Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

JubilGum der Vrije Universiteit.

Reeds j.l. Zaterdag kwamen er een paar persstemmen over het jubileum onzer V. U., die wij onzen lezers niet mogen onthouden.

Dr Impeta schreef in het „Ger. Kerkbl. v. Drente en Overijsel" over de vergadering van Maandag:

De groote zaal van het prachtige Concertgebouw was geheel gevuld. Op het podium, rechts en links, de studenten. Vóóraan de hoogleeraren, nu al drie en twintig! Nevens hen, aan beide zijden, de complimenteerende professoren van alle Nederlandsche en eenige vreemde universiteiten, vertegenwoordigd door den rector en den ab-actis van den senaat. Voorts de vier aanstaande begunstigden met het eeredoctoraat: Colijn, Sebestyen, Bakker en Rullmann. Dan directeuren, curatoren, de heeren van het Verband, ministers Terpstra en Donner, leden van Eerste en Tweede Kamer, de drie beantwoorders van prijsvragen, wier antwoord 'n eervolle vermelding was waardig gekeurd, kortom, een blinkende rij.

De zaal: beneden en boven gevuld met een geestdriftige schare.

Och, zuchtte menigeen, konden de voortrekkers dit nu nog eens beleven en meemaken! Konden Kuyper Sr., Rutgers, Woltjer, Bavinck en de vele anderen die heengingen, nu nog eens opstaan uit hun graf en mede er de getuigen van zijn hoe de Vrije Universiteit wier stichting zoozeer 'n geloofsstuk is geweest, na 50 jaar was gekomen tot bloei en eere!

Ze zijn in den hemel en wij misgunnen hun niet hun gelukkig lot.

Maar konden ze op de aarde de oogen nog eens opslaan, ze zouden God danken voor zóó krachtdadige hulpe als Hij op het gebed geschonken heeft!

Wat zal deze bijeenkomst ook op andersdenkenden onder de bezoekende hoogleeraren van andere univer­ siteiten en hoogescholen een zeldzamen, verrassenden indruk hebben gemaakt!

Waar in ons land, ja, waar ter wereld vindt men zulk een bezielend, geestdriftig, intens meeleven van een groote menschengroep met de belangen, met het leven van een stichting van wetenschappelijken aard?

Waar, dan alleen onder ons Calvinistisch volksdeel!

O, dat handgeklap; dat opstaan als 'neenig man; dat juichen, dat toezingen van „onzen" Colijn, spontaan, luid öpjubelend: „Dat 's Heeren zegen op u daal'"!

Het was ontroerend.

Onze Vrije Universiteit heeft Maandag 20 Oct. op zeer schoone, verheffende wijze gejubileerd.

Over de eerepromotie schreef Dr I.:

De promotie van Colijn door Prof. Diepenhorst was keurig en geestig van de zijde van den promotor, waardig beleefd, dankbaar ontvangen van de zijde van den „jongsten" doctor der Vrije, met zijn witte haren!

Welk 'nman, deze Colijn, met zijn veelbewogen leven, met zijn enorme gaven, met zijn heerlijke — ook nu weer beleden èn beloofde! — beginseltrouw! Welk 'nman, welk 'nkop!

Ook de anderen, die spraken, deden hun best.

Het geheel, vier uur durend, was 'nzéér welgeslaagde, prachtige middag.

Waarvoor God den Heere de dank van ons christenvolk toekomt.

Met de bede, dat Hij in Zijn gunst onze Vrije. Universiteit in den loop van een volgend vijftigtal jaren: wederom nabij zij, zegene en tot 'n zegen voor velen stelle, in ons land en daarbuiten.

Tot het eeuwfeest — Hij geve het — onze kinderen en kindskinderen opnieuw tot blij-dankbaar feestbetoon zal roepen!

In „De Bazuin" schreef Prof B o u w m a n:

De Vrije Universiteit heeft, zooals uit de courantenverslagen blijkt, een plechtig en mooi feest gevierd Wij wenschen deze stichting daarmee van harte geluk. Moge dit jubileum haar prikkelen om bij den voortduur getrouw te zijn en een zegen te zijn voorland en volk.

In de „Groninger Kerkbode" liet de bekende M a r n i x ich aldus hooren:

Welk een heerlijken dag heeft onze God het gereformeerde volk in Nederland Maandag j.l. gegeven.. Zeker, het feest der Vrije Universiteit duurde drie dagen, maar Maandag was de groote dag.

-Het is goed, het is plicht, om de groote dingen, die God voor ons volk heeft gedaan, dankbaar te gedenken.

En vooral ook hierom is het noodig, omdat wij zoo licht gewend raken aan de rijke zegeningen, die werden geschonken. Wij zijn zoo gemakkelijk ondankbaar, , door niet te zien.

Een vorig jaaf vierden wij liet feest der Theologische school, die haar vijfenzeventig-jarig bestaan toen mocht gedenken.

Dat feest bepaalde ons bij de groote weldaden onze gereformeerde kerken bewezen, ook in de eere, die onze Theologische school ontving. Ouden van dagen herinnerden zich den tijd der verachting van het gereformeerde werk nog zeer wel. En ten diepste wai'en zij geroerd nu zij zagen, welk een nüme plaats de School der kerken mocht innemen in ons land en hoe zelfs de tegenstander daarvan moest getuigen.

Thans bij het feest van de Vrije werden ook weer inzonderheid de ouderen getroffen door de rijke uitkomst, die ons gewerd na langen en hangen strijd voor de gereformeerde beginselen op heel het terrein van het leven.

En voor de jongeren was het ook thans zoo goed', om bij de historie bepaald te worden.

Ik zou U van dezen grooten dag van het feest dec Vrije wel zooveel kunnen vertellen, dat heel de Kerkbode er vol van stond.

Ook onze ruimte is beperkt, daarom nemen v/e uit et vervolg van het stuk van M a r n i x nog slechts, it over:

Maar nu, in die Concertzaal... O, het ging niet om een roemen in eigen kracht, een roemen: zie, zooverhebben wij het gebracht.

Neen — wat wij zagen, was al een verwondering, om het wonder, dat onze God in ons volk heeft gewrocht.

Een Universiteit nu met drie-en-twintig hoogleeraren en honderden studenten. Zeker, de teleurstellingen bleven de Vrije niet bespaard. Het is zoo moeilijk de mannen te vinden, die aan wetenschappelijke; kracht het vast geloof paren aan de souvereiniteit van den Drie-eenigen God.

den Drie-eenigen God. In het begin was er de theologische faculteit en de juridische. De laatstgenoemde met één professor.. Straks kwam de litterarische faculteit, ook slechts met één man. Zouden er studenten komen? Als zij klaar waren met hun studie, was er immers geen plaats voor hen in het leven.

Dr Kuyper zeide tot Prof. Rutgers: wij mogen het wagen, als wij zelf willen ondergaan. Telkens weer vielen mannen af, wien het aan kracht van wetenschap niet ontbrak, wel aan een wezenlijken band aan het Calvinistisch beginsel. Hoe zou men komen tot de vierde faculteit? Maar zie, onze God gaf ruimte.

En nu, terwijl de zaal van het Concertgebouw tot den nok was gevuld — traden, voorafgegaan door den pedel der Vrije de professoren en genoodigden binnen. Daar waren de vertegenwoordigers der regeering, waaronder een discipel van de Vrije, daar waren de vertegenwoordigers der wetenschap, professoren van alle universiteiten, daar waren burgemeester en wethouders van Amsterdam, leden der volksvertegenwoordiging... ja waar moet ik beginnen en waar eindigen?

Ik werd Weer' in het bijzonder getroffen onder de

hoogleeraren van de Theologische school ook den nog altiid krassen Prof. Lindeboom te zien.

Prol Ridderbos was er en Prof. Honig, beide ook leerlingen van de Vrije. Men zag hier het gereformeerde volk uit alle kringen der bevolkmg tegenwoordig.

Daar is geen volkskring, waar met onze mannen mee den toon mogen aangeven. Hier was het beeld van den stroom van zegeningen en weldaden, die God gaf op dit werk der gehoorzaamheid.

Geen smid in Israël — zoo was de klacht toen de Vrije werd opgericht.

En zie — nu op allen post, hoog en laag, staan de zonen der afscheiding en der doleantie en dienen

vaderland en volk. Talrijk zijn de wetenschappelijk gevormde mannen, die van de Vrije Universiteit kwamen en nu allerwege belangrijke plaatsen in allerlei levenskring innemen. Dit groote voorrecht konden de stichters zich nauwelijks indenken. Zij dachten niet aan het resultaat, zij dachten aan de wet der gehoorzaamheid. Te midden van een wereld van ongeloof moest de banier van het geloof worden geplant. En God gaf Zijn rijken zegen.

plant. En God gaf Zijn rijken zegen. Weet ge wat mij inzonderheid trof?

Op de receptie zag ik enkele vooraanstaande Roomsch-Katholieken. De bekende baron Van Wijnbergen natuurlijk niet te vergeten. Ik sprak hem

een oogenblik. Zijn gelaat straalde van blijdschap. En dat op den feestdag van de meest principiëele tegenstanders der Roomsche kerk. De vijand smaalde: Rome en Dordt...

Maar de Roomschen gedachten, hoe de vrijheid, door Kuyper bevochten, ook voor hen een bevrijding was. De bevrijding van de wetenschap dient ieder, die oog heeft voor de kracht der beginselen. Eigenlijk leefde iets van dat besef ook in menig vrijzinnig man, reeds bij de stichting.

En ook nu. Wat het Calvinisme, wat de gehoorzaamheid aan het Woord Gods geeft voor een volk, is zulk een geweldige zegen van vrijheid. Geen staatsmacht, die den groei en de zelfstandigheid der wetenschap of van welken levenskring ook, belemmert of verdrukt. Souvereiniteit Gods en souvereiniteit in eigen kring hooren bijeen. Als alle levenskring zich naar de eigen wet, van God gegeven, mag ontwikkelen, is de vrijheid er en is er alleen maar de strijd der beginselen, fier en vrij.

De trouw van het gereformeerde volk is niet voor dat volk alleen ten zegen. Zoo is het ook niet bedoeld. Hij is van de wijdste en meest algemeene strekking. Hij beteekent, dat er volle vrijheid en ruimte zal zijn voor den dienst Gods en het gezag Gods en dan kan alles in vrijheid bloeien en ontvangt alles zijn recht.

In de „Geldersche Kerkbode" schreef Ds Renting:

Onwillekeurig leefden allen, die de Gereformeerde leer liefhebben, deze week mede met de jubileerende Vrije Universiteit.

Zij, die de feestvergaderingen konden bijwonen en niet alleen-4e redevoeringen konden hooren, maar ook de sprekers en de feestvierende schare konden zien, hebben groote voorrechten gehad en ontzaglijk veel mogen genieten.

Eerlijk gezegd werd ondergeteekende, die niet naar Amsterdam kon reizen, wel een weinig jaloersch op hen, die bijvoorbeeld Maandagmiddag in het Concertgebouw vergaderd waren, toen hij door middel van de radio de woorden kon beluisteren, door Professoren en Eere-doctoron gesproken.

Wat zijn de tijden toch veranderd!

Wat werd er voor tientallen van jaren geleden nog smalend gespot met de Vrije Universiteit, zoowel in wetenschappelijke als niet-wetenschappelijke kringen.

Levendig herinner ik me nog, hoe een der leeraren van het Gymnasium, dat ik bezocht, een man, die een hartgrondigen afkeer had van alle positief Christendom, aan zijn overtuiging en aan zijn positie naar het scheen meende verplicht te zijn, mij, van wien hij wist, dat ik tot de Christelijke Gereformeerde Kerk behoorde, doorloopend te betitelen als „student van de Vrije Universiteit."

Dat was in zijn oog zoo ongeveer het laagste peil, waartoe men zinken kon.

Het was toen nog maar kort geleden, dat de „Vrije" opgericht was.

Ik ben nooit „student van de .Vrije Universiteit" geweest, al heb ik dan ook op bescheiden wijze de smaadheid, haar aangedaan, een weinig mede gedragen. Maar de spot, waarmede men haar overlaadde en de minachting, welke men in allerlei kring openlijk voor haar en haren arbeid toonde, heeft er wel toe medegewerkt, dat ik in mijn schooljaren reeds uit reactie des te meer voor haar partij trok en ook in latere tijden ging behooren tot degenen, die God ervoor dankten, dat er zulk een Universiteit in ons land bestond, waaraan de mannen werden gevormd, die uit het Gereformeerde beginsel leefden en die vrij wat breeder blik toonden te hebben, dan mijn leermeester uit den Gymnasium-tijd.

Het was vooral het oude, verwatene, hooghartige liberalisme, dat het niet zetten kon, dat het „nietdenkend deel der natie", de lieden van „de nachtschooF', zulk een stouten greep durfden doen op wetenschappelijk gebied.

Het voelde toen reeds bij intuïtie, dat aan zijn oppermachtigen invloed een einde werd gemaakt.

Na over den strijd tegen dit liberalisme te hebben gesproken, gaat Ds Renting aldus voort:

De Heere heeft echter trots allen tegenstand, waarmede de „Vrije" te worstelen had, deze Hoogeschool in het leven gehouden, haar uitgebreid en rijk gezegend.

Het ziet er thans dan oofc heel anders uit dan voor een halve eeuw. SJÏKUÏ; *

God gaf genade en eere. '--

Toen de eerste colleges aan de Vrije Universiteit •werden geopend, waren er drie studenten ingeschreven.

Thans bedraagt het aantal der stucieereudea aan 'deze Calvinistische Hoogeschool niet minder dan 452.

Het getal Hoogleeraren werd meer dan verviervuldigd.

De Vrije Universiteit leefde. Er zat .groei in.

De Vrije Universiteit leefde. Er zat .groei in. Nog sledhts ikort geleden werd de vierde Faculteit geboren, terwijl met vaste hand er op aan wordt gestuurd, om straks ook door middel van een volledig uitgegroeide Medische Faculteit aan aanstaande geneesheeren de gelegenheid te schenken, aan de Gereformeerde Hoogeschool hun geheele wetenschappelijke vorming te ontvangen.

Hoe veel verschilt echter ook de houding, aangenomen door degenen, die niet met ons op hetzelfde standpunt staan, met die van ihun geestelijk voorgesladht,

Het gevierde jubileum geeft daarvan overvloedig bewijs!

'Is het niet teekenend en een verschijnsel, dat tot groote dankbaarheid stemt, dat thans, hoewel de Vrije Universiteit principieel nog deze'lfde is als bij haar oprichting, van alle zijden de blijken van belangstelling werden gegeven?

werden gegeven? In de openbare zitting van den Academischen Senaat in het Concertgebouw op Maandag 1.1. waren de Senaten van alle Hoogescholen in ons land vertegenwoordigd.

digd. Ministers der Kroon en andere Hoogwaardigheidsbekleeders ontbraken niet.

Aan den feestdisch zat zelfs Z.K.H. Prins Hendrik aan.

Koninklijke onderscheidingen vielen aan van de „Vrije" ten deel. mannen

Kortom in plaats van den smaad van voor'heen, thans eere!

thans eere! In plaats van miskenning, waardeering!

Groote dankbaarheid mag en moet ons hart vervullen, nu God het zoo wel heeft gemaakt.

We weten en belijden, dat eer van menschen zeer dikwijls niet van blijvenden aard is en dat de hulde, door menschen gebracht, soms o zoo spoedig in het tegenovergestelde tan verkeeren.

Maar dit weten we ook, dat God dezelfde blijft in Zijn trouw en genade en dat allen, die op Hem bouwen, niet beschaamd zullen uitkomen. „Ml desperandum, Deo Duce".

Bestrale de Heere de Vrije Universiteit verder met bet licht Zijner genade.

Worde ze in 's Heeren gunst verder uitgebreid en tot rijken zegen gesteld.

En gebruike Hij' haar als een instrument in Zijn Ihand tot de komst van Zijn Koninkrijk, in den rijiksten en uitge'breidsten zin van het Woord.

Bij den dank voege zich daartoe het gebed 'tot den Vader der lióhten, het gebed om den onmisbaren zegen des Heeren voor allen, die aan de Vrije Universiteit verbonden zijn of verbonden zullen worden in de toekomst!

Ook Ds J. Gispen van Groningen, schreef over het jubileum. Uit zijn artikel (in de rubriek „Van 's Levens Opgang" in „Gron. Kerkb.") knippen we het volgende:

't Is deze week een week van blijde gedachtenisviering voor ons Gereformeerden. Onze dagbladen staan vol met uitvoerige berichten over de plechtige samenkomst in Amsterdam gehouden bij gelegenheid van het vijftig-jarig bestaan der Vrije Universiteit. Wij ouderen zijn stil geworden toen we lazen hoe de grooten der aarde met hun tegenwoordigheid aan de plechtigheden luister hebben bijgezet en onwillekeurig gingen onze gedachten naar het verleden terug. Dat is nu een keer de eigenschap van hen, die niet meer zich in 's levens opgang bevinden. Het verleden spreekt soms meer tot hen dan het heden en de toekomst. Daarom verstaan zij beter de groote beteekenis van een gedachtenisviering dan de jongeren. Zij hebben de oude toestanden nog gekend en zelf meegemaakt. Zij zien daarom scherper de groote veranderingen, welke in zoo menig opzicht hebben plaats gegrepen en daarom is hun blijdschap en soms hun droefheid te meer naar waarheid. De jongeren, die het in menig opzicht van hooren zeggen moeten hebben en zelf nog maar een heel klein stukje geschiedenis hebben meegemaakt en dus met al do veranderde toestanden niet zoo geheel op de hoogte zijn, kunnen daarom niet zoo tenvolle verstaan wat er in de hoofden en harten der ouderen omgaat. Dat geldt van huiselijke en familie-herinneringsdagen reeds, maar bovenal van jubilea van publieke organisaties en vereenigingen. Gewoonlijk is het begin van zulk een publiek lichaam klein, gering en zwak geweest. Niet zelden gaat er aan dat begin een periode van strijd en worsteling vooraf, waarin gelijkgezinden elkander hebben gevonden, leereji waardeeren en vaak met onverbreeklijke banden verbonden worden. En zullen de jongeren in veel latere jaren en onder zeer veranderde omstandigheden een jubileum van zulk een stichting of organisatie nu ten volle kunnen verstaan en van harte meevieren, dan moet die voorgeschiedenis hun goed bekend wezen en de gedachtenwereld, waarin de stichters en oprichters leefden, hun een geopend boek zijn.

Ds Gispen teekent dan den toestand op het erf van de wetenschap, zooals die omstreeks het midden en het einde van het derde kwartaal der vorige eeuw was.

We zien, dat de feesten een goeden indruk maakten en zijn daarvoor van harte dankbaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1930

De Reformatie | 8 Pagina's