Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Iets over den „masjaal” hij Christus: een lllustratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over den „masjaal” hij Christus: een lllustratie.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV. (Slot.)

Ons artikel van verleden week merkte op, dat Christus, door den. masjaal in het Sanhedrin onverklaard te laten, recht deed, behalve aan het Sanhedrin alzoo ook aan Hemzelf.

Over hel, eerste spraken wij reeds.

Thans rest ons nog het tweede.

Neem eens aan, dat Christus in het Sanhedrin, waar Hij niet geloofd werd, zonder omwegen had gezégd, wat Hij precies bedoelde met dien masjaal over den tempel, dien men breken kon, en in drie dagen zien herrijzen. Dan zou Hij zelf de menschen hebben uitgelokt 1), om straks te hoop te loopen naar de plaats, waar Jezus was begraven, en te gaan zien, wat er van dien „waarzegger" worden zou. Wanneer Jezus zelf, staande voor het Sanhedrin, nadrukkelijk had gezegd: „Mij moet gij begraven, binnen drie dagen sta Ik toch weer op", dan... —

Ja, wat dan?

Dan zou de Profeet Christus gemeene zaak hebben gemaakt met den fakir, die óók het wonder laat doodloopen in het slop van zijn zelf-ostentatie; dien oosterschen fakir, die met zichzelf en met zijn lichaam spelen laat, niet om met de wonderen te wérken tot behoudenis, doch om de kracht daarvan zichzelf tot eigen lof te annexeeren. Had Christus den zwaren last der volledige verantwoordelijkheid afgenomen van het Sanhedrin, en had Hij de doorbraak van Zijn opstandingsleven, dwars door den gepr«destineerden dood heen, geplaatst in de sfeer, waar men naar een wonder kijken mag, zónder dat men daar persoonlijk bij betrokken is, als bij een alles rakend gericht van vrijspraak of verdoemenis, dan zou Christus de majesteit van de profetie hebben geschonden, om ze te verruilen voor de holle ostentatie van een veel-vermogend toovenaar. Dan had Hij zichzelf verwerpelijk gemaakt in de oogen van God. Want Hij moet den dood, de persoonlijke tempelafbraak, volledig aanvaarden uit Gods hand, doch moet hem nadrukkelijk en 'ten einde toe weigeren uit de handen der mensohen. Krachtens den verborgen wil heeft Hij tot God te zeggen: reek vrij den tempel van mijn vleesch. Maar den geopenbaarden wil heeft Hij te bedienen aan Zijn volk: reekt in der eeuwigheid den tempel van mijn vleesch niet; dat is uw oordeel, als gij het doet! En daarom mag 'Hij door een ontijdige onthulling van den masjaal niet de overheden van Zijn volk verleiden tot een sacrificium oboedientia3, tot een vroolijk offerfeest, waarbij de zware lasten der volledige, oneindige verantwoordelijkheid in het vuur geworpen wordeii: ijl Hij nu zelf permissie had gegeven tot Zijn verwonderlijk begrafenisfestijn. Neen, neen, — „de last des Heer en" ligt hier! Had Christus dien last verlicht, door de aandacht af te leiden van den geopenbaarden naar den verborgen wil, dan was Hij, die de meerdere van Mozes moest zijn, zich gaan vergezelschappen en vermengen met de egyptische toovenaars, die Mozes tegenstonden. Dan was Christus de derde geweest, of eigenlijk de groote eerste, in de onzalige coalitie van Jannes en Jambres, die Mozes tegenstonden, en ook de waarheid (2 Tim. 3:8). Dan was door 'ZIJNE schuld Jeruzalem geworden tot „Egypte" (Op. 11:8; . Dan zou Golgotha, die schrikkelijke plaats van recht 'en van heilige noodzaak verlaagd zijn tot een schoone occasie van spel, tot een luchtige invitatie voor een interessant experiment in 't laboratorium van Satan, en van God. Dan zou de opstanding van Christus niet geweest' zijn de doorbraak van den nieuwtestamentischen Sabbath, die door de schaduwen van Israël heenbreekt, maar dan zou tegen het uur, waarin God Zijn nieuwtestamentische Sabbathsklok te luiden zette, een menigte van nieuwsgierigen zijn samengestroomd naar de plaats van Jezus' graf; om eens te zien, of inderdaad de fakir uit den dood verrijzen kon. Dan zou Gods heilige Sabbathsvreugde aanstonds besmet zijn geweest door het profanum vulgus, dat echter dan geciteerd en ge'ïnviteerd ware geweest door Jezus' eigen woord. Kruis en opstanding waren dan proefnemingen geworden, inplaats van gericht. Ze waren dan in Christus' eigen aankondiging voorgesteld als een steekspel tusschen Geest en Beest, dood en leven. Doch niet om een kijkspel te zien, maar om te liggen onder het oordeel, mogen wij den heuvel beklimmen, den heuvel des doods. Indien Christus den masjaal verklaard had, zonder het geloof te eischen, eer Hij de verklaring gaf, — vfel, de spotkreet: „laat ons zien of Elia afkomt", zou een vervolg hebben genomen in den anderen oproep: laat ons zien, of Elia hem komt halen op zijn vurige wagens". En die spotternij ware üan voor een heel klein deel gevallen onder Christus' eigen verantwoordelijkheid. Wee hem. — een ontijdige exegese van den masjaal kan Hem beschadigen voor de eeuwigheid; — als Hij zelf het gericht, den bergrede-druk uit Zijn proces laat verbleeken en zich opheffen, dan zal Zijn werk door Hem zelf van kracht nu zijn beroofd, dan zal Hij mèt ons vergaan. Met Gods bliksemstralen experimenteert men niet; dat moge de Christus niet vergeten.

Geloofd zij God — Hij kon het niet vergelen. En daarom zien wij Christus bezig, te worstelen om de handhaving van de h e i 1 i g h e d e n van Gods Huis.

Hij laat den masjaal onverklaard staan.

Niet alleen legt Hij daarmede den kinderen der duisternis hun obligatie onder de oogen, die hen verplicht, met al hun open vragen tot niemand anders dan tot Jezus zelf te gaan; — maar óók zorgt Hij, dat de heilsfeiten, die God nu bereiden gaat, heilig blijven en onbesmet. Want in dit uur schrijdt God door al de luchten heen, om de krachten te ontbinden van wet en evangelie. Het groote "heilsfeit staat geboren te worden van den rampzaligen dood en van de volzalige opstanding van Christus uit de dooden. En het is óns een groote vreugd, te weten, dat Christus' zwijgen voor Kajafas en voor het Sanhedrin den masjaal masjaal gelaten heeft. 'Geen los daarheen geworpen, ontijdig gesproken woord, heeft den strakken ernst der feiten van 'des Heeren dag verdoezeld. De lof der zotheid zingt in "Christus' redenen zich nimmer uit. En het evangelie biedt zich nooit aan voor een experiment. Jezus Christus handhaaft, voorzooveel het aan Hem ligt, het karakter van de groote verborgenheid der godzaligheid: od is geopenbaard in het vleesch, is gerechtvaardigd in den Geest, Is gezien van de engelen, is geloofd in de wereld (1 'Tim. 3:16). Üit kracht van dit wezen der verborgenheid zal Zijn verrijzenis, de restauratie van den tempel van Zijn lichaam, moeten blijven het mysterie, alleen te openbaren door het intransigeerend Woord. Z, ij zal haar kuische heiligheid nimmer prostitueeren voor de oogen van een volle, dat van den wonderdoener van Nazareth zijn laatste grootste .kunststukje, wel eens zou willen komen

zien. Al zal die opstanding een wonder van een wereld-bewegende almacht zijn, — toch, of neen, juist daarom wordt dat wonder niet geprostitueerd voor de oogen van wie uitgegaan zijn... om een toovenaar te zien. Het wonder komt met gezag naar de wereld toe, en vraagt erkenning, enkel en alleen door het gepredikte Woord. Nooit wordt het een bewijsstuk, dat God zou willen overleggen aan den mensch, als _, , argument" voor eenige vredesonderhandeling van God met wereldsch ongeloof.

Zoo zien wij wederom den afgrond gapen tusschen kanoniek en apocrief Evangelie. Reeds wezen wij vroeger in ons blad er op, dat het apocriefe Evangelie een wellustigen Jezus wonderen laat doen, alleen maar om te pronken. Daar is het wonder een sensatie-ding, waaraan elk heilsd o e 1 vreemd is; een wonder zonder heiligheid, en zonder noodzaak, een wonder, dat louter spel is en geen strakke, vreeselijke ernst. Waarlijk, in de lijn van de apocriefe gedachte zou het gelegen hebben, als Christus zichzelf en Zijn teeken van de wonderbaarlijkste tempelrestauratie te pronken had gezet.

Doch Jezus zweeg stil.

Geweldig oogenblik: want hier trekt Christus' hooge zwijgen de absolute scheidslijn tusschen kanonieke en apocriefe evangelie-beschrijving. Het wonder der verrijzenis moge volmaakt in Zijn gedachten zijn; zuiver, sterk en groot moge daarvan bij Hem de wetenschap wezen; nochtans, deze Christus lokt niemand... met wereldsche reclame. Paschen wordt straks geen pronk en praal, maar de groote rechtsuitkeering aan 'Hem zelf en aan de wereld. Pasohen is , geen doel in zichzelf, maar enkel feit van heil en van gericht. O booge majesteit, o zwijgende Christus, die den masjaal van Uw verrijzenis niet „verklaart" door een ontijdig spreken „als tot vleesehelijken", maar die de raadselspreuk verklaren zult uit de feiten, waarin God sprekend en oordeelend komt tot de wereld!

O verheven trouw, o doelbewuste Christus, die bij het begin van Uw ambtswerk den satan hebt afgewezen, toen hij ü voorstelde^ een wonder, dat V e r b 1 u f 12), den tempel te doen beleven, en die thans wederom den tempelgrond te Tieilig acht voor een wonder, dat van boven verbluft, doch niet van binnen wordt ervaren.

Het zwijgen van 'Christus — ja, dat is zoo sober als het kanonieke evangelie. Het is zoo sereen als de dauw van den klaren ochtendstond. Het handhaaft den kanon van het volstrekte gezag, allereerst tegen apocriefe joodsche verbeeldingen, welke den Messias als een éclatanten wonderdoener uit Zijn verborgen hol plots te voorschijn liet springen s); en voorts ook tegen het bengaalsche vuurwerk, dat 'de zieke verbeelding van "de ongeloovige wereld zoo graag ontsteekt, zoo vaak zij een messias gaat ontdekken op eigen wijze; en vooral tegen den dikken mist van — onze zonden.

Breek nu maar af dien tempel; een is het toch. tempel

Ja, meer dan de tempe 1 is hier; hier woont in dezen Christus God; God en de Geest, en niet met mate. Hier is het allerheiligste, hier is het tempelhuis in zijn vervulling.

En, gelijk de oude tempel eenmaal gebouwd is zonder hamergeklop en zonder dreunend geschaaf en getimmer — want een Godshuis was het immers — zoo zal ook Christus den gebroken tempel van Zijn lichaam straks restaureeren zonder profane bijgeluiden en zonder het profanum vulgus uit te noodigen om Zijn heiligheid te besmetten. Christus heeft, door den masjaal te handhaven, het heilsfeit als zoodanig gered en de'heiligheden Gods verhinderd, profaan te worden. Dit is Zijn groote actieve gehoorzaamheids-betooning geweest, in Zijn zwijgen, groot en zeer te prijzen.

Dat is het eerste: d a d e 1 ij k e, werkende, gehoorzaamheid.

En zij voert heerschappij. Door te zwijgen, heeft Christus Zijn rechters verhinderd, aan dien masjaal een officiëelen term voor het vonnis te ontleenent Het blijft opmerkelijk, dat Christus' woorden over die tempel-afbraak en dien tempel-opbouw, wél terugkeeren in de scheldende woorden van de menigte, en in de spot-en schimptaal, die den gang van het proces af en toe onderbrak, maar dat het niet gebruikt is in het officiëele vonnis van het Sanhedrin

Dit is van Christus zelf geschied. Hij heeft Zijn echters gedwongen, naar de lioofdzaak weer te eeren, en zich te werpen op de groote boodschap, ie onverbloemd, zonder eenigen schijn of schaduw an een masjaalwoord, is gesproken: dat Hij n.l. aarlijk is de Messias, de Zoon van den evenden God.

En eerst, als wij de activiteit van Christus werk zaam gezien hebben in Zijn zwijgen, dan eerst mogen wij spreken over de passiviteit, de 1 ij d e 1 ij k h e i d in Zijn gehoorzaamheid. Dan eerst kunnen wij, sprekende over den „zwijgenden Christus" voor Kajafas, wijzen op den Man van Smarten, die zich stemmeloos, geeft in den dood. Ach ja, het was Hem nu eenmaal „gezet", de raadselspreuk van tempel-afbraak en tempel-herstel, waar te maken. Verklaren moest Hij die spreuk, niet door een ontijdig pronkend woord, maar alleen door het te reciter tijd intredend bloedig feit.

Dus wordt Hij nu gestraft voor hetgeen geen zonde van Hemzelf toch was. Nu moet Hij Zijn verzekerd spreken over tempelbraak en tempelbouw waar maken, door den tempel van Zijn lichaam te laten breken, en hem zóó ook weer te bouwen, volledig, van den grond op, van den dood op. En hier aanbidden wij Christus' lijdelijke gehoorzaamheid.

Zwijgen, zwijgen. —

En daarin bukken voor 3en wil des Vaders.

Zwijgen, zwijgen.

Het spreken heeft Hij versmaad, toen dit Zijn dood zou kunnen verhinderen of vervlakken. En het zwijgen heeft Hij versmaad, toen het er op aan kwam, te belijden 'Zijn messiasschap.

En zoo is Hij in spreken èn in zwijgen gewillig tot den dood.

Nü is dit zwijgen berustend tegenover God.

Nü staat Hij daar, een lam, stemmeloos voor Zijn scheerders. Nü is Hij Aarons meerdere, die, hoewel zonder zonde geslagen, berust in den wil van God, en Zich laat leiden, waar het recht Hem voert. Nü is Hij de zwijgende Profeet, die den gruwel afkondigt van de zonde, en de heiUgheid van het recht, en de genoegzaamheid van die allereenvuldigste messïaansche zelf-opeabaring: „Ik ben het". Nü is Hij de zwijgende Koning, die rustig verklaart: „Wie Mij nog niet verslaat, wie den masjaal niet heeft doorgrond, die strekke zijn hand naar Mij niet uit." Nü is Hij ook de zwijgende Priester, die zich gehoorzaam geeft op de wegen van het kruis.

Christus is daarom voor het Sanhedrin zwaar verzocht geweest. Zijn eigen raadselspreuk kwam tegen Hem aan; en groot was de verzoeking, zich door een enkel woord te vrijwaren tegen den sma-

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1930

De Reformatie | 6 Pagina's

Iets over den „masjaal” hij Christus: een lllustratie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1930

De Reformatie | 6 Pagina's