Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Godsdienst van Israël.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Godsdienst van Israël.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Godsdienst van Israël door Prof. Dr. B. D. Eerdmans. Deel I. (N. V. Uitgevers-maatschappij De Wiachttoren, Huis ter Heide).

Prof. Eerdmans is geen onbekende voor hen, die politiek op de hoogte zijn.

Hij behoort tot den Vrijheidsbond en bracht het indertijd zelfs tot lid van de Tweede Kamer. Als verwoed voorstander van de openbare school trad hij menigmaal voor haar in het krijt, waarvan dikwijls debat met onze vooTmannen het gevolg was..

En, vergissen we ons niet, dan heeft hij nog zitting in den Leidenschen gemeenteraad.

'n Kamergeleerde is deze Hooggeleerde dus allerminst!

minst! Des te meer moeten we er bewondering voor liebben, dat hij als hoogleeraar in de Israëlietische letterkunde en den Israëlietischen godsdienst te Leiden op het terrein van zijn studie zich (wij mogen het vrij zeggen) een wereldnaam heeft verworven. Daartoe werkte mede', dat hij zich van de Duitsche taal bediende voor zijn publicaties en dat hij 'n eigen standpunt inneemt tegenover de kwestie van het ontstaan van den Pentateuch en andere

Oud-Testamentische vraagstukken. Wie dit standpunt wil leeren kennen, moet dit boek lezen, dat, naar de schrijver in zijn voorwoord meldt, „zich m'et richt tot den kleinen kring van vakgeleerden, doch tot de breedere schare van theologen ©n van hen, die genoeg belangstelHng in de geschiedenis van onze beschaving hebben om er kennis van te willen nemen". Het werk maakt deel uit van „Het Handboek", bibliotheek van wetenschappelijke geschriften over den godsdienst, waarin reeds eerder publicaties van andere leiders van het vrijzinnig Protestantisme in Nederland het licht zagen, n.l. van P'rof. Knappert, wijlen Prof. de Graaf en Prof. J. Lindeboom.

Eerdmans behandelt in dit eerste deel achtereenvolgens na algemeene opmerkingen: de bronnen, het ontstaan van den godsdienst, de oudste wetgeving, den god des vorbonds, het heiligdom, vereering van andere goden, de denkwereld der oude Israëlieten, den godsdienst in de Richterenperiode, David en Salomo, den tempelcultus te Jeruzalem, het .Tahwisme tot aan de Assyrische periode (plm. 750), het Jahwismo in de Assyrische periode, de wetgeving voor de ballingschap, de godsdienstige overlevering in den voor-exilischen tijd en de pro-feten der 8ste eeuw voor Chr. (Amos, Hosea, Jesaja, Micha).

Er is bij de lezing van dit door-en-door-rationalisr tische boek één ding, waarin we als Gereformeerden aan den kant van den schrijver staan en wel: zijn standpunt ten opzichte van de Kuenen-Wellhauseniaansche bronnenscheiding, waarbij de Pientateuch wordt verdeeld in de vier bronnen: J (Jahwist), E (Elohist), D (Deuteronomist) en P (Ptiestercodex). Eerdmans verklaart: „De poging om de verhalen van den Pientateuch te verklaren als werkzaamheid van schrijvers, die op verschillend standpunt staan en al de moeite die men heeft gedaan om deze bronnen te ontleden in hunne oorspronkelijke bestanddeelen is vastgeloopen" (bl. 16).

Wie zou als Gerefoimeerde geen oog hebben voor den humor van dit geval, dat de schrijver het noodig oordeelt, „zelfstandig te staan zoowel tegenover het traditioneele kerkelijke inzicht als tegenover een wetenschappelijke overlevering over Jahwistische, Eloliistische en Priesterlijke bronnen, •die voor vele geleerden nog altijd een kracht heeft, die voor de taaiheid der kerkelijke traditie niet onderdoet, maar toch de feiten van den tekst niet verklaart" (bl. 25)?

Elders acht Eerdmans de westersche „critiek" in haar pogingen om tot een constructie der bronnen te komen, „in strijd met het wezen van den oosterschen geest" (bl. 75). En er is volgens hem „een splitsingsproces ontstaan, dat verzen uit elkaar haalt, zonder ze met andere verzen tot een goed geheel te kunnen aaneen voegen, omdat een bronnentheorie dit noodig schijnt te maken, en dat zoo ingewikkeld is geworden, dat alleen dit resultaat van onderzoek al voldoende is om te bewijzen dat het uitgangspunt der 18de eeuw verkeerd is geweest" (bl. 163).

Dat is kloeke taal, waarmee de Wellhausenianen het kunnen doen!

En ik kan m© voorstellen, dat wie de opperheerschappij van deze school heeft meegemaakt op het gebied der Oud-Testamentische wetenschap, over deze uitspraken van liberale zijde zich verheugt. Maar... ook de taaie kerkelijke traditie wordt door Eerdmans bestreden. En dan bedoelt hij ook ons Gereformeerden, die hij een enkel maal met name noemt.

Omdat dit ons interesseert, citeer ik d© plaatsen, waar d© schrijver zich tegen ons keert. Op bl. 152 merkt hij op: „Het is opmerkelijk, dat geen enkel© profeet of historisch boek een beroep doet op het scheppingsverhaal of het paradijsverhaal. De dogmatische godgeleerdheid heeft deze verhalen als grondslag genomen voor zeer belangrijke leerstukken over de erfzonde, den zondeval, den staat der rechtheid, en de verdorvenheid der menschelijke natuur. Doch de profeten en vermanende geschiedschrijvers, die herhaaldelijk het vraagstuk van zonde en genade behandelen, verwijzen in hun betoog geen enkele maal naar deze verhalen of naar een der denkbeelden, die de latere niet-Israëlietische godgeleerdheid daarmede heeft verbonden".

Als kantteekening (de plaatsruimte ontbreekt me, om dit uit te werken) zou ik de vraag willen stellen: „de Psalmen toch wel? " (Ps. 8, 14, 90 ©.a.) en: „moet het Oude Testament niet als onderdeel van de ééne Schrift gelezen worden door een Christen? "

Over het Paradijsverhaal treft ons een soortgelijke opmerking: „Er is waarschijnlijk geen verhaal, waarin men ooit zooveel heeft gelezen, waarvan er geen woord in staat, als dit. Men heeft er de Messiaansche verwachting in gevonden, ofschoon noch het woord Messias noch een gedachte, die met den Messias samenhangt er in voorkomt. Men beschouwt het als het verhaal van het ontstaan der erfzonde en spreekt van den zondeval, doch het woord en begrip zonde wordt zelfs niet genoemd. Men heeft er in gelezen, dat de mensch onsterflijk geschapen was, hoewel het verhaal het omgekeerde zegt. Men heeft er den duivel in gevonden, die zich als slang zou voordoen, niettegenstaande juist het dier slang en zijn soort, zoo nadrukkelijk als dier wordt aangeduid als dit maar kan" (bl. 170).

Maar met al zijn verwijten verandert de schrijver zelf den tekst, om zijn opvatting te doen slagen. De boom der kennis van goed en kwaad was in werkelijkheid een boom des levens. Gen. 2:9 is met de rand teekening: en de boom van de kemiis van goed en kwaad" uitgebreid. Gen. 3:22 is dan weer ontstaan onder invloed van dezen uitgebreiden tekst (bl. 173).

In Gen. 6 ziet de schrijver een verhaal van huwelijken tusschen goddelijk© wezens en de dochteren der menschen en dan merkt hij op: „Het is wel zonderling, dat Gereformeerde schriftuitlegging dit ondubbelzinnige verhaal voor het publiek nog steeds verklaart als te slaan op „vrome monschen", die huwen met „wereldsche menschen" en er een waarschuwing uit weet te putten tegen gemengd© huwelijken" (bl. 177). Maar zoolang ons de argumenten, waarom hier sprak© moet zijn van „goddelijke wezens" worden onthouden, achten we dit niet zoo zonderling.

Alweer omdat het Gereformeerde lezers zal interesseeren, vermeld ik nog, dat Eerdmans van de schepping door God schrijft: „Hij deed dit niet in zes tijdperken, maar in zes dagen. Nadrukkelijk wordt gezegd dat het gewone dagen waren. Het was avond geweest, het was morgen geweest, de eerste, tweede, enz. dag. De opvatting dat hier tijdperken onder zouden mogen worden verstaan is met den tekst in strijd" (bl. 167).

Er zijn punten, waaria Eerdmans dicht bij ons staat. Ik noem, behalve zijn reeds gememoreerde bestrijding van het Wellhausenianisme, de door ons gedeeltelijk te onderschrijven uitspraak: „Bij de geboorte van den Israëlietischen godsdienst treden aldus terstond twee gedachten op den voorgrond, die zijn eigenaardig karakter vormen en grooten invloed zullen oefenen. Het geloof aan de uitverkiezing en aan de plicht een heilig volk te zijn" (bladzijde 50).

Ook waar hij opkomt voor den hoogen ouderdom van sommige wetten en met name, dat zoowel de oorspronkelijk© 10 geboden als de wetten ia Exodus 21—23 bij, den Sinaï zijn ontstaan (bl. 50—51).

En ook Prof. Eerdmans acht evenals Prof. Aalders onlangs in dit blad in zijn artikelen over „het Chiliasme en het Oude Testament" aantoonde, de formule „in het laatst© der dagen" zooveel te beteekenen als „in de toekomst" (bl. 186—187).

Ik noemde het boek van Eerdmans door-en-doorrationalistisch. De God van Sinaï is voor hem een vuurgod, oorspronkelijk van de Kenieten, d© smeden, bij wi© Mozes in Midian vertoefde. Jethro en Mozes treden als openbarings-bemiddelaars op. De vuurpriester en de zijnen doen den god der Kenieten, die Israël redde, verschijnen. Een reusachtig vuur is het bewijs van zij'n tegenwoordigheid.

Nu is het onze beurt, om van deze uitlegging te zeggen: wel zonderling!

Zeker, men kan juichen, dat Eerdmans den Mozaischen oorsprong van den decaloog handhaaft, maar hij krijgt 'n anderen decaloog dan wij. Ook stelt hij het zedelijk peil der tien geboden laag. Er is Ln het zesde gebod b.v. alleen sprake van moord op den volksgenoot. Van een heilig stellen van alle menschelijke leven is in dit , gebod, volgens den schrijver, geen sprake (bl. 43).

Eén van de door hem meest geliefde denkbeelden,

dat tevens de reden is, waarom hij niet met de jongere dateeriag van de genoemde wetten van Mozes meegaat, is zijn animistische verklaring. In veel gevallen ziet Eerdmans den invloed van primitieve denkbeelden doorschemeren, animistische ideeën. Hij kan (we zagen het hierboven al bij zijn instemming met de „Kenieten-hypothese") niet anders dan belijden: „Wie Israels godsdienst als een ooi-spronkelijk monotheïsme wil opvatten kan de verschijnselen niet verklaren" (bl. 67).

De denkwereld der oude Israëlieten is voor hem animistisch en fetisjistisch. Telkens komt dit naar voren. Zoo is de priesterwijding voor Eerdmans het inbrengen van nieuwe kracht (bl. 109—110). Ook bjj „rouwgebruiken" handhaaft Eerdmans zijn o.a. door prof. Aalders bestredene animistische beschouwing.

We kunnen het zóó formuleeren: omdat Eerdmans in het OudeTestamentsporen van animisme ziet, acht hij den ouderdom van den Pentateuch over het algemeen hooger dan de aanhangers van Kuenen eaa Wellh au seu

Men mag wei zeggen, dat flit laatste een winst is, maar het „omdat" maakt deze winst voor de Gereformeerde beoefenaars van het Oude Testament niet zoet.

Rationalistisch? Is de schrijver dat?

Men leze eens het stuk over David, den gezalfde des Heeren, die door Eerdmans wordt beschouwd als een ordinair bendehoofd (bl. 94—95). Ook de stukken over de profeten doen ons behalve het reeds genoemde vragen: is er wel voldoende gevoel voor het hoogere element, den Goddelijken factor?

Een kleine opmerking over taal en stijl. Wat taal betreft: afwisselend worden de geslachtsuitgangen wèl of niet gebruikt. Op bl. 80 is in twee op elkaar volgende'zinnen sprake van: „op den vader" en „op een zwervende Leviet". Het woord „plaats" daarentegen wordt mannelijk gemaakt: „vasten plaats" (bl. 177).

En de stijl is ook soms vreemd. B. v. op bl. 177: „Na zijn ontmoeting met Jakob was Esau's toorn spoedig vredelievend gezind en ging hij rustig naar het gebergte Seïr terug..."

Resumeerend, kan ik mijn oordeel zóó formuleeren: we'mogen dankbaar zijn voor dit belangwekkende, in populairen vorm gestelde boek, dat ons voor het eerst of bij herhaling in de gelegenheid stelt, kennis te maken met de origineele denkbeelden van een vrijzinnig Oud-Testamenticus, die, al zijn er sommige aanrakingspimten in onderdeelen, principieel zóó ver van ons. Gereformeerden, afstaat, dat het woord antithese hier op zijn plaats is.

W. H. GISPEN.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

De Godsdienst van Israël.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's