Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het boek van Yahuda.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het boek van Yahuda.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

L

Er zijn van die boeken, die de verdienste hebben, een bepaalden tak van wetenschap te plaatsen in het middelpunt van de publieke belangstelling. Meestal is die belangstelling van voorbijgaanden aard, l)epaalt ze zich tot het vluchtig lezen van een krantenartikel over ©en dergelijk werk. Maar de kans bestaat, dat een enkeling blijvend wordt geboeid en warm gaat meeleven met den strijd, die op dat bepaalde terrein der wetenschap wordt gestreden.

De wetenschappelijke onderzoekers van het Oude Testament zijn met dergelijke opzienbarende werken, die niet alleen de wetenschap vooruitbrengen, maar ook de „leeken" lokken, niet karig bedeeld. De namen Wellhausen en Fried rich Deli t z s c h zeggen al genoeg. Vele niet-Oud-testamentici zullen toch den „Babel-Bibel"-strijd, door laatstgenoemde ontketend, uit het begin dezer eeuw niet vergeten zijn.

't Was Babel, dat volgens hem in cultureel en religieus, ook zedelijk opzicht den voorrang had boven Israël, 'n Bewering, waarmee hij vooral in Duitschland ('twas in 1902) een geweldigen storm verwekte. Maar wat acht men^ nu, na bijna dertig jaar, het blijvende resultaat van zijn publicaties? Dit, dat de belangstelling in de opgravingen en de ontsluiting van de geheele Oud-Testamentische cultuurwereld aanmerkelijk is gestegen, i)

Men heeft dit standpunt van Friedrich Deli t z s c h en de zijnen wel genoemd het „Pan-Babylonisme", d.w.z. alles werd uit Babel afgeleid. Het verhaal der schepping b.v., zooals we dat vinden in Genesis 1 en 2, was niet origineel, maar steunde op Babylonische mythen.

Maar zie, langzamerhand wordt hoe langer hoe meer de nadruk gelegd op het eigene van het Israëlietische, het Bijbelsche scheppingsverhaal en wordt het „Pan-Babylonisme" een verouderd standpunt. Men kan zich, als Schriftgeloovige, daarover verblijden, mits we maar niet uit het oog verliezen de boven gesignaleerde verdienste van een man als D e 1 i t z s c h, en voor de verhoogde belangstelling dankbaar zijn. Zijns ondanks is ook hij er de bewerker van, dat de gemeente van Christus iets meer begrijpt van antwoord 123 uit onzen Heidelbergschen Catechismus: „verstoor alle booze raadslagen, die tegen Uw heilig Woord bedacht worden", 'n Bede, die niet alleen moet worden opgezonden in dagen van strijd en spanning, maar eiken dag. Contact tusschen de Gereformeerde beoefenaars der wetenschap van het Oude Testament en de gemeente is zeer

Nu zegge men niet, dajt er al voldoende wordt medegeleefd met wat er plaats vindt op het terrein der Oud-Testamentische wetenschap. Totnogtoe verbeeldde ik me dat ook. Maar sinds ik in een gezelschap van uitsluitend intellectueelen voor de vraag werd geplaatst, wat voor nut al dat gepeuter in de oud-Oostersche geschiedenis en cultuur had, ben ik eenigszins ontnuchterd. Hoe voortreffelijk ik het rapport inzake den uitbouw .der belijdenis acht, met de uitspraak van de meerderheid der deputaten, dat de Kerk door opgravingen en andere onderzoekingen der oude Oostersche wereld, niet in staat wordt gesteld om meer tot eer van God te leven (bl. 29), kan ik het, juist omdat ze zoo voorzichtig is gesteld, niet eens zijn. Ook in Duitschland wordt de klacht geslaakt, dat de breed'e belangstelling, in dit geval voor het vraagstuk van den Pentateuch, wat aan het insluimeren is.

den Pentateuch, wat aan het insluimeren is. Men kan dus nu wel begrijpen, dat de verschijning van een boek, dat weer deining schijnt te brengen en ook buiten vakbladen de aandacht trekt, en dan nog wel op het terrein van de Oud-Testamentische studie, door ons met vreugde wordt begroet. We bedoelen: A. S. Y a h u d a. Die S p r a-Cihe des Pentateuch in ihren B.eziehungen zum Aegyptischen (de taal van den Pentateuch of vijf boeken van Mozes in haar verhouding tot het Egyptisch).

In de „Nieuwe Rotterdamsohe Courant" van 13 en 18 September 1929 (het jaar, waarin het boek verscheen) wijdde de heer Henri Asselb ergs er een uitvoerige bespreking aan, onder den titel

„Het O.-T.-onderzoek op nieuwe wegen? " en noemde het ^„een belangwekkend boek". In vele tijdschriften in Engeland en Duitschland worden er besprekingen van gegeven. Het is dus niet een kwaad idee, om ook in „De Reformatie" eens ©ven op dit boek de aandacht te vestigen en er eenige artikelen aan te wijden.

Om echter dit ding met orde te doen geschieden, zullen we eerst in het kort aanduiden den huidigen stand van het Pentateuchvraagstuk, dan "(met voorbeelden) den inhoud van het boek weergeven, om te eindigen met een critisch of wil men beoordeelend artikel.

Vooraf ga de mededeeling, dat Yahuda slechts het eerste deel van zijn werk nog maar in het licht gaf. Dat hij zich bezig houdt met de studie van het Egyptisch, o.a. professor is geweest in Heidelberg en twintig jaar aan voorstudie voor zijn boek heeft gewijd. Hij mag dus wel aanspraak maken op ernstige toetsing van zijn werk en dat elke critiek erop gepaard ga met bescheidenheid.

We zullen dus eerst het oog richten op den huidigen stand van het Pentateuahvraagstuk.

De vijf boeken van Mozes worden ook genoemd de Pentateuch en werden in den oudsten tijd van de Christelijke Kerk evenals door de Joden aan' Mozes als schrijver toegewezen. Enkele ketters slechts maakten hier een uitzondering op. Ook na de Reformatie was "het slechts een enkeling, die voor sommige onderdeelen het Mozaïsch auteurschap in 'twijfel trok.

De groote omkeer werd hier gebracht, evenals voor zooveel dingen, door de negentiende eeuw. Eigenlijk al even daarvóór. In 1753 immers verscheen er in Frankrijk een boek van de hand vaii Jean Astruc, den lijfarts van Koning Lodewijk XV, dat tot titel droeg: „Vermoedens aangaande de oorspronkelijke bronnen, waarvan Mozes zioh, naar het schijnt, heeft bediend bij de samenstelling van het boek Genesis."^) In dat boek werd voor het eerst ^) de groote ontdekking gedaan, die heel de critiek op den Pentateuch tot voor kort heeft

^) Conjectures sur les memoires originaux, dont il paroit que Moyse s'est servi pour composer Ie livre de la Góaèse. ') De Duitschers werken tegenwoordig met een voorlooper van Astruc, maar in elk geval heeft Astruc dan toch de eer, de man te zijn geweest, die met zijn beweringen indruk maakte. Ook zal hij wel onafhankelijk van dien z.g.n. voorlooper zijn.

bebeerscht, en die kort en goed hierop neerkomt, dat in sommige deelen van Genesis de naam Jahwe (Heere), in andere Elohim (God) wordt gebruikt voor den naam van God. Slaat men b.v. het eerste hoofdstuk van Genesis op, dan vindt men daar den naam Elohim (God): „In den beginne schiep Elohim (God) den hemel en de aarde" (vs 1) en nergens: Jahwe (Heere of zooals de Statenvertaling ook wel schrijft: Jehova). In Genesis 4 echter vindt men, in het verhaal van Kaïns moord, voortdurend den naam Jahwe (Heere) gebruikt. En zoo kwam A s t r u c tot het aannemen van een J a h w i s t i - sche en Elohistische bron in Genesis.

Dat pad is nu verder gevolgd. En ook op dei andere boeken van den Pentateuch is hetzelfde procédé toegepast. Ja, men kwam tot het aannemen van nog twee bronnen: hot boek Deuteronomium stelde men apart. Dat was dan het wetboek, dat tijdens koning Josia door den priester Hilkia werd „gevonden" in den Tempel (II Kon. 22, H Kron. 34). Ook had men nog aan Ezra en de zijnen, na de ballingschap, te danken het vooral in L'eviticus v/eer te vinden pries ter wetboek of priester cod ex. We noemden hierboven al den naam Wellhausen. Het is vooral aan Julius Wellhausen te danken, en ook ten onzent aan Kuenen, dat het kwam tot het volgende afgeronde beeld van het ontstaan van den Pentateuch: eerst Jahwist (J), dan Elohist (E), vervolgens Deuteronomist (D) en tenslotte Priestercodex (P).

Hier kwam echter nog wat bij. Evolutie was eir. Op elk terrein. Ook op dat van den Pentateuch en Israels godsdienst en geschiedenis nam men aam: ontwikkeling van laag naar hoog.

Eerst was Israël een Bedouïnenstam. Vervolgens kwam, na een nomadenperiode, de tijd, dat ze boeren werden in Kanaan en zoo langzamerhand ontwikkeling tot hooger cultureel niveau. Daarmee gepaard natuurlijk: eerst was er voorouderen-vereering, dan animisme en fetisjisme (heilige steenen, etc), vervolgens polytheïsme (veelgodendom), dan monotheïsme (één God slechts). Dit laatste werd dan veredeld en verdiept d'oor de profeten, Amos, Jesaja, e.a. Ook dus: eerst konden de Israëlieten niet schrijven, later alleen de hoogere standen, pas na de ballingschap opbloei van litteratuur. Kort gezegd: eerst komen de Pïofeten met hun geschriften, dan de Wet of de boeken van Mozes (zoo is Deuteronomium een falsificatie van de Deuteronomistische profetenschool) en dan de Psalmen, die op 'Wet en Profeten zinspelen.

Mooi beeld, sluitend beeld!

Maar niet in overeenstemming met de boeken van Mozes? Mozes immers al een groot wetgever? Abraham al historisch figuur? Weineen, dat was niet waar. Die Pentateuch verplaatste alles maar in den vroegsten tijd. De vóór-Mozaïsche periode werd later gefantaseerd en Abraham, Izaak, Jakob, wie niet al, waren sage-figuren. Het lied van Debora (Richt. 5) was het ondst© werk der Israëlietische litteratuur. De uittocht misschien het oudste historische feit. Ook konden de patriarchen wel verpersoonlijkingen zijn van stammen.

Daar hebt ge in 't kort het Wellhausenianisme, dat aan Wellhausens welversneden pen veel heeft te danken.

Maar jammer voor die Wellhausenianen, er is ook nog zooiets als een schop, een spade. En men groef steeds meer op: in Mesopotamië en Egypte, in Palestina en Creta.

Toen kwamen er eenige vergissingen van Wellhausen en de zijnen aan het licht. Te weten: het is niet waar, dat Israël ©en ruw, onbeschaafd volk moet zijn geweest, ten tijde van zijn intocht in Kanaan. Er waren al eeuwenoude beschavingen in Egypte en Babylonië, "boeken, litteratuur zelfs. Het Ür der Ghaldeeën, waaruit Abraham al uittoog, was een zeer beschaafde stad en had bibliotheken. Een Chammurapi was wetgever in Babel, al tijdens Abraham, waarom kan Mozes het dan niet zijn geweest meer dan 4 eeuwen later? Een Egyptische Farao ten Jijde van Mozes had al een gezuiverden vorm van heidenschen godsdienst, ook de Egypte^ naren waren fijn beschaafd en hadden in kunst en wetenschap een groote hoogte b©reikt. Ja, steeds luider werden de stemmen van hen, die alles aan Babel (zie boven) willen ontleend hebben, wat Israël biedt. In één woord: de Wellhauseniaan zegt: Israël een oud volk. De spade bracht aan 't licht: Israël is een der jongste volken uit het oude Oosten en door veel beschavingen voorafgegaan. Het is heel waarschijnlijk, dat het ten tijde van Mozes een wet, zelfs een geschreven wet, kon hebben.

Daar kwam nog wat bij. Het fundament van het Wellhausenianisme was de onderscheiding tusschen de gebruikte namen voor God: Jahwe, Elohim, eto. Maar reeds spoedig werd er, na As truc, echter zonder dat er aandacht aan werd besteed, op gewezen, dat de Grieksche vertaling der zeventigen soms Elohim had, waar d© Hehreeuwsche tekst las: Jahwe, en omgekeerd. Wat kon men nu met een dergelijken onzekeren grondslag voor de bronnenscheiding beginnen?

Velen gingen trouwens al een anderen weg, vooral na de vermeerdering van het opgegraven materiaal ter vergelijking. Z© gingen vergelijken: de geschieidenis van Jozef met andere soortgelijke geschiedenissen in Babel en Egypte's litteratuur, ja met aller landen sprookjes, sagen etc. En z© zeiden: wat raakt ons langer dat schiften in Jahwistische, Elohistische stukken? We gaan den inhoud na; waar komt de stof vandaan? Die J en E en D' en P zijn etikett©n of verzamelaars. Zoo kwam óp de school van Gunkel, Gressmann e.a.

Bovendien: deugt de evolutiehypothese? Is & r ontwikkeling aan te wijzen op godsdienstig terrein b.v.? Heeft de God van Israël zich langzaamaan ontwikkeld uit natuurgod, donder-en bliksemgod tot den Verbondsgod der profeten? Ook' dat is aan rechtmatigen twijfel onderhevig, gezien de ervaringen, die men heeft opgedaan op godsdiensthistorisch gebied.

De opgravingen hadden echter ook een gevaarlijken kant. En in één punt zal een Gereformeerd onderzoeker altijd aan de zijde der Wellhausenianen staan. Het is dit: het eigene van Israël, ook van Israels litteratuur, werd in gevaar gebracht, het gevaar: te worden miskend. Wat men ook van Wellhausen, Kuenen e.a. moge zeggen: z© concentreerden hun aandacht op den Pentateuch zelf. Dat was het voorwerp; dat z© kerfden en stukhakten, maar waar z© dan toch mee bezig waren. Nu is men meer met een sagencyclus, met litteratuursoorten van het rond der aarde bezig, om één ©nk©l verhaal uit Genesis of Exodus te be-Uchten. Ja, het is gekomen tot het aannemen van absolute afhankelijkheid van Egyptische en Babylonische „sagen".

Over het Pan-Babylonisme spraken we reeds. Zullen we, nadat dit is verminderd aan invloed, moeten gaan spreken van een Pan-Egyptisme?

Want hierin zijn Wellhausen, Gunkel en vele anderen het eens: het openbaringskarakter van het , Oude Testament wordt schromelijk miskend.


1) Zie „Religion in Gechichte und Gegenwart", Zweite Auflage, Erster Band Sp. 714 (Baumgartner).noodig.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Het boek van Yahuda.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1930

De Reformatie | 8 Pagina's