblijf in Midian is voor zijn vorming van de grootste beteekenis geweest. In Egypte had hij zichzelf opgeworpen en stond hij in eigen kracht, in de woestijn moest hij ootmoed, geduld, wachten, zelfverloochening leeren.

Na veertig jaren verblijf in Midian komt bij den berg Horeb de roeping Gods tot hem. Opmerkelijk is, dat de berg hier „berg Gods" wordt genoemd. Sommigen meenen, dat de berg Horeb reeds van vroeger als heilig bekend stond, waarvan echter alle bewijs. ontbreekt. Aan dezen berg dan verschijnt in het brandende braambosch de Heere, bepaaldelijk „de Engel des Heoren", die zich hier bekend maakt als Jehovah, de onveranderlijk zijnde, de God van trouw. Merkwaardig is, dat God nu een boodschap heeft voor heel het volk. Vroeger was God de God van Abraham, van Izaak, van Jakob, telkens individueel. Nu komt God tot een gansch volk. In verband daarmee verandert Gods methode ook. Nu moet er een Middelaar komen. Mozes is de Middelaar des Ouden Verbonds.

Veel bezwaren brengt Mozes in, maar eindelijk' gehoorzaamt hij en, vergezeld van Aaron die hem onderweg tegengekomen was, verschijnt hij voor Farao, allereerst met het verzoek om Israël drie dagen in de woestijn te laten gaan, opda^t het den Heere offere. 'Heelemaal ten onrechte wordt dit verzoek' voorgesteld als bedrog'. Het was een billijk verzoek. Hadden, naar men zegt, de Egyptenaren zelf niet tusschen Suez en Sinai een gebergte, waar zij menigvuldige otleranden brachten? Bovendien, was Israël ook , niet van huis uit een vrij volk? Maar Farao bond met bewustheid den strijd aan tegen den God van Israël, waarmee het droeve zielsproces zijner verharding! begint. Tien malen wordt de verharding aan God, tien malen aan Farao toegeschreven. Ze is een daad Gods, Hij heeft ze gewild, maar zij komt in den weg van Farao's eigen, schuldige zelfvcrstofcking. Op de meest heilige manier, door voortgaande openbaring van Zijn macht en deugden, door overmaat van goedheid heeft God in dezen Zijn raad volvoerd.

Telkens immers nam God een plaag weer weg, als Farao zich vernederde. Eerst zond God over Egypte landplagen, opdat Farao en de Egyptenaren de grootheid Gods boven de goden dos lands zouden verstaan. Alle elementen der natuur, aarde, water, lucht, evenals de dierenwereld, de terreinen van Egypte's goden komen onder den vloek van Israels God. En eindelijk, als Farao nog zijn hart verhardt, zendt God do laatste plaag en doodt Hij, Egypte's eerstgebo-, renen, die speciaal aan de goden waren gewijd. Deze plaag droeg heelemaal het karakter van gericlit en liet met geen mogelijkheid zich als de vorige negen nog uit natuurlijke oorzaken verklaren. Eerst dan is Pharao's tegenstand gebroken en geeft hij Israël verlol om uit te trekken. Echter, nogmaals veranderd, jaagt hij Israël na en vindt met ziijn leger in de Hoode Zee zijn ondergang.

Een Gereformeerde als Bavinck ppreekt toch nog anders dan Niebergall!

De ellende van de „afirek-meihode".

Irr „De Stroom" (vrijzinnig) schrijft A. M. L. Frevel over „Het liberale Jezusbeeld". Het artikel is merkwaardig om zijn radicale eerlijkheid; het noemt de dingen bij den naam. Vandaar dan ook — ziilk een verschijnsel is heel gewoon — dat een gereformeerde er veel goeds in vindt, inzooverre n.l. als het een afwijzing bevat van midden-standpunt-menschen, die de orthodoxe geit en de vrijzinnige kool samen willen sparen. De wereld is tegenwoordig overbevolkt van zulke spaarders.

Onder lezers voorgelegd: dit licht bezien, worde volgend citaat onzen

Nu spreekt het vanzelf, dat in onze dagen het bijbelonderzoek alweer tot verdere resultaten is gekomen als in de vorige eeuw. Maar dit is het allerbelangrijkste resultaat: het weten dat op dezen critischen grondslag eeir aaneengesloten schets van Jezus' leven en zijn prediking eigenlijk in het geheel niet meer mogelijk is. Dat hebben de eerste modernen niet kunnen doorzien en dat zien nu nog velen niet.

Door velen wordt de z.g. a f t r e k-m e t h o d e toegepast. Alles wat al te wonderbaarlijk of bizonder is, wordt dan geschrapt. De geboorteverhalen en de opstandingsverhalen. De wonderbaarlijkste genezingen en irog wat meer. Wat overblijft van de aftreksom geldt voor betrouwbare historie.

Dan blijft meestal over Jezus de prediker van zedelijke voorschriften.

God onze Vader, een betere Gerechtigheid en de oneindige Waarde van de Menschenziel; deze drie waarheden, waarvarr Harnack zegt, dat Jezus ze als nieuwe dingen aan de menschen heeft gebracht.

Maar in het licht van nieuwe onderzoekingen twijfelt men ook weer aarr het bizondere van deze zedeleer. Was ze wel zoo nieuw? En vol tegenstellingen is zijn leer: werpt hij de wet omver of past hij zich aan? Weet hij zichzelf de messias, die komen zou?

Om Jezus' leven te kermen hebben wij alleen de 4 evangeliën.

Over de objectief-bijbelsche waarde van het liberale „Jezusbeeld".

Dezelfde schrijver zegt in het artikel, dat het op liberaal standpunt niet mogelijk is, een „aaneengesloten levensverhaal" van Jezus op te bouwerr, en vervolgt dan (spatiëering, hier en daar van mij, als boverr):

Degene, die in Frenssen's roman Hilligenlei het leven van Jezus beschrijft, meent dat dat wel mogelijk is. Hij ziet de verwarring der menschen en gelooft dat alles anders zal worderr als zij maar klaar voor zich hebben liet beeld van Jezus Christus. Zoolang er in dit opzicht geen zekerheid is, blijven de harten der menschen onrustig, zegt hij. Er is niets noodzakelijkers in de heele wereld dan dat er over 'het wezen van den Heiland klaarheid is. En in de inleiding zegt hij: „Daar vlamt in onze dagen een heete nieuwe liefde op tot den eenvoudigen held, die onder allerlei wonderlijke bekleeding bedekt, 2000 jaren verborgen is gewepst. Ontwaak, ontwaak, trouwe held.

En langzamerhand, daar vele trouwen en waarachtigen aan 't werk zijn, en elkairder de hand reikerr, zien wij zijn ziel. Zes of zeven der gewichtigste stations van zijn leven worden zeker vastgesteld: hij staat daar voor ons: een mensoh.

Deze optimistische verwachting van Frenssen en van Renan en van allen, die in de mogelijkheid van een Jezusroman, van een historisch juist Jezusbeeld hebben geloofd, is volgens het critisch bijbelonderzoek een illusie gebleken.

Daarbij komt dit: het liberale Jezusbeeld maakt den indruk een zuivere weergave te zijn van den historischen Jezus. Onder de eerste modernen heeft ook sterk geleefd de overtuiging, dat zij' wel veel van het traditioneele Christendom hadden moeten laten varen, maar dat zij in kern nu juist benaderd hadden, wat Jezus in diepsten zin had bedoeld. En dat was hun vreugde geweest.

Maar zij vergisten zich. In werkelijkheid is dat Jezusbeeld samengesteld uit die elementen van de Evarrgelische overlevering, die aanpasten aan de optimistische leverrsbeschouwing en het human iteitsideaal van de eerste modernen. Zij hebben eenvoudig weggelaten wat hun vreemd scheen en wat paste in hun gedachterr naar voren g e s c h o V en.

Jezus' prediking werd voor hen humanistische 'prediking, gegrond op een verlicht godsdierrstig universalisme, geloovend in den adel van de menschenziel en waardeerend dit aardsche leven.

Nu is het idealistisch humanisme, dat de waarde van den mensch en van de aardsche verhoudingen hoog stelt, stellig in Jezus' prediking te vinden en ook in heel zijn waardeering van het gewone omgairgsleven. Er is een woord als „Gij zijt het licht der wereld •— schijne uw licht voorde menschen", er zijn de beelden van den gestadigen groei van het Konirrkrijk Gods. In zooverre sluit het liberale Jezusbeeld wel aan bij de evangelische overlevering.

Maar er is ook een andore kant. Er is ook het harde en geweldige van den profeet, die onder vrees en beven de komst van het Godsri, jk verkondigt en den ondergang van deze wereld. '„Meent niet dat ik gekomen ben om vrede te brengen, maar het zwaard".

„In zijn toorn laat ik den Meester liefst onbespied en van striemende conflicten wend ik het hoofd af", 'kon Jer. de Vries in zijir preeken zonder onrust zeggen

Jezus' prediking is echter niet alleen de vriendelijke verkondiging van een verheven humane zedeleer. — B. Huet sprak van de vriendelijke verkondiging van de Bergrede! — Maar het leven, waartoe Jezus roept staat ook in absolute tegenstelling tot al wat varr deze wereld is. De hoogheid van de Bergrede is in volstrekte tegenspraak met al-ons doen. Het leven uit God en het leven van de wereld liggen niet in eikaars verlengde. Waar zij elkaar ontmoeten, staat het Kruis. Het Kruis is de innerlijke noodzakelijkheid van het Christusleven. Ik meen dat dit alles in het liberale Jezusbeeld lang niet genoeg tot uiting komt. Het conflict, het kruis wordt er altijd eenigszins op den achtergrond geschoven als het toevallige einde. De optimistische 19e eeuw heeft weinig oog gehatl voor de tragiek van het menschenleven, dat deel heeft en blijft hebben aan twee werelden en dat ondanks zijn heimwee naar omhoog, toch zoo sterk geworteld is in de aarde en dat als het omhoog gaat, breken moet met zooveel wat op deze aarde verheugt.

De toekomst van het liberale „Jezusbeeld".

Nog citeer ik uit hetzelfde artikel:

De vraag was of dit liberale Jezusbeeld, dat onder ons nog zeer verbreid is, ook op den duur ons kan bevredigen. M ij n a n t wo o r d luidt tenslotte 0 rr t k e n n e n d.

Het moet voor de eerste generatie van modern-gods-'dienstigen een groote rijkdom zijn geweest den mensch Jezus in vrij duidelijke trekken voor zich te zien, nadat zij zich hadden losgemaakt van het dogma, dat Jezus als heilig hemelwezen zag. Ik meen echter, dat wat de 19de eeuw bevredigde, d o o r de 20 ste eeuw als een religieus gemis zal worden gevoeld.

Omdat Jezus Christus meer kan beteekenen dan enkel een genie in ethtisch en godsdienstig opzicht, een verheven mensch, een held, een hoog voorbeeld. Het 1 ij k t m ij toe, dat de Orthodoxie g e 1 ij k heeft, als zij zegt dat wij meer dan dat noodig hebben in leven en in sterven. Wij hebben noodig de openbaring van een andere, heilige, volstrekte Werkelijkheid: God en Zijn Woord. Het is eigenlijk ook voor ons noodig, dat God indaalt in deze duistere wereld en in Christus weten wij Hem het meest nabij. Niet allereerst als hoog voorbeeld, dat toch ver boven ons kunnen reikt, maar eerder als de openbaring van het Oordeel Gods over deze wereld; in hem 'zien wij den afstand vair Gods eisoh en wat wij irog zoo 'kwaad niet vinden. Daarom maakt bet lezen van het Evangelie ons altijd klein.

Maar hij is bovenal de openbaring van de Genade 'Gods over menscheir. Christus die in 'de duistere wereld komt en zoekt en redt verlorenen, zoo 'komt hij ook tot ons, die onder zijn oordeel bezwijken.

In dezen zin is Jezus Christus meer dan een hoog voorbeeld, eerr held, die tot deze betrekkelijke wereld behoort en dien wij kvmnen volgen — hü is de Gezondene Gods, de Openbaring Gods, wiens hoogheid aan de diepten van het menschelijke leven beantwoordt.

de diepten van het menschelijke leven beantwoordt. Maar dan spreek ik van Christus en dan ben ik dus boven het leven van den historischen Jezus uit.

In dit laatste zinnetje zit dan weer de onmogelijkheid van vereeniging van dezen schrijver met ons. Maar wie zou voor het overige niet dankbaar zijn voor dergelijke uitspraken?

Over Em. Swedenbcrg, en zijn kerkbegrip.

Dr G. N. Impeta vervolgt in „het Geref. Jongelingsblad" zijn artikelen, en merkt nog op: .., , ., , , £,

'Swedenborg heeft zelf geen kerk gesticht. Maar, naar hij beweert, is hem geopenbaard in een gezicht 'dat de „nieuwre kerk" spoedig gesticht zou worden, overeenkomstig 'de profetie uit Openb. 21 dat het nieuwe Jeruzalem spoedig van God uit den hemel zou nederdalen.

Hij leerde dat er sinds de Schepping vier kerken op aarde geweest waren: de eerste: de kerk der Adamieten; een tweede: 'die der Noadhieten; een derde: de Israëlietische; en een vierde: de 'Christelijke kerk.

Deze kerk was nu-evenwel in zijn leeftijd volstrekt ontzonken aan haar ideaal; ongeloof vierde hoogtij; moordende twijfel had duizenden anderen in zijn netten verstrikt; het rationalisme had de gemoederen verkild; een zelfzuchtige zedeleer verving warme vroomheid; schrikkelijke oppervlakkigheid had de plaats van allen diepgang ingenomen; het geestelijke was geheel en al gedrongen op den ao'htergrond.

, Nu zag Swedenborg voor zijn bewustzijn, in de tweede periode van zijn leven, zich van Godswege bekleed met een zeer bijzondere roeping.

Vooreerst moest hij ontvou'wen den waren inhoud van Gods Woord. De beteekenis varr deir Bijbel voor de Kerk te herstellen beschouwde hij als zijn voornaamste taak. In de voorrede van de Nederlandsche . vertaling van zijn „Hemel en Hel" lezen wij: „Van de theologische werken, die hij gedurende zijn leven uitgaf, waren twee derden gewijd aan de uiteenzetting van de leerstukken in den Bijbel vervat. Van de werken, die hij onuitgegeven achterliet, wordt een nog grooter aandeel door bijbelvertaling ingenomen

Hij erkent Gods Woord als de eenige bron van geestelijke waarheid voor den mensch. Gedurende zijn geheele wetenschappelijke loopbaan had zijn geloof in de Schrift nooit gewan'keld. Zoodra hij zijn taak gevoelde, leerde hij de Hebreeuwsche taal. De Grieksche kende hij reeds en van dien tijd 'af werd Gods Woord in de oorspronkelijke taal het eenige onderwerp zijner studie. Hij begon met den Bijbel eenige malen door te lezen, de verschillende uitspraken met elkaar vergelijkende, iuhoudsregisters en conoordansen makende, terwijl hij elk licht, dat voor hem opging, verder vervolgde.

Aan dze taak besteedde hij, vóór de uitgave van zijn eerste theologisdhe werk, vijf jaren van onvermoeide diepe studie, zoodanig als hij van te voren aan zijn wetenschappelijk werk had besteed. Zijn voorbereidende aanteekeningen en opmerkingen, gedurende dit tijdperk gemaakt en na zijn dood uitgegeven, vullen reeds een twaalftal octavo deelen en toonen duidelijk zijn grooten ijver en ernst in de studie van den Bijbel.

En aan de Bijbelstudie, die bij hem (gelijk ik vroeger opmerkte), een geheel eigen, critisch, 'karakter droeg, dankte hij nu voorts, in de tweede plaats, zijn leervoorstellingen. ZiJn voornaamste dogmatische werken schreef hij tusschen 'ziJn 73e en 80e jaar; een leer over God den Heere, over de Heilige Schrift, 'over het leven, over het geloof; voorts zijn: era Christiana religie: e ware christelijke godsdienst, bevattende de geheele theologie der Nieuwe Kerk, die door den Heere voorzegd is in Dan. VIII:13, 14 en in Openb XXI:1, 2 (1771). Een kort begrip daarvan gaf hij uit onder den titel: Korte verklaring van de leer der Nieuwe Kerk, bedoeld met het Nieuwe Jeruzalem in de Openbaringen".

Hij zegt, dat de Engelen hem zijn leervoorstellingen, openbareii, of liever zelfs dicteeren; hij is immers ook met hen dagelijks in gesprek.

Zoo is het mogelijk dat hij zijn werkje over het Nieuwe Jeruzalem in zijn leer, kort saamgevat, aldus aanvangt: de mensch die Op. 21 leest verstaat 't niet anders dan naar den letterlijken zin.... De Engelen nochtans verstaan deze dingen gansch anders; wat de mensch natuurlijk opvat, dat vatten de engelen geestelijk op; en zooals de engelen het verstaan, zoo is het de rechte beteekenis en dat is de inwendige of geestelijke zin van het Woord. En overeenkomstig dien zin dan is de nieuwe hemel en de niéuwe aarde een nieuwe kerk, zoowel in de hemelen als op de aarde, en de stad Jeru-2; filem die nederdaalt, is de hemelsche leer van die 'kerk.

Dat het einde der hedendaagsche Kerk voorhanden is heeft hij aangetoond in zijn werkje: „Over het laatste oordeel en de verwoesting van Pabylonië".

Terwijl 'de leer vervolgens wordt gegeven evenzeer in zijn: Arcana coelestia, Hemelsche geheimen; Over 'den Hemel en zijn wonderen en over de hel, van hooren en zien; De verklaarde Openbaringen, oveïeenkomstig den geestelijken zin.

Tenslotte:

Ook 't Spiritisme stelt in ziJn ondervindingen belang, al kan men Swedenborg minder Spiritist dan wel Spiritualist noemen. Hy deed „de geesten" niet opkomen; hij had met hen en hun geestelijk bestaan, naar hij zeide, de innigste gemeenschap.

Velen hebben hem hoog geprezen, zoowel om zijn natuurvorsching en mathematische kennis als om zijn beteekenis als theoloog en theosoof, al behoorde men. niet tot zijn geestverwanten, bijv. een Car'lyle; anderen zijn tot zijn gevoelens bekee, rd. Maar de christen die begeert leer en leven te richten naar het Woord van God, volgens 'de klare taal die het omtrent God en Goddelijke dingen tot ons spreekt, staat ver van dezen Noordschen Geestenziener af en begeert niet met hem

te gaan één weg, daar zijn weg al te zeer afwijkt van den weg dien dat Woord ons wijst!

„Klem u vast aan het kruis" een verboden regel?

Ue „Saambinder" bevat in de bekende rubriek van de samenspraak van Bart en Kees deze leering:

Bart. Ik 'ben blij dat ik dat van je hoor, jonden! Versta mij wel goed, ik ben niet blij dat jij ook zoo gekwfeld wordt, maar wat je daar zegt, (retuigt toch vaii meerdere ontdekking. En nu ben je evenals de bruid, bang om in dat kwaad te vallen, ^'u heb ik eens een ouden leeraar een middel a; an de liajid hooren doen, om dit kwaad te voorkomen.

K e e s. Wat was dat voor een middel ? daar b«n ik werkelijk benieuwd naar!

Bart. Hij zei: Je vast klemmen aan het kruis van Christus. Hoe vindt ge dat?

Kees. Zeg jij ons eerst eens, hoe jij dat mid-•del zelf vindt!

Bart. Welnu to«n ik dat dien ouden man aan het einde van z'n predikatie hoorde zeggen, toen dacht ik: Je bent mis, baasje! Als het zoo moest, dan was Bart verloren. En wat denk jiji er nu van?

Kees. Dat het dan mis was, dat kan ik nog zoo niet inzien. Ic geloof toch dat het kruis vaar 'Christus stevig is als een Rois.

Bart. Ja, daar zal het niet aan manlceeren. Maar zie je het ondersclieid niet tusschen het gezegde van dien leeraar en de bede van de bruid?

Kees. Nog niet zoo dadelijk.

Bart. Die leeraar zei: Je moet je vasthouden en de bruid bad o-m vastgehouden te worden. Als wij Jezus vast moesten-houden, dan was het verloren — Hij moiet ons vasthouden. Daarom bad de J)ruid: Zijn rechterhand omhelze mij — ho: ude mij vasi, wil ze zeggen. Ach Kees, het is ons niet toevertrouwd, Jezus vast te houden. Wij laten zoo licht lOiS, vaak juist op het critiefce moment, juist als omklemmen het meest noodzakelijk is — o, dat ongeloof odk! En onze naam is „afwijker", „weglooper". Kees!

Kees. Er zijn er anders veel, die het juist andersom bespreken.

Bar t. De kruin draagt niet den stam, maar de stam de kruin. Het huis draagt niet het fundament, maai' juist omgekeerd. — .Zoo dra; agt de Kerk niet Jezus, maar Hij, draagt de Kerf; : .

Kees. Dat is nu zooi helder als de dag.

Dit is nu een „rake opmerking" van Bart; en daarom doet ze ook niets ter zake. Want in het middelpunt der waarheid ligt de snijding van deze 2 stralen, dat God werkt het willen en het werken, èn dat daarom ik mijn zaligheid moet werken met vreezen en beven.

Hoe weinig Bart zichzelf getrouw blijft — gelukkige inconsequentie — blijkt wel uit zijn laatste opmerking:

Kees. Zou het kunnen, dat de Heere Zijn handen intrekt?

Bart. Wel neen! Hij laat nooit los. - Die zaligmakende greep van Jezus, berouwt Hem nooit. Maar als zij moedwillig, als zij stout zondigen, dan houdt de Heere zich wel zóó stil, dat het is alsof Hij Zijn linkerhand tot uw steun en de rechterhand Zijner nabijheid introk en je aan het goeddunken var. je hart oveirgaJf.

Kees. En wat is daar tegen te doen?

Bart. Veel de bede der bruid te bidden.

Volgens Barts logica zou Kees nu moeten zeggen: Je bent mis, Bartje! Als het zoo moest, dan was Kees verloren. Als wij moesten bidden, dan was het verloren —• God moet ons doen bidden, en zijn Geest moet in ons bidden.

Dit is niet een „rake opmerking" tegen Bart (zie wat prof. Grosheide vóór eenige weken schreef) maar een poging, om hem met zijn lezers te krijgen naar het middelpunt der Schrift.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1928

De Reformatie | 8 Pagina's