Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog eens: „een kankerbuil van ons moderne leven".

Onder verwijzing naar hetgeen ik in het vorig nummer citeerde uit dr G. H. v. Senden's excerpt uit het boek van Leopold Ziegler geef ik hier het slot van dit artikel uit „De Hervorming". Men, dient het verleden week gegevene zich te herinneren om te verstaan jvat hier volgt:

Maar dit is nog niet alles. Niet tevreden eïmoe de menschhf'id onderworpen te hebben aan het juk van boom en mode rust de industrialiseering niet, vóóï zij de moest instinctieve levens uitingen der volkeren in hei industrieel systeem ingeschakeld heeft, vóór zij de meest naïeve genoegens en spelefii van den vrofcgeren tijd in een bedrijf veranderd heeft. En dit is wei het ergste, dat zóó den van waarlijk leven berooiden massa's bevolen wordt, wanneer, waar on hoe zij hebben te lachen en te weenen, te drinken en te S|)elen, te dansen en liet te hebben. Zoo sterven de eenmaal heilige vormen van wedstrijd en dans onafwendbaai' uit, terwijl een ploertige amusemenisindustrie haar film-en sportpaleizen met aanmatigende protsigheid uit het plaveisel der groote sleden te stampen schijnt. Wij zien reeds, hoe een bokswedsirijd Berlijn in heviger beweging brengt dan alle wereldgebeurtenissen van een jaar. In de lichthallen van alle vijf werelddeelon vlieden de vier-en{twintig uren van den dag millioenen en millioenen van aan de sensatie vervallenen, die het in de eentonigheia, nuchtei'heid en leegheid van hun werkdag eenvoudig niet meer kunnen uithouden en nu van builen ontvangen willen, wat hun het • uitgeholde innerlijk sinds lang-niet meer schenkt. .Vlisschien maalde oen hedendaagscji schrijver de dingen wat te zwart, toen hij de ure nabij dacht, waarin een gewetenloos monster van zakelijkheid ook nog de liefde organiseerde en industrialiseerde. Maar inderdaad staat hier alles te vreezen. Eonmaia! was het een zeker teeken voor de onv, ervalschte echisid van alle genoegens van het volk, dat zij soms wel lachwekkend, grof, vlegelachtig, soms zelfs ontuchtig (in den letterlijken zin van onopgevoed en onbeschaafd)-zijn konden, maar niet werkelijk .gemeen en verdorven. Maar onder de auspiciën van., de' „zaalc" is daarentegen op dezen zomerschen bloei een meeldauw gevallen, die do ziel der massa's tot in het merg verteerd heeft. Dat laatste reeds daarom, omdat de rol der deelnemers langizamerhand tot een geheel passieve is geworden. Men is eraan gewend zich door anderen te laten vermaken, in plaats van zichzelf naar de mate zijner scheppende krachten; de ondernemer van zulke bedrijven weet heel goed, dat de spankracht van zijn klanten door het dagwerk verbruikt is, als hij hun de poorten van zijn onheilige tempels opent. Zelfs waar de enkeling niet toeziet maar b.v. als danser optreedt, danst hij op een wijze die in het rhythme van zijn ras volstrekt niet thuis hoort. Meer dan hij'zelf danst, wordt hij om zoo te zeggen gedanst door alle die neger-en' indianendansen, die men uit exotische gebieden invoert als braziliaansche koffie of argentijnsch graan — alles in alles een nauwelijks succes belovende poging om de grootsteedsche bevolking nog een vonk van herinnering te ontlokken aan die ongebonden heerlijkheid en oerwoudenpracht van voorbijgegane eeuwen; aan een tijd, waarin het mensch-dier nog een element der schepping was, en zijn dans, zijn spel nog een uitdrukking uit de gloeiende kern van dit element... Niet anders dan met 'deze geïmpoiteerde dansen staat het ook wel met die bewegelijke beelden, die de film afdraait, om met hen nog het laatste rest van fantasie te overs trOomen, die een langdurige ondervoeding niet volledig heeft laten verkommeren, ook hier zal mechanische toevoer van buiten een diep organische uitputting minder voelbaar maken... Vc-or al deze stamgasten van moderne groot-amusermentsbedrijven komt het lang niet meer erop aan geladen vitaliteit onder donder en bliksem te ontladen. Het is voor hen voldoende d© zenuwen, die verslapt of overprikkeld zijn door onwelgevallige beroepsslavemij, voor het slapen gaan nog even wraak te kittelen en zoO' even de plechtige waarschuwende stem van den wrekenden demon „ledigheid" gewelddadig te overstem.men. Hoe werldoozer en luier de innerlijke mensch daarbij blijiven kan, des te beter. Aan de oppervlakte van het ik opgekrabbeld te worden is hoofddoel van deize oefeningen; hoofdvoorwaarde is intusschen, dat niemand daarbij in zijn centrum beroerd en gegrepen of uit zijn statisch gebalancoerden gemoedstoestand geworpen wordt.-Toegegeven, men is de burgerlijke verveling moede en heeft meer dan genoeg van eigen degelijkheid on •fatsoen. Waar echter men vroeger ernst maakte met deze vlucht uit de alledaaffschheid, daar verblijft s^MiM de mechanisch verstarde zelfs tegenover het onzinnige teveel aan aanbod van de groote industrie aan zenuw, opwinding en zinnenprikkeling in psychische onverschilligheid. Want zoo zeker als het in de macht der industrie ligt, ons met impressies en sensaties in elk willekeurig getal te overgieten — de ware okstase, het echte enthousiasme in den hoogeren zin schijnt onverbiddelijk en duurzaam toch alleen voorbehouden aan het verkeer van mensch en God.

Vragenbus-kwestie.

De altijd geestige en puntige rubriek Vragenbus van het Geref. Jongelingsblad schreef dezer dagen het volgende :

R. V. L. te R. vraagt: oor wien moest Kaïn volgens Gen. 9:6 gedood worden? Was er. toen al een Overheid, die volgens Rom. 13:4 de ordinantie Gods kon volvoeren? . Met Israels tijd kunnen we dan spreken van e^n Overheid, die het doodvonnis volbracht?

Antwoord: Bij het lezen van de vraag dachten wij een oogenblik, aan wat wij een paar jaar geleden hoorden van een jongen dominee, die (uit zijn hoofd) preekte over een schoon moment uit Abrahams geschiedenis, en ietwat theatraal uitriep ; Hoe zal Abraham toen krachtig hebben gezongen: Zalig hij, die in dit loven, Jacobs God ter hulpe heeft.

Ter zake. In Gen. vier (Kaïns moord) was de ordinantie van Gen. negen nog niet gegevou. In het jaar, waarin de gebeurtenis van Gen. vier plaats had, bestond nog geen overheid, zooals de Apostel in R o m. 13 op het oog had.

Er was slechts één huisgezin, waarvan Adam liet hoofd was.

In de dagen van het volk Israël was er inderdaad • een Overheid.

De eerste Zondag en de 51 volgende.

Marnix schrijft in „Gron. Kerkbode":

Een ethische man zeide mij eens: ik heb aan den eersten Zondag van den Catechismus genoeg. De eenenvijftig andere zondagen schenk ik U,

En ik zeide: ivij kunnen juist om dien eersten Zondag volkomen te houden de eenenvijftig a.u dere niet missen, want zij brengen ons den vollen raad Gods tot zaligheid.

Zondag 1 is het thema; ds rest de uitwerking ervan. Deze spreker hield dus w è 1 èn niet van den Catechismus; hij nam hem aan en verwierp hem in hetzelfde uur.

Het „Jezusbeeld".

Hier volgt de rest van het verslag van ds Elderings (vrijzinnig) lezing over het Jezusbeeld. Het begin gaven we reeds. Ik herinner, dat ik citeer uit „De Stroom":

Naast het sociale en socialistische Jezusbeeld moet ook genoemd worden het Jezusbeeld van theosofen en spiritislen. Ook die ' zijn niet achtergebleven Jezus te teekenen, zooals zij hem zagen en zij zien Jezus natuurlijk weer van hun eigen gezichtshoek uit, dus weer geheel anders dan de moderne theologen en socialisten.

Volgens Fr. Hartmann: „Johesbua, der Prophet von Nazareth" heeft Jezus in een theosofisch© loge in Egypte de wijsheid der „Meesters" geleerd. Jozus zelf is een incarnatie van de „Wijsheid" of de („Waarheid".

Een zekere Nikolaus Notowitsch beweert in zijn boek: „Het onbekende leven van Jezus" dat hij in een klooster in Kaschmir een handschrift had gevonden over „den heiligen Issa, den besten der menschenzonen". 'Volgens hem zou Jezus van zijn dertiende tot zijn dertigste jaar in Indië geweest zijn en daar, de Brahmaansche en Boeddhistische wijsheid geleerd hebben. Het is teekenend voor de lichtgeloovigheid in sommige kringen, dat dit boek, een plompe bedriogerij, een tijdlang toch nog een zekeren opgang maakte.

Ook Annie Besant geeft een romantische levensbsschrijving van Jezus. Zij laat hem (afgaande op een zeer verdachte tekst in den Talmud) 104 jaar vóór onze jaartelling geboren worden. Nadat hij als knaap in den tempel getoond heeft verlangeind naar de wijsheid te zijn, wordt hij biji de Esseeërs ingewijd in. Perzische, Indische en Egyptische wijsheid en in Egypte zelf ook nog in de ware mysteriën. Dan predikt hij dje wijsheid in 't Joodsche land, maar vervreemdt daardoor het volk en de volksleiders van zich, omdat ze het niet begrijpen en omdat zijn leer teigen hun opvattingen indruischt, maar hij maakt zich ook de Flsseeërs tot vijanden, omdat hij do geheiriie leer aan 't volk brengt. Zoo wordt hij gekruisigd, maar zijn astraal lichaam verschijnt nog gedurende 50 jaren aan zijn leerlingen.

In ons land heeft Frederik van Eeden ook een dergelijk boekje geschreven: „Het verborgen leven van Jezus", dat hij waarschijnlijk tlians niet meer voor zijn rekening zal-nemen.

Dat theosofen ©n spiritisten d© wonderen verklaren door de werking van occulte krachten en dat de laatstgenoemden d© verhalen over d© opstanding gretig aanvaarden als steun voor hun hypothese aangaande een voortl©v©n na d©n dood, is zeer begrijpelijk. Of ze daamiee den zin dier verhalen geen geweld aandoen, is een andere vraag.

Ook de „Kosmische Christus" van Rudolf Steiner en vooral ook van Hans Blüher in een zeer merkwaardig boek: „Die Aristie des Jesus von Nazareth" kan in dit verband genoemd worded-i. Volgens Blüher is de schepping van den mensch eigenlijk een mislukking. De wereldgeest of de natuur had iets heel anders willen voortlirengen. En dat andere, dat wat de mensch eigenlijk had moeten wordon, is aanwezig in enkele menschen, die hij vertegenwoordigers noemt van het „primaire" ras. Van deze is Jezus de hoogste en zuiverste. Jezus heeft zich tot levensdoel gesteld, dat er meer zulke menschen zouden komen, maar zijn werk is ook mislukt, althans voorloopig.

Voorts begiiit ook de medische weteiiscliap zich met het probleem van Jezus .Ctiristus in te laten. Een Duitsche doleter, Wilhelm Winsch, vurig ijveraar voor oolieelonthouding en de natuurgeneeswijze, geeft in 1904 een boekje uit: Mijn „Christusbeeld", waar hij Jezus teekent als apostel der natuurgeneeswijze en der geheelonthouding. Do tekst in Matth. 27:34: zij gaven hem met gal ve.cmengde wijn te drinken en toen hii dien proefde, weigerde hij te drinken", is voor hem een bewijs, dat Jezus een streng geheelonthouder was.

Ook andore doktoren en professoren in de medicijnen bemoeien zich met de Jezusfigüur en komen in tal van geschriften mededeelen, hoe zij Jezus zien, n.l. als zenuwpatiënt, psychopaat, lijder aan hoogmoedswaanzin, als krankzinnige. Een van hen schrijft: Jezus is waarschijnlijk reeds van zijn geboorte at een erfelijk belaste geweest, die in zijn jeugd reeds opvallende kentoekcnen vertoonde van ontaarding, n.l. een buitengewoon sterk ontwikkeld zelfbewustzijn, verbonden met hooge intelligentie en een zeer zwak ontwikkelde familie-en geslachtszin. Door zijn studie van het Oude Testament en de zwoele religieuze sfeer zijner dagen slaat dat zelfbewustzijn dan om in den waan, dat hij de Messias, dat hij Gods zoon is."

Een Fransch professor, Binet-Sanglé, ziet in Jezus duidelijk het type van een telg uit een door alcoholisme en tuberculose bedorven familie. Een Deehsch dokter acht het waarschijnlijk, dat hij leed aan va; llende ziekte en soms aanvallen had van razernij, zooals een amokmaker en dat men de zoogenaamde tempelreiniging moet beschouwen als een symptoom van zulk een ziekelijke aanval.

Het is opvallend, met hoe weinig kennis van zaken, hoe absoluut oncritisch deze boeken geschreven zijn, SIrausz, Renan, Fienssen en andere moderne theologen, die „Tjevens van Jezus" schreven, hebben zich althans de moeite gegeven om op de hoogte tejkomen v; m den tijd, waarin Jezus geleefd heeft en van de geschriften, die zijn leven eu prediking beschrijven. Maar bij de hier boven genoemde geschriften vraagt men zich soms af, of de schrijvers — misschien heel knappe medici — inderdaad de Evangeliën gelezen hebben en of ze wel weten, wat eigenlijk godsdienst is.

Opmerkelijk is ook het gebrek aan eerbied in deze boeken, gsheel anders dan bij Rénan etc. En dat is ook wel te begrijpen. Renan, Strausz e.a. waren allen nog opgevoed in de oude Christusbeschouwing en hebben daan^an den invloed ondergaan. Rénan moet eens aan een vriend geschreven hebben: „Mijn leven heeft gestaan onder den invloed van een geloof, (lat ik niet meer bezit". Zoo iets is mogelijk en in ieder geval veel beter dan een geloof te bezitten, waarvan geen invloed op het leven uitgaat, wat zeer veelvuldig voorkomt. Omdat deze schrijvers onder den invloed van het oude geloof stonden, schrijven zij over Jezus met eerbied. Het latere geslacht echter, dat niet meer onder den invloed van het oude Christusgeloof stond, ziet de Evangeliën en ziet ook die Christusfiguur in de Evangeliën met andere oogen aam. Vandaar soms zéér critische en ongunstige oordeelen over Jezus. Het verst gaat daar misschien een anonym schrijver die in 1896 in Zurich een boek liet verschijnen, getiteld: „Duisternissen; Jezus' leer in 't licht der critiek".

De geschiedenis in Simons huis met de zondares is voor hem een bewijs, van Jezus' ijdelheid. Omdat die vrouw hem zoo eerde, daarom verklaart hij haar zonden voor vergeven. De gelijkenis van den barmhai-tigen Samaritaan toont aan, welk een warhoofd die Jezus was. Want hier prijst hij als een loffelijke'daad de stoffelijke hulp, die lichamelijk lijden verzacht, terwijl hij elders altijd leert dat het alleen op de ziel aankomt en de zaligheid hiernamaals. De moraal van de gelijkenis van den Verloren Zoon is ook al niet veel zaaks. Dat die losbol voorgetrokken wordt boven de andere, oppassende, plichtgetrouwe zoon — 't is fraai! En in dien trant gaat het voort.

Een Engelschman, Buckle genaamd, begrijpt maar niet, waarom Jezus het bezit van en het streven'naar geld en goed afkeurt. Immers naa-st de liefde tot de wetenschap heeft geen menschelijke eigenschap voor de menschheid zooveel goede en nuttige gevolgen gehad als de liefde tot het geld.

Zoo vinden we in de 19e eeuw onder de literatuur over Jezus gunstige, eerbiedige en ongunstige, smadelijko oordeelen naast elkaar, evenals we die vinden in de Evangeliën zelf, waar de evangelist Lucas trouwens ook al opmerkt, dat Jezus zal zijn een teeken, dat weersproken wordt, opdat uit veler harten de overleggingen openbaar worden" (Luc. n:34, 35).

Die woorden zijn ook in onzen tijd en op dio oordeelen over Jezus toepasselijk, zooals in een volgend artikel zal worden aangetoond.

Over den vroeger onbekenden brochureschrijver.

Hier volgt wat ds Jaspers, em.-pred., schreef aan de classis Arnhem:

De ondergeteekende, J. L. Jaspers, ©m. 'pred. van de Geref. Kerk te Lunteren, gevoelt zich gedrongen in hel midden van uw vergadering de volgende verklaring af te leggen:

1. dat een Schriftbeschouwing als die, welke in do Asser beslissingen tot uiting kwam, z.i. noodzakelijke consequenties met zich medebrengt, zooals hij er onderscheidene heeft aangewezen in zijn brochure: „Zijn de mannen van Assen zelf aanranders van het Schriftgezag? ";

2. dat zulk een consequente toepassing van het te Assen ingenomen standpunt inzake Schriftbeschouwing echter z.i. voert ad absurdum, o.a. zouden immers mannen van onverdachte Gereformeerde reputatie veroordeeld moeten worden;

3. dat dit mede bij hem de overtuiging heeft gewekt dat de Asser Synode het recht miste voor de bewering, dat instemming met haar opvatting inzake de bekende bijzonderheden van Genesis 2 en 3 een eisch is van onderwerping aan het Schriftgezag;

4. dat hij er dus ten sterkste op moet aandringen, dat door uwe vergadering al het moge^ lijk(> worde gedaan om inzake de Schriftbeschoit wurg in onze Gereformeerde Kerken tot confessioneelo klaarheid en tot een gelijkmatige en rechtvaardige behairdeling van daarop betrekking hebbende uitspraken van leden en ambtsdragers dier kerken te geraken.

Is dit hetzelfde als wat de brochure schreef, of is het iets anders?

Over die vraag schreef ik in „De Bazuin":

De schrijver heeft in dit stuk de redoneeringen en den opzat van zijn brochure verloochend. Daar toch was de doorloopende klacht: die mannen van tot nu toe onverdacht Gereformeerde reputatie zijn volstrekt niet Gereformeerd, en ik, die een nauwe consciëntie heb, zal dat nu eens bewijzen. (Ik herinner • aan zinnen als: schrikkelijk, schrikkelijk; het is Schriftaanranding; onze kerken laten het schip maar zinken; ze riepen geen synode saam om de verderfelijke methode van Schriftuitlegging der mannen te keeren; enz.). Thans zegt hij: die mannen van onverdacht-Gereformeerde reputatie zouden moeten veroordeeld worden, als men consequent Assen toepaste, maar och, ze zijn zoo goed Gereformeerd, en de fouit ligt niet bij hen, maar in een verkeerden kijk op dien besten dr Geelkerken.

En nu moet het mij van het hart, dat ds J. L. Jaspers, noch als anonymus, noch als man-metziin-naam eerlijk is. Eerlijk is hier bedoeld in objectieven zin.

Als. hij eerlijk was, dan zou hiji hardop zeggen: ik heb mijn brochure herroepen. Ik denk er anders over. Ik neem mijn groote, heel groote woorden terug.

Maar dat zegt hij niet. Ongemerkt neemt hij een heel a n d e r stairdpunt in, maar doet, alsof hij zichzelf gelijk gebleven is.

Ik heb den 'kerkeraad van Lunteren noch de classis Arnhem iets aan te raden. Maar ik hoop, dat men niet nalaten zal, te zoggen: uw briefje klopt niet op uw brochure; wees zoo goed, niet te redeneeren m de ruimte, noch over u zelf, noch over eeri ander, maar met concrete gevallen te komen.

Hier is dus de jongste verrassing. Toen de pers van dr Geelkerken deze anonyme brochure aanbeval (na de voorgaande over Confessionalismo e.d.) toen veranderde z ij haar gelaat, maar deed, alsof ze zich gelijk bleef.

En nu de jongste verrassing: de man, die haar aan copie en colportagemateriaal geholpen heeft, verandeii, ook al weer zijn gelaat, neemt zijn groote woorden terug met kalm gebaar, en doet alsof ©r met die verloochening van zijn brochure geen kou aan do lucht is.

Intellectueelen, laat ge u nog langer voor onnoozelen aanzien?

Ik wijs er nog eens met nadruk op, 'dat. ik de „eerlijkheid' hier zuiver, ^bjectief bedoel. Ik geloof graag, dat ds Jaspers de.idingen zich niet zoo voor oogen stelt als ik ze zie, en dus ook niet in dat besef ze doet.

Een antwoord.

In hel weekblad „Woord en Geest" heeft ds S. P. Vermeer iets geschreven, hetwelk aangekondigd wordt als een „antwoord" op mijn brochure. Ik zal het aan de lezers van ons blad getrouw voorleggen, maar vind het beter, nog even te wachten met de beantwoording, die ik evenwel gaarne beloof, zonder iets zakelijks over te zullen slaan, naar ik hoop.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1929

De Reformatie | 8 Pagina's