Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RELIGIE EN KUNST.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RELIGIE EN KUNST.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

In den loop der eeuwen is over de verhouding vaxL religie en kunst zeer verschillend gedacht. Ieder dezer twee grootmachten op het gebied van het geestesleven wordt op zichzelve reeds zeer onderscheiden beoordeeld, maar ook in haar onderlinge verhouding is er een wijd uiteenloopende waardeering.

Hierover kan men het echter eens zijn, dat zoowel de religie als de kunst in de historie der menschheidbehooren iot de IiooMf actoren, die alle geestelijk leven hebben beheerscht. Beide kunnen ze zijn een bron van den zuiversten en rijksben zegen, maar ook van het ingrijpendste verderf. Inderdaad hébben ze ook zegen en vloek gebracht, alnaarmate ze haar ideaal benaderden of zich er steeds verder van verwijderden. De eene maal hebben ze zelfverloochenend willen zijn 'dienstmaagden Gods en den anderen keer zelfzuchtig willen wezen dienstmaagden van het zondige vleesch.

Beide hebben ze een ontwikkeling van eeriige millennia doorloopen, gedurende welke ze eerst in zeer nauwe en pas later in verdere hetrekking tot elkander stonden.

"Wanneer we zeggen, dat de religie evenals de kunst een ontwikkeling van duizenden jareA heeft doorloopen, dan moeten we er wel op letten dat er in dien ontwikkelingsgang een principieele tegenstelling is tusschen de ontplooiing der religie en die der kunst.

Bij de religie hebben we niet te doen met één macht, die zich hoe langer hoe meer ontvouwt, maar hebben we te maken met de absolute tegenstelling van één ware en veel vaJsche religies. Tusschen waar en valsch gaapt een onoverbrugbare kloof. Die tegenstelling tusschen ware en valsche religie wordt lang niet algemeen aanvaard. De vertegenwoordigers van een naturalistisch 'standpunt beweren, dat de religie behoort tot de aauigeboren ideeën van den mensch en dat ze zich nu vanzelf door een innerlijke - wet ontwikkelt en een steeds intensiever reinigingsproces doorloopen heeft. Volgens deze beschouwing klimt de religie immer van lager tot hooger op, van de aanbidding van veel goden tot de vereering van één God, is er geen principieel verschil tusschen de onderscheiden godsdiensten en wordt de evolutie-theorie ook op het terrein van de religie toegepast.

Lijnrecht hiertegenover staat onze beschouwing. Wij geloovein, dat de religie rust op openbaring van Gods zijde en vatbaarheid van 'smenschen 2Sjde om haar te verstaan .en dat de religie van den eersten mensch bestofid uit de aanbidding van den éénen^ levenden God (monotheïsme), zoodat het heidendom niets anders is dan een afzakking van de oorspronkelijke hoogte door menscheilijke schuld. God Zelf heeft toen in den engen kring van een geheel specifiek religieus aangelegd volk door een keten van organisch voortschrijdende openbaringen het ware wezen der religie weer aan het licht gebracht, totdat het vleeschgeworden Woord, de eeniggehoren Zoon, Die in den schoot des "Vaders is, ons God heeft verklaard (Joh. 1:18j. God, voortijds veelmaal en op velerlei wijze, tot do vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon (Hehr. 1:1).

Er is alzoo een absolute scheidslijn tusschen de ééne ware en de valsche religies. Maar binnen het kader van de ware religie mag toch van ontwikkeling gesproken. Er is "toename in de openbaring Gods. Van Adam tot Abraham zijn de openbaringsinstrumenten schaarsch, de verbastering der oorspronkelijke religie neemt hand over hand toe; van Abraham tot Christus verrijkt de Heere Zijn uitverkoren volk met steeds meerdere Godskennis; dan wordt het eeuwige Woord vïeesch en verklaart ons God. En voorts wordt aan de Christelijke gemeente de Heilige Geest gegeven, Die haar in alle waarheid leidt. Zoo is er in de Christelijke religie een steeds verdere ontwikkeling en ontplooi'ing, al wordt thans aan de geopenbaarde waarheid geen nieuwe openbaring meer toegevoegd.

De ware religie behoort tot het terrein der bijzondere genade 'Gods.

Dit is niet het geval niet de kunst. "Alle goede gave op dit gebied is ook van den Heiligen Geest. En de Geest Gods heeft bij den gang der eeuwen ook haar ©en veelvoudige ontwikkeling gegeven. Doch dit alles behoort thuis op het terrein "der algemeene genade Gods. De kunst is uitvloeisel van Gods gemeene gratie.

Een onderscheiding als bij de religie tusschen waar en valsch, is er bij de kunst niet te maken.

Er moge een groot verschil zijn tusschen de kunstwerken van hen, die leven uit de wedergeboorte, en van hen, die deze genadeweldaad Gods niet kennen, een scheidslijn als van waar en valsch is hierbij niet te trekken. We stemmen toe: „Een genie, dat niet 't hoogste welgevallen heeft aan het origineel van al 't schoone, d.i. aan God, dat heeft ook niet de kracht, een afschijnsel van de eeuwige schoonheid lief te hebben of voort te brengen. Een uitgesproken atheist, nihilist of materialist zal ongeschikt zijn, een kunstwerk van den eersten rang voort te hrengen; Mj vermag hoogstens met vreemde veeren te pronken en van geleend kapitaal te teren. Het gelukt hem misschien, den toestand van een vredelooze ziel in meesterlijke vormen, verven, tonen of woorden te schilderen (Byron, Heine), nooit echter zal over zijn kunstwerk de Godsvrede der verzoening uitgegoten zijn. 1) „De verbeeldingskracht van een ongeloovigen kunstenaar kan nooit een christelijk kunstwerk scheppen." 2)

Maar daaruit volgt niet, dat het produceeren van een kunstenaar noodwendig moet stammen uit een geloovlg hart. Mem kan 'Christelijk zijn in den algemeenen zin van het woord; men kan eenvoudig gelooven aan God, deugd en onsterfelijkheid; men kan zich zelfs houden aan den zoogenaamden „idealen Christus". Ja, het is zelfs mogelijk, met behulp der phantasie in de Christelijke gedachtenwereld binnen te dringen, en zich met het verstand van ; de waarheid en grootheid dezer ideeën te laten overtuigen. En niettögensitaande dit alles laat men het niet komen tot een persoonif ij k e verhouding van verzoening, waarin men staat tot God door Christus. Men houdt zich even ver van de Goddelijke Openbaring als van een philosophisch systeem, omdat men niet „uit de waarheid" is; men staat niet in, maar buiten: e heilswaarheid. Zoo is het ook bij vele kunstenaars. Ze zijn niet verre van het koninkrijk Gods, maar z^ zijn toch niet wat Christus noemt „wedergeboren van boven uit den Heiligen Geest". Van hen geldt 't woord van Christus over Johannes den Dooper, al is het in andere beduidenis: ij zij^| de grootsten onder de uit vrouwen geborenen, maar d« kleinste in het Koninkrijk der Hemelen (d. i. de waarlijk geloovige) is meerder (voor God) dan zij (Matth. .11:11). Het is een dwaling, aesthetisch© gevoelens zonder meer voor religieus of zelfs voor een toereikend. God welgevallig offer te houden. Een aesthetisch genot heeft veel overeenkomst meit religieuze stichting, maar is evenmin 't zelfde aJs een bloot gevoelvolle stemming reeds een werkelijk gebed is.

Maar wat een onwedergeborene op "kunstgebied voortbrengt, behoeft niet te zijn onchristelijk, onwaar, valsch, al kunnen er zeer veel zondige factoren en tendenzen in schuilen.

Op het terrein der religie is het zóó: wie niet binnen het Koninkrijk der Hemelen is, is er buiten; wie niet den waren Godsdienst belijdt, huldigt een valschen.

Van de ware religie is de Heilige Geest de Werkmeester, maar van de valsche godsdiensten '6k'. geest uit den afgrond, de| vader der leugenen, zoodat ze tegenover elkander staan als waarheid eai leugen. Zoo moet de godsdienst van het gansche heidendom der oude ©n der nieuwe wereld! worden gestempeld niet maar als verbasterde, maar als leugen-religie.

Zulk een scheiding is op het gebied van de kunst niet aan te brengen. De Heilige Geest blijft de Auteur van al het waarachtig schoone in de kunstuitingen, ook al is de auctor secundarius, de tweede auteur, de kunstenaar, een onherborene en, al laat deze zich mede beïnvloeden door zijn zondige neigingen en de influisteringen van den booze.

De kunst van alle eeuwen en van alle volken moet als één geheel worden gezien, als uitingen op het terrein van Gods gemeen© gratie, waarbij de Heilige Geest de Inspirator is. „Dr Kuyper durft zelfs de sterke bewering aan, dat in echte kunst iets heiligs is, omdat zij uiting geèït aan het streven van den mensch om boven den vloek, die op de wereld rust, uit te komen."»)

Wij zien dan ook veel onherborenen gedurende de heengevlogen ©euwen optreden als schep-. pers van geniale kunstgewrochten. .„In Kaïns geslacht ontkiemt de schoonheid-der-daad, ontluikt de kunst in haar veelvervige pracht."*)

Phidias, de grootste meester der Grieksche plastiek, is een heiden. Thorwaldsen, Deneimarkens bewierookte beeldhouwer, bij wien van een volledig ontwikkeld en bewust Christendom geen sprake kan zijn, heeft toch uit vrije persooiüijke neiging Bijbelsche stoffen behandeld, de lieve vrouwenkerk te Kopenhagen zijn onovertroffen kunstgewrocht van et zegenend Christusbeeld en de twaalf-apostelengroep geschonken. 5)

„Wonderlijk is God ook hier in Zijn doen. Waneer wij even het modewoord van de moderne wijsegeerte mogeji gebruiken, dan zouden wij z^gen:

Gods weg is ir rati onedel (buiten de sfeer van de redej. 'Aan de wereld, die vijandig is tegen 'God', dus ook tegen de schoonheid Gods, vertrouwt God de fijnste en kostbaarste eigendommen van Zijn koninklijke schatkamer toe. De van God vervreemden krijgen van Gods schoonheden het ruimste deel. En wat nèg wonderlijker is, hoewel zij zondaren zijn, dus van binnen 1 e e 1 ij k e menschen, 'hebben zij die, door de natuur bemiddelde, schoonheid lief; zij koesteren haar, zij kweeken ze ^en voeden ze op tot steeds hooger graad van volmaking. Maar aan het eind neemt God hen alles ai, gelijk een heer den gestolen schat neemt uit de hand van den ontrouwen knecht. En de heerlijkheid der wereldsche volken, dat wil zeggen, de gerijpte schoonheid, de cultuur (in den joeden zin des woordsj der wereld, wordt een erfenis van het Godgeheiligd zaad", "j

Wie als Christen een Tcunstgeschiedenis schrijft, zal niet als bij de geschiedenis der godsdiensten uitgaan van een tegenstelling tusschen de ééne ware kunst en vele valsche kunsten.

Hij zal wel wijzen op vele zondige factoren en verbastering der kunst, maar hij zal ze blijven zien als één geheel, als een grootmacht des levens, waarbij herborene en onherborene samenwerken op het terrein der algemeene genade en die de inspiratie tot het waarlijk echte kunstwerk ontvangen van den Heiligen "Geest.

Natuurlijk heeft niet elk volk en elke tijd feven groote beteekenis gehad voor de ontwikkeling der kunst.

Bij den aanvang der geschiedenis staat de kunst nog op een betrekkelijk lage trap; ze heeft zich overal van een armzalig begin omhoog gewerkt. Sommige volkeren zijn altijd bij het beginstadium blijven staan, terwijl andere er maar een weinig boven uit gekomen zijn. Hooger georganiseerde naties hebben hun heele voortbrengingsvermogen geconcentreerd op een enkele kunst of enkele verwante krmsten, terwijl het kleinste aantal, n.l. de cultuur-volkereih, die voor He wereldhistorie het belangrijkst zijn, het hebben gebracht tot een ontwikkeling van alle aparte vormen en soorten der kunst.

De werkelijk groote kunstwerken zijn tot stand gekomen door enkele hoog-begaafde auteurs, uitverkorenen der menschheid, die tot hun meesterlijke scheppingen werden geïnspireerd. Maar toch staan ze niet los van het volk, waaruit zij voortkomen, en van den 'tijd, waarin zij leven, al zijn ze dien tijd meestal ver vooruit en worden ze door hun tij'dgenooten dikwerf niet begrepen.

Michel Angelo heeft geklaagd: „Eenzaam bewandel ik onbetreden banen."')

Omdat niemand tot de wondervolle grootte zijns geestes kon reiken, heeft hij zich verlaten gevoeld op koude hoogte. De geweldige monnik Savonarola, dien hij bewonderde en wiens prediking hij meermalen beluisterde, liet zijn leven op den brandstapel. Dante, met wien Angelo zich innerlijk verwant gevoelde, deelde met hem het lot van Florence • verbannen te worden.«)

De kunstgeschiedenis is vol van voorbeelden^ hoe de groote genieën door hun tijdgenooten zijn miskend, en toch is het ook waar, dat in de uitgelezen scheppingen der genieën van den 'eersten rang zich weerspiegelt het diepste wezen van het volk en van den tijd, waaruit zij ontsprongen. Meurer zegt in betrekking tot do kunst van den kerkbouwstijl: „Wat een volk, een tijdperk bouwt, dat is het." 5) Ongetwijfeld schuilt hierin een groote kern van waarheid.

De kunst beoogt de wereld van het schoone voort te brengen. Maar wat nu tot het wezen der schoonheid behoort, is een vraag, bij welker beantwoording de geesten openbaar worden en 'de aesthetic! zich in twee groote heirlegers splitsen.

Eensdeels zoeken ze het wezen der schoonheid alleen in de uiterlijke vormen, van het gecreëerde kunstwerk, terwijl ze anderdeels den nadruk leggen op den ideëel-werkelijken inhoud, zonder welken aan de openbaar wordende vormen hun op zichzelf hooge waarde ontvalt.

Wij scharen ons zonder eenigen twijfel aan de zijde van de laatsten. De schoonheid behoort tot „de rei der geestelijke goederen, waartoe 'ook de waarheid en de goedheid behooren, ja deze drie in een drievoudig snoer, tot een harmonieuse trias, verbonden. De ware schoonheid kan geen gewaarwordingen wekken, die met de waarheid en goedheid strijden, omdat zij alle drie wortelen in de ééne absolute idee". i°j „De schoonheid ontvangt haar eigen plaats in den driebond: De waarheid heeft betrekking op het denkend leven; de goedheid op het zedelijk leven; en de schooWh'eid op het gansch eigensoortig aesthetisch leven. Men meene echter niet, dat deze driedeeling, het recht geeft tot ©en afzondering van het rijk der schoonheid, zoodat het een aparte wereld zou vormen, naast de wereld van het goede en het ware. Evenmin als men de heerlijkheid Gods mag denken als een deugd naast de andere deugden Gods, mogen wij de schoonheid beperkend beschouwen als eien gave Gods in de schepping naast de andere gaven."!»)

Echte schoonheid paart zich met het goede en het ware. Kwaad en leugen zijn zonde en zonde is leelijk. Het schoone, dat in bond wil treden met die zondige machten, , wordt daardoor dan ook onschoon. Een litterair kunstwerk, dat met veelvervig coloriet en beeldende taal 'de pnzedelijkheid wil verdedigen, is een blozende, maar innerlijk verrotte appel. Zooals een beeldschoone vrouw met eeü slecht, laagstaand karaiter toch is een onschoon wezen, zoo is ook de jkunst met een schoenen vorm en leelijken, onzedelijken inhoud met zichzelf in tegenspraak.

Bij de kunst moeten inhoud en vorm elkander dekken. „In de werken van de groote kunstenaars uit de kerkgeschiedenis overtreft de gedachteninhoud den vorm, in de stoffen uit de antieke mylhe is de verhouding omgekeerd." ")


1) G Portig, Religion umd Kunst, 1879, I, blz. 87T.

2) H. Otfce, Handbuch der kirklichen Kunstarchaologie des Mittelalters, 1863, I, blz. 3.

3) B. Wielenga, De Bijbel als Boek van Schoonheid, blz. 24.

4) B. Wielenga, a. w., blz. 30.

5) J. H. Thiele, Thorwaldsens Leben, übersotzt von Henrit Helms, 1856, 3 Theite, III blz, 105—108.

6) B. Wielenga, a. w. blz. 29.

7) E. Guhl, Kttnstterbriefe, 1853, I, blz. 166—206.

8) G. Portig, a. w., blz. 107.

9) M. Meurer, Der Kircbenbau, 1877, blz. 11.

10)B. Wielenga, a. w., blz. 16 len 20.

11) G Portig, a. w., blz. 115.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

RELIGIE EN KUNST.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's