Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voetwasscbing: Lmysterle, natuur-adel, of ambtsbediening ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voetwasscbing: Lmysterle, natuur-adel, of ambtsbediening ?

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daama goot Hij water in het bekkea en begon de voeten der discipielen te wassohen en af te drogen met den linnen dook, waarmede Hij omgord was. . • Joh. 13 : 3.

Van de voetwassching, 'die Christus in de paaschzaal verrichtte, zijn vele „verklaringen" gegeven. Daar zijn er h.v., diè er een soort mystieke huwelijksvereeniging in afgeibeeld zien van den hemelschen bruidegom met de kerk.

Anderen meenen, dat de voetwassching, als een r einigingsbad gezien, ons herinnert aan de mysteriën-diensten, die ons uit het heidendom bekend geworden zijn, en waarbij dan, door bepaalde iitueele wasscnmgen en reinigingen, een candidaat werd ingewijd in de mysteriën, en zoo verheven word tot een hoogeren graad in de religieuze orde, welke deze mysteriën had ingesteld. Zoo zou dan op gelijke wijze ook Christus Zijn jongeren door de voetwassching hebhen „bevorderd" tot „ingewijden" in den Christelijken „mysteriëndienst", en hij zou dan de voetwassching met opzet aan het avondmaal hebben laten vooraf gaan, om daarmede aan te duiden, dat ook het avondmaal één van die „mysteriën" was, waarbij het go'dsdienstig leven zich nadrukkelijk niet alleen maar^ó.nderscheidde, maar óók afscheidde van het, natuurlijke leven, en waarbij de godsdienstige mensch, die het heilig brood eet en den sacralen wijn drinkt, zicli opsluiten moet, mèt zijn beker en zijn schaal, in de intieme, van de wereld afgesloten, alle licht van buiten werende binnenste kamer van mysteriëndienst, waar die mensch dan met God vereenigd wordt als een ingewijde in de esoterische 'gemeenschap.

Op deze wijze wordt het Christendom echter brutaalweg ingelijfd in het verlepte en verflenste heidendom van den laat-helleenschen geest. Bijbel en evangelie worden niet uitgelegd naar hun eigen mcening, doch ze worden verwrongen en pasklaar gemaakt voor een theorie, die het er nu eenmaal op gezet heeft, om de kloof tusschen het Christendom en 'de andere religies te dempen, om Christus en alle. andere wereld-„heilanden" met elkander te laten samensmelten, en om den Bijbel te werpen op den groeten hoop van allerlei „heilige schriften". • • Maar, behalve dit alles, wordt ook het ambt Iiicr in geding gebracht. Het ambt, niet alleen van Christus, maar ook van de apostelen.

Wat is het ambt, op het terrein der hij zondere genade?

Het ambt is i n de Schrift niet een zich terug-11' e k k e n van een bevoorrecht menschenkind, mèt zijn „privileges", in een hooge, aristocratische, eenzaamheid (zooals in de mysteriëndiensten) maar 'het is, omgekeerd, een uitgaan van een van God geroepen mensch in wien, de bevoorrechting zich aanstonds omzet in een roeping; in wien de „Gabe" (wat hij heeft gekregen van God) aanstonds omgezet wordt in de „Au f gab e" (wat hij aan anderen geven •moet). Dit ambt is, zeg ik, een uittreden van Gods geroepene UIT de eenzaamheid van zijn hooge afzondering, waarin hij God ontmoet heeft, en door Hem bekwaamd is, TOT het breede menschenleven, om zoo den zegen over de anderen te brengen. Het ambt is geen slurpen van genadevocht, maar het is een stroomen laten van het water des heils naar de anderen toe. Het is geen aristocratische '.'ereenzaming van de ingewijde ziel tot pure ontvangenis van Gods genade in de binnenkamer, die de vensters afsluit tegen de wereld, maar het ambt is een kracht, een missie. Het werpt de deuren open, het springt onder de drempels .uit, het blaast den Geest door reten en kieren heen naar buiten toe, het scheurt alle voorhangsels stuk, het davert de treden van paleizen en van steenen tempels af, om naar de stad der menschen heen te komen, en naar het diepe dal der gebogen levens af te dalefi, en de wereld in Gods naam te geven, wat de ambtsdrager zelf ontvangen heeft. „Hetgeen ik van den Heere ontvangen heb, dat heb ik ook u overgegeven"

En dit is nu het felle contrast tusschen de menschen, die wij daar straks bedoelden, èn óns, die de tichrift lezen in haar eigen licht, die den Christus eeren als den eenigen Heiland, en die het Christendom als warA...religie stellen tegenover het heidendom. 'f^^0':

Zouden wij Vergeten, dat Christus in de voetwassching als ambtsdrager optreedt? Daarvoor beware ons-God. Zouden wij de voetwassching uitlichten gaan uit het geheel van de ambtelijke worsteling van Christus Jezur, om zijn ambt zuiver te bedienen, en om door eigen ambtelijk voorbeeld, alsmede door eigen ambtelfve kracht, den Geest af te dwingen van uou, en iiéi 'vfoord ie spreken iu kracht van God, opdat die Geest door het W oord overeenkomstig het voorbeeld, dat Christus geeft, het ambt overdragen zou aan de apostelen? Neen, neen, om onzes levens wil willen wij dat niet gaan vergeten.

En hierom teekenen wij protest aan tegen elke poging, die de voetwassching ziet als een inleiding va.n de avondmaals-instelling, maar dan zóó, dat die beide worden ingeschakeld in een zoogenaamd Christelijk mysteriëngeheel. Wie dat zou willen doen; • slaat Christus met onvruchtbaarheid; ziet voorbij de alles overheerschende geestelijke beteekenis van de voetwassching, die juist door JO­ HANNES is beschreven. Indien de voetwassching öp zou gaan in een vriendelijke ontmoeting van den gastheer met een paar. vertrouwde gasten, indien ze enkel zou zijn een exempel van philantropische gelijkmoedigheid, of van intieme vriendschappelijkheid, dan blijft het onverklaarbaar, dat de andere evangelisten over de voetwassching zwijgen, terwijl juist Johannes met nadruk, en dan hij alleen, er over spreekt. Johannes is de evangelist, die telkens weer laat zien, dat Jezus' uitwendige handelingen openbaringen waren, en bewijzen, van de aanwezigheid van het vleeschgeworden Woord. Geen oogenblik wil hij Christus alleen maar naar de uitwendige zijde beschouwd hebben; altijd is het hem erom te doen, de uitwendige vormen in verband te brengen met het inwendi.ge, eeuwige, geestelijke, G o d d e 1 ij k e, oneindige wezen en werken van het ongeschapen Woord, den Logos, den eeuwigen Zoon, die in den beginne bij God was en zelf God is. Dit wijstier reeds op, dat de voetwassching niet kan zijn op de manier van hen, die de mysteriëndiensten erbij halen, een schuilgaan van het Goddelijke achter de muren van de intimiteit, alleen voor een paar aristocraten bij de gratie Gods, maar dat óók in de voetwassching openbaar wordt, wat reöds de proloog van het evangelie van Johannes laat zien: dat God in Christus in de wereld komt, en zich zoo zelf uitzendt tot de wereld in al haar breedte en over heel haar lengte. Het AMIBT van Christus openbaart zich óók in dat schijnbaar zoo heel zachtmoedige, in kleinen stijl gehouden, bericht van de voetwassching. Zij kan geen „novelle" zijn, en geen idylle, en geen arcaclisch spel, en vooral geen hoogmoedige afzondering van ingewijden in de mysteriën, maar ze is een uitgang van den grooten Ambtsdrager Gods, eerst tot de apostelen en daarna en daardoor tot Jeruzalem, tot Klein Azië, tot Eiiroria, ..tet: .het diepe dal van heel de wereld, tot de lage landen aan de zee, waar Batavieren woonden, tot de eilanden der wereld, tot heel de aarde. In' die voetwassching komt niet maar een vriendelijk en zachtzinnig meester aan een paar vrienden een lesje geven in nederigheid (dit kunnen wij ook wel zelf krijgen), maar de Messias komt hier tot zijn arbeid, en in zijn arbeid tot de wereld. .Ie wanden van de Paaschzaal mogen eng zijn, maar de Geest schiet eruit en God zet de pinnen van deze intieme tent wijd uit.

Niet _alleen trouwens de proloog van het evangelie van Johannes geeft ons de grondgedachte aan die ook de voetwassching moet verklaren, doch ook het hoofdstuk zelf dringt ons dezelfde gedachte op als beginsel van verklaring. Het is terecht opgemerkt i), dat het liefde-bewijs, dat Christus geeft in de voetwassching, niet enkel bestaat in de voetwassching.

„Het hoogste2) liefdebewijs omvat.dan ook alles wat door den schrijver in (de hoofdstukken) 1-3 tot 17 verhaald wordt. De . r e d e v o; e: r i n g en, door Christus gehouden, spreken immers luide van zijn liefde."

Deze opvatting is juist. Het behoort tot de structuur van het evangelisch verhaal, dat de voetwassching in verband gebracht wordt met Christus' r e d e V o e r i n g e n, uitgesproken tot de apostelen in de Faaschzaal. Ook die redevoeringen waren niet bestemd om in intiemen, kring van mysteirie-genieters besloten te blijvcii; AIG men in'.'hct Evangelie van Johannes nu eens zou willen gaan meten (met een centimeter b.v.) het aantal kolommen van PUBLIEKE redevoeringen van Christus aan den éénen kant, en het aantal kolommen van deze in intiemen kring gehouden redevoeringen in de Paaschzaal aan den anderen kant, dan zou men ontdekken, dat deze laatste redevoeringen een groot percentage van deze kolommen in beslag namen. Maar meent men nu werkelijk, dat de evangelist Johannes een spel van rriysferiën hier op laat treden 'voor het front van verbaasde nietelingen? Ach neen^ neen. Gelijk hij zelf door het verhaal van al de redevoeringen van Christus de wereld zoekt, zoo is het ook hier; . Johannes zoekt door het evangelie het ambt van het apostolaat naar buiten zegenend te inaken.

En nu het Woord van 'Christus tot 'de apostelen gesproken wordt, doch de Geest van'Christus reeds in de Paaschzaal gegeven wordt, nu is het onze plicht om te verstaan, dat Christus, wel ver van zich op te sluiten in een gezelschap van ingewijden, het ambt niet alleen zélf bedient, maar het ambt ook meedeelt aan de apostelen, en daardoor de vbetwassching een onderdeel doet zijn van zijn ambtelijken uitgang tot de wereld. Evenals in de op de voetwassching volgende redevoeringen de apostelen telkens"" aangemerkt worden, niet zoozeer als personen, die zelf bij Jezus staan en uit hem leven, doch als ambtsdragers Gods, zoo moet ook hier dat ambtelijke in de voetwassching bij voorbaat worden geioo& l. Het is hier de Hoogep riester en de Profeet en de Koning, die de daad doet van de voetwassching, en die het Woord daarbij uit doet gaan tot zijn geroepen apostelen.

Om deze reden is het, dat wij' met allen nadruk ook de liefde van Christus met zijn zorg in en voor het ambt 'blijven verbinden. Men doet onrecht aan den bijbel, zoowel wanneer men ter wille van het ambt de liefde van Christus vergeten zou (want dan haalt men de voetwassching neer tot een zuiver formeelfe relatie, die wel kerkrechtelijke manipulaties ons leert, maar waarin de Geest is leeggeloopen) al s o ok, wanneer men t er wi 11 e van de liefde van Christus het ambtselement hier negeeren zou. Indien Christus alleen maar liefde geweest, en niet Middelaar is, dan houdt men uit dit bericht van Johannes enkel over een zoet verhaal van teere bedwelming; maar dan is tegelijkertijd de brug

gebouwd, • die dit voetwassching-bericht verbinden kan aan de mysteriën van Indié en van Griekenland. Dan MOET men Wel vervallen tot de zwakte, de ziekte van hen, die de liefde van Christus enkel als een erotische neiging, maar, dan gesublimeerd tot geestelijkheid, gaan zien, zooals bijvoorbeeld Novalis in zijn geestelijke liederen dit doet. Dan kan men gevoegelijk dezen dichter nazeggen, lettende op de mysteriën van Indië, en op de voetwassching als parallel daarvah:

Heeft Christus zich mij kondgegeven, En ben ik van zijn gunst .gewis, Hoe snel teert dan een helder leven De bodemlooze duisternis. Eerst mensch, nu ik aan hem behoorde. Klaarde zich mij het noodlot op. En Indië draagt zelfs in het Noorden Om den Beminde bloem en knop.

Nog eenmaal, als men zóó het ambt, en het middelaarschap, en de o p e n b a r i n g s - historie, uit dit tafereel van teere liefde w e g - redeneert, dan kan men in een onbijbelsche „geestelijke" erotiek denzelfden dichter nazeggen:

Grijp stoutmoedig naar zijn handen. Slurp zijn trekken, lijn voor lijn, Wend u, waar zijn oogen branden. Als een bloem naar zonneschijn. Als ge uw open hart tot hem wilt nijgen. Blijft hij als een trouwe vrouw u eigen.

Maar tegenover dergelijke verdwaalde erotiek stellen wij een ander begrip van liefde. In Christus' voetwassching willen óók wij de liefde zien; maar wij weigeren, haar te zien overeenkomstig de meening van onzen tijd. Daar zijn er 'in onze dagen, die „de" 1 i e f d e'beschouwen als draagkracht van alle leven, als beginsel, als scheppende macht, als principe van levens-en wereldbeschouwing. Maar deze menschen'maken alle menschen in de liefde gelijk. Op die manier laten zij Christus als HOOGSTE liefdebewijs ons wel de voeten wasschen, maar daarin is Christus slechts één, die door een sterkere graad van liefde, die hij boven de anderen had, 'het liefdesvuur bij de anderen laat triumfeeren. Daartegenover stellen wij, dat Christus niet met de anderen één is krachtens geboorte van allen uit de liefde, maar dat hij aan 'de anderen geeft, als middelaar geeft, wat zij niet uit zich zelven hadden. 'Wij willen Christus in de voetwassching zien niet als een, die van ons slechts in graad verschilt, maar als middelaar, die de liefde moet 'geven als een geschenk, dat zonder hem in der eeuwigheid onmogelijk is. De liefde kan niet uit g e b o o r t e, maar slechts uit wedergeboorte waarlijk leven. Niet in de natuur zijn wij met Christus verbonden. Zonder hem kunnen wij nooit voetwasschers in het klein worden; neen, zelfs dat niet. Het exempel, dat hij geeft, is van zijn middelaars-bediening niet te scheiden. Wanneer hij de voetwassching doet, mag niemand het Woord vergeten, dat hij erbij spreekt. En 'dat Woord wijst erop, dat de mensch heel rein moet zijn, dat hij één wassching boven alles noodig heeft, die hem principieel en voor eeuwig zuivert; en dat is de wassching in het bad der wedergeboorte.

Daarom protesteeren wij ook tegen elke dwepende paraphrase van dit verhaal, waarbij de 1 i e f d e-b e-toon ing van de middelaars-bédieni n'g afgescheiden wordt. Indien deze beschouwing gelijk kon hebben, dan zou Novalis, de dichter van daareven gelijk hebben gehad met zijn geestelijke erotiek en dan zou zijn beeldspraak van Christus, die als een trouwe vrouw ons eigen blijft, voor ons gezaghebbend zijn. Maar nuhet ambt van Christus zich ten volle uitstort in de daad zijner liefde, nu is de liefde geestelijk, ambtelijk, doelbewust, mannelijk, sterk, profetisch, nu is zij geen stil genot in een intieme bruidskamer van den bruidegom met de ingewijde bruid'skinderen, maar nu is zij een ambtelijke liefde, ten zegen voor de wereld. En niet als een „trouwe vrouw", doch als de trouwe mi'ddelaar geeft zich Christus in de voetwassching aan allen als aller dienaar, omdat Hij is hun aller Heer en God. '

Het wordt tijd, dat ons slappe Christendom ophoudt, 'den V^oetwasscher te b'eleedigen, door zijn stuntelige gepreek van liefde (waarin aan de ambten van Christus de SPITS afgebeten wordt) te dekken inet... de voetwassching. Deze is minstens even hard, even ergerlijk, even dwaas als al Christus' redenen en als Zijn bitter kruis. Deze liefde ïs sterk; wie kan ze aan?


1) P. G. Groenen. Het lijden eb, sterven van O. H. Je2iis Christus. 2da druk. Utrecht 1919. Biz. 43. 2) Hel woord , , hoagste" is hier te verklaren uit de opvatting van den schrijver, da.t in 'vei's 1 niet vertaald moet worden: Hti' heeft hen lief gehad tot het einde, doioh: Hij' heeft heii lief gehad in d«n hoogs ten gTa.ad, ten hoogste. Deze opvatting heeft veel voor zich.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1929

De Reformatie | 4 Pagina's

Voetwasscbing: Lmysterle, natuur-adel, of ambtsbediening ?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1929

De Reformatie | 4 Pagina's