Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Vernieuwingen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Vernieuwingen”.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eenige weken geleden sprak de heer A. Kuiper van Utrecht voor de microphoon van de Nederl. Christel. Radio Vereeniging over den nieviwen verzenbundel van de bekende dichteres Henr. Roland Holst, „Vernieuwingen". Aangezien het onderwerp belangrijk is, wijl Mevr. Roland Holst een van de meest beteekenende figuren is onder onze Nederlandsche dichters van den nieuweren tijd en ook, omdat de radiotoespraak een rustig-kunnen-overlezen waard was, verzocht de Redactie den heer Kuiper het geschrevene in een korte artikelenreeks vast te leggen. De heer Kuiper voldeed aan dien wensch en verwerkte met eenige wijziging en uitbreiding, zijn lezing tot een 3-tal artikelen, die we gaarne in achtereenvolgende nummers opnemen.

I.

De nieuwe bundel verzen vaa Henriëtte Roland Holst—Van der Schalk, i).

Toen Michel Angelo, de grootste beeldhouwer der Christenheid, aan zijn eerste groote schepping begon, beeldhouwde hij Hem, Wiens liefde alle vlammen van geestdrift in zijn kunstenaarshart had ontstoken. Met onstuimige moed ging de begenadigde aan zijn werk en toen het resultaat van zijn bidden en beitelen aan het publiek kon worden getoond, liep half Rome uit, om het wonder te zieai: een moegestreden, dode Heiland, die dwars over de knieën lag van een grote, schone, jonge vrouw.

Alles was groots aan dit ontzaglik monument: de grote, vermagerde gestalte van "de pas-Gekruisigde en de bloedwarme jeugdigheid van de moeder, die iiier bijna de dochter scheen.

Tussen de toeschouwers stond Michel Angelo. Daar hoorde hij, dat sommigen een andere beeldhouwer als de maker noemden. Dit was hem te veel. 's Avonds sloop hij de kerk in en vóór het morgenlicht door de kleurige vensters drong, had hij in de volle lengte over Maria's schouderband gebeiteld zijn naam: Michelangelo Buonarotti.

Daarmee bezegelde hij, wat reeds een feit was: deze beeldgroep was zeer jiadrukkelik z ij n werk, hij had gedacht, hij had gebeiteld.

Dit monument is later vernietigd...

Dit monument is later vernietigd... Maar in zijn allerlaatste levensjaren werd opnieuw onweerstaanbaar machtig de drang, om nog eenmaal — nu als levensbesluit — te beeldhouwen de Heiland, die alles volbracht had, en de moeder, door wier ziel een zwaard was gegaan. Hij kocht er voor edeler marmer dan de eerste keer. Maar langzaam, heel langzaam ging nu het werk voort.

Wanneer hij dacht aan de grenzenloze liefde van Hem, die tientallen jaren het wilde hart van "de beeldhouwer had lief gehad, wanneer hij dacht aan zijn Heer, die nu heel vlak bij was en met wijde armen de moede grijze ontving, dan zag hij de onmogelikheid om zoveel genade weer te geven door mensenkunst. Stiller en zuiverder werd daarom het beeldhouwwerk elke dag, geen ornament leidde de aandacht meer af. Maar eindelik — 'twas tè groots. Michel Angelo kón niet meer en met een hee om verlossing staakte hij zijn werk. Zes dagen later stierf hij. 2)

Ontroerender dan veel werk, dat af was, is deze „Unvollendete".

In dit alles zie ik levensrijping. De jonge kunstenaar dacht allereerst aan zichzelf en zijn werk, de oude is vol, van wat hij niet kan.

In 't werk van Mevrouw Roland Holst is een levensgroei, die in veel overeenstemt met wat wij hierboven schetsten.

In haar eerste bundels is die verbijsterende, blijde levensaanpak, waarmee jongeren het leven grijpen, als de teleurstelling nog niet al te zeer hun hart gekorven heeft. Er is ook een rustige, bijna zou ik zeggen, zonnige meditatie. Zij schrijft over de volkomenheid, die een mens kan bereiken, over de zekerheid van ongestoorde vreugde, over het gelukzalig leven van de vrome. De blijde kracht van weten en kunnen straalt door in de „Sonnetten en Yerzen in terzinen geschreven", die tot het schoonste behoren, wat dichters aan Holland gegeven hebben.

Later verscheen „De Vrouw in het Woud", „Verzonken Grenzen" als Dantes Inferno, krochten van leed, tierende benden van haters. De grote smart komt in het leven van de dichters. Er js een criticus, die in die dagen klaagt over wat "hij zou willen noemen: anarchie in de vormgeving.2) Maar is er iets anders te verwachten in die tijd?

Toen kwam de periode van zelf-inkeer. Uit de benauwenis van de donkere dagen heeft ze één licht gered, een stralende kern:

Van al het donkere en wrange, de ertsen van arbeid en pijn, bleef in de smeltkroes, nietig klein maar bleef toch een kristalkem hangen;

klare kern, die niet vergaat, niet gedoemd is te vervloeien, die alzijdig uit zal groeien, omdat z'in het hart des levens staat*). —

Zij heeft hervonden haar ochtend-jonge blijdschap over de zeker-geweten toekomst. Maar zij bezit die vreugde nu zuiverder.

Dit alles is groei en is het zich strekken Van levenskrachten, dat van zelf geschiedt: morgenklaarte en middagbrand verwekken Van zelf in 't hart een toon, een wijze, een lied^).

Boven dit gedicht staat „D© Verworvenheid". Het gaat vooraf aan de bundel, die wij nü bespreken' willen: „Vernieuwingen".

* * * Hier spreekt de levenswijze, die na lange overpeinzing, na veel strijd haar vernieuwde toekomstverwachting zegt. Heel haar leven en dat van de mensheid, die met haar streed, overziet zij nog eenmaal met klare, open ogen.

Zij ziet nu de fouten van de oude bouw, het enge en zwakke fundament en met ongeloof like moed bouwt zij opnieuw.

Zo is „Vernieuwingen" meer nog dan andere bmidels geworden een poging tot zuiver belijden, een bouw-program, een toekomst-verwachting. , 0p het omslag van de bundel staat een houtsnede: een metselaar, die een muur optrekt. Met een aandacht, die even nauwkeurig als wijdingsvol is, stoot hij met zijn troffel een nieuwe steen in de verse kalk. Zó bouwt ook deze dichteres, liefdevol, be^ dachtzaam; maar ónder het bouwen voelt zij, dat zij het werk niet voltooien zal.

Henriëtte van der Schalk is geboren hij de zee en daar heeft zij haar jonge jaren geleefd. Vlak bij onze zee, die Holland groot gemaakt heeft van chaos tot natie; maar ook vlak bij de zee, die een' deel is van het grote oermeer, dat oever na oever bespeelt, alle natiën met wijde armen omvaamt, als één wereld van broeders en zusters, het leven: van de Internationale. Zo ziet ook de dichteres de mensheid. Hierdoor vooral staat zij principieel tegenover de schoonheidspriesters, dié zonder enige band aan mens en mensheid hun kunstenaarschap beleven. De poëzie van Mevrouw Roland Holst leeft niet alleen van de eigen zielsontroering, maar in haar werk golft na de bewogenheid van heel de wereld, waarmee zij lijdt en oprijst. Het vers van deze grote Hollandse dichteres wordt gevormd en gedragen door de actie van haar scheppen en door de reactie van haar hoorders.

Wie dan ook het dogmatisme van de 80-er schoonheidsleer als de enig juiste critiek over haar poëzie aanvaardt, kan tot het wezen ervan nooit doordringen, hij vindt er heg noch steg in. Immers in de 80-er jaren is alleen de actie van het scheppen erkend, en u i t deze is nog nauwkeurig uitgescheiden de scheppende mens! Er zijn toen verzen geschreven, zo onaantastbaar schoon, dat alle critieK zich bij voorbaat blameren zou. Maar _ de meeste scheppingen zweefden hoog, onvatbaar in ijle luchtea, afkoelend tot de kristallen pracht van ijskoud schoon.

Het wil mij voorkomen, dat deze 80-er kunstidee in onze tijd krachtiger leeft, dan wij onszelf durven bekennen. De verleiding is hier heel groot, om iets te zeggen over de waa/de en het wezen van hedendaagse critiek. Maar het zou te ver voeren dit keer. Toch zal ieder, die tot het werk van Henriëtte Roland Holst gaat, zich zeer nadrukkelik moeten bezinnen op het wezen van zijn crities oordeel. Wil iemand haar poëzie horen, dan zal hij zich moeten inleven in de grootsheid van haar dichtwerk èn hij zal de consequentie moeten aanvaarden, dat hij deze grote niet zónder een antwoord van zich kan laten gaan.

Van den beginne af is de poëzie van deze dichteres mensheids-poëzie geweest. De eindeloze ikkerig-

heid van veel moderne gedichten kwam niet eens tot de hoogte van haar belangstelhng, niet een mens stond in het centrum Vcin haar verzen, maar de wereld.

En zo steekt zij torenhoog uit boven de velen, •die in eigen leed niet het leed der mensheid herkennen; die in eigen vreugd niet de aantrilling voelen van de vreugde, die in millioenen kan beven; de velen, die u i t hun ontroerde hart tot hun ontroerde hart spreken, de arme dolaards, die eenzaam dwalen door hun levenswoestijn, zonder doel: geen mens en geen God.

Hoge kunst heeft een belijdend, een profeties karakter.

Toen Carlyle in 1840 zijn beroemde lezingen hield over helden en helden-verering, was het niet zo'n heel grote sprong om van de profeet Mohammed tot de dichter Dante te komen. Is niet in oudere taal het woord voor profeet en "dichter gelijk? Van Maerlant af tot Mevrouw Roland Holst toe — om nu maar op eigen erf te blijven — heeft de dichter aan de profeet het schone woord geschonken en de profeet schonk aan de dichter de levenstoon, de warme klank. En dit alles in onnaspeurbare, niet te ontleden wisselwerking.

Zoo is alle waarachtig dichtwerk gegroeid tot poëzie-van-alle-tijden, ze kreeg meer dan eenmaal een open-barend karakter, ze zag verten, die geen mens vermoedde en de heerlikste glanzing verkreeg ze, de zuiverste tonen van het zieleorgel klonken, wanneer ze eindigde in een hymne voor God, die de opperste en de uiterste Schoonheid is.

Elke dichter ziet in eigen leven de dreigend grote afstand tussen ideaal en levenswerkelikheid; sterker nog: het conflict!

Het is zo langzamerhand een legende in Holland geworden, dat het werk van Mevrouw Roland Holst heel biezonder staat in het teken van dit conflict. Maar dit is niet speciaal in het werk van deze dichteres. Bij elke dichter-profeet loopt deze diepe kerf door zijn gedichten. Van groter belang is, hoe dit conflict zich in de poëzie openbaart.

Zie, wanneer het een van mijn dromen is, in de zomer een vol-bloeiende tuin te hebben, maar mijn daad is niet meer dan het brengen van wak goedkoop grint op de paden, dan is hier ongetwijfeld een conflict tussen droom en ^aad. 'kMeen echter, dat hier nog wel over heen te komen is.

Wanneer dromen echter levensverlangens worden, wanneer wij ze zien als de vóórspiegeling van een werkelikheid, die zéker komen moet, een werkelikheid, waar het wél en wee der mensheid van afhangt, dan is het om te bezwijken van smart, wanneer de daad regelrecht strijdt tegen zulk een toekomstverwachting.

En dit is het, wat aan het werk van Henriëtte Roland Holst zo'n onvergetelik diepe klank geeft. Dit is het, wat aan haar poëzie een geheel eigen rhythme geeft, dat sommigen deed vragen, of deze poëzie geen proza is 'geworden, immers het liej) zo heel anders dan — nu, dan hèt gedicht. Maar — rhythme is niet de maat van het vers, rhythme is de levensstuwing, de harteklop van de dichter, die natrilt in zijn woord.

Als deze poëzie der „Vernieuwingen" geen poëzie meer is, dan is ze iets diepers, iets schoners.

Zó was ook Da Costa's vers een enkele maal, wanneer de ontzaglike gloed van zijn boodschap alle omheiningen van poëtiese conventie wegbrandfle. Dan zou hier het onbeschrijflike gebeurd zijn, dat zelfs de poëzie is bezweken bij het dra.gen van

zo grote schat. (Wordt vervolgd.)


1) m L. 'en J. Bnisse's U. M, Rotterdam, 1929.

2) Emil Ludwig: Michel Angelo, Berlin 1930, S. 25, 160.

3) A. Verweü. Zie Proza. Amsterdam. 1923. VIII. bl. 135.

4) H. Roland Holst—v. d. Schalk: Verworvenheden. Rotteridam 1928. bl. 20. '^

5) H. Roland Holst—v. d. Schalk: Verworvenheden. Rotter-' dam 1928. bl. 35.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

„Vernieuwingen”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's