Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord van Dr Kromsigt.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord van Dr Kromsigt.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder het opschrift: „Waar d© schoen wringt" bevatte het Hervormd Weekblad D© Gereformeerde Kerk 12 Februari 1.1. den volgenden Open Brief:

Den WelEervv. Zeergel. Heer Ds J. C. RuUmann te Wassenaar.

WelEerwaarde Zeergeleerde Heer, Kritiek mag alles onderzoeken, AUeenig maat 'tkritiekste niet.

De Genestet.

Laat mij U zeer hartelijk mogen bedanken voor uw langen, open brief in „De Reformatie" van 6 Februan (het meest misschien nog, omdat U mij daarin mededeelt, dat in 1908 een gewijzigde uitgave verscheen van het kostelijke boekje van T. de Vries, „Handleiding tot de kennis van het leven en de werken van Mr Groen van Prinsterer", bij T. Wentzel & Co. te Utrecht, want nu kan ik dit verder aanbevelen, ik hoop tenminste, dat het nog te krijgen is). Het begin is niet vriendelijk, maar het heeft mijn humeur niet bedorven en ik vergeef het gaarne. Die woorden in verband met Dr Kuyper „bekladden" en „laster" zijn honderd pond te zwaar. U voelt zelf wel, dat mijn woordje „nooit" cum grano s a 1 i s moet worden opgevat. Overigens ben ik overtuigd, dat Kuyper, als hij mijn woorden gelezen had, even hartelijk geglimlacht zou hebben. Trouwens, U spreekt zelf van, wat iedereen toegeeft, „Dr Knyper's eigenaardige opvatting van journalistiek". Inderdaad, — „eigenaardig"!

Doch nu ter zake. Ik bemerk, dat U als goed historicus zich heeft aangetrokken, wat ik half railleerend, half ernstig schreef over uw „opdiepen uit de bronnen". Ik haast mij dit te herstellen en daarvoor, voorzoover noodig, amende honorable te doen. Ik wil gaarne den indruk bij mijn lezers wegnemen, alsof U geen ernstig historisch onderzoeker waart in dit opzicht. U noemt me niet slechts één bron, maar vijf voor de vergadering van 1869, namelijk behalve het door mij ook genoemde en gebruikte Verslag (daardoor wist ik, dat J. Kuiper uit een goede bron citeerde): „Ons Schoolwetprogram" door Groen, „Ned. Gedachten", artikelenreeks van Kuyper in „De Heraut" van 1870, Artikelen van Beets en Saussaye in „Prot. Bijdragen". Ik heb deze bronnen niet voorhanden en kan dus niet controleeren, of zij belangrijk nieuw licht werpen op de vergadering van 1869 (meer dan het officiëele Verslag zelf, dat m.i. duidelijk genoeg is).

Voorts schrijft U, dat U reeds in „De Reformatie" van 1922 de volgende literatuuropgave gaaft over de schrapping van het woord „Christelijk".

„Behalve het officiëele verslag der Achtste Algemeene Vergadering leze men: Kuyper, „Bedoeld noch Gezegd", blz. 34; Fabius, „Voorheen en Thans", blz. 147; „Voortvaren", blz. 229; „Staatsrecht en Politiek", blz. 283—292; „Studiën en Schetsen", V, no. 3, blz. 123/127; Raabe, „Van dr Brugghen herdacht", blz. 18; Merens, „Groen van Prinsterer en Van der Brugghen", blz. 19 V.V., Vos, „Groen van Prinsterer en zijn tijd", II, blz. 424; J. Kuiper, „De Gereformeerde Kerk" van 22 Aug. 1895; idem, „Geschiedenis van het Christelijk Lager Onderwijs", blz. 183—191; „De Standaard", 11 Sept. 1889, artikel: „Christelijke en maatschappelijke deugden"; T. de Vries, „Bibliografie Groen van Prinsterer", blz. 218; Brouwer, „Daniel Chantepie de la Saussaye, „Nicolaas Beets", blz. 147—151. Deze biograaf bewaart over de door Beets gebezigde quallficatie „demonisch" echter een opmerkelijk stilzwijgen. Hierbij denken we aan de woorden van Prof. Fabius, „Studiën en Schetsen", V, no. 4, blz. 131: „Men bewijst aan de nagedachtenis van Beets eenen dienst door zijn ongelukkig optreden van het jaar 1869 in „Christelijk-Nationaal" niet noodeloos op te rakelen". Zie voorts nog: „Paedagogisch Tijdschrift", III, blz. 204 V.V., en „De Nederlander" van 17 Dec. 1921, 2e blad."

Inderdaad, een respectabele lijst (met genoegen zag ik hierbij ook J. Kuiper; leest U van hem ook nog eens „Een dreigende toekomst en de weg ter ontkoming" en „Tweeërlei Staatsbeschouwing"), waarbij elke ver denking, alsof U niet genoeg zoudt studeeren „uit de bronnen" verdwijnt als sneeuw voor de zon.

En toch, — uw visie op Groen is totaal onhistorisch en totaal verkeerd, zooals (ik herhaal het nog eens) naar mijn vaste overtuiging van bijna alle anti-revolutionairen. Dr Kuyper heeft hun allen weten te suggereeren, dat hij de wettige, geestelijke erfgenaam van Groen is geweest en dit is, zooals ik reeds aanwees, ten eenenmale onjuist.

En wat doet U nu? U vermijdt in ons debat zorgvudig de hoofdvraagen wilt alles concentreeren op een vraag van zeer ondergeschikt belang.

Nu, goed, ik zal met U „twee mijlen gaan" (Mt. 5 : 41). Gij zegt (ik spatiëer): Tusschen ons was alleen in het geding de vraag; of het woord „Christelijk" uit Art. 23 der Schoolwet door Groen niet even fel bestreden is als door Dr Kuyper".

En zelfs op deze, zoo uiterst formeel gestelde vraag, antwoord ik met verwijzing naar „de bronnen": Neen, niet even fel, want Groen bestreed het woord alleen uit t a k t i e k (want hij had in zijn hart de Volkskerk en dus ook de Volksschool (de openbare school) lief) en Kuyper bestreed het woord uit beginsel, omdat hij den Staat en de staatsinstellingen als een „dor geraamte" wilde laten staan (want hij had in zijn hart de vrij e kerk en de vrije school lief).

Gevoelt U nu het hemelsbreede verschil? Al heeft dus Groen, wat ik gaarne toegeef, het eerst voorgesteld het woord „Christelijk" te schrappen (reeds in 1862), hij deed dit uit een gansch ander motief. En daarop komt het voor de rechtegeschiedbeschouwing aan.

Dat was ook de strekking van heel mijn stukje: „Een geschiedenis, enz." Daarom schreef ik immers op het einde: „Men vergete deze geschiedenis niet, want dit is de oorsprongvan heel DrKuyper's separatistische practijk".

Dit „kritiekste" wilt U echter vermijden, omdat U, hoop ik, iets ervan begint te gevoelen (als objectief historicus en als nuchter beschouwer van ons hedendaagsche volksleven), hoe zwak heel het „separatisme" staat in elk opzicht, getoetst aan Schrift, historie en ervaring.

U zegt zoo wijs: „Overigens was het 'volstrekt ïiiet mijn bedoeling met U een debat aan te gaan inzake Dr Kuyper's houding tegenover den modernen staat. En evenmin zal ik dat doen ten aanzien van Groen's Christel ij k-historisch testament. Dat zijn stellig hoogst belangrijke kwesties; maar daarover ging het tusschen ons niet."

Zou dit laatste waar zijn? Ik geloof het niet. Het vormt veeleer den achtergrond, als men het zoo noemen wil, van heel ons debat. Voor mijn besef is het de hoofdzaak. En daarom dacht ik onwillekeurig aan het rijmpje, dat ik hierboven plaatste.

Doch de zaak zelve is belangrijk genoeg om er nog wat dieper op in te gaan. U vergist U dan ook, wanneer U meent, mij een verklaring omtrent Groen te hebben „afgeperst". Het door mij gezegde was reeds lang mijne meening en ook meermalen door mij uitgesproken. Doch ik heb nog een interessante „bron", wat dit punt betreft, die ik bij wijze van verrassing nog voor later zal bewaren. De eene dienst is de andere waard.

Met gevoelens van hoogachting, gaarne Uw dw.

P. J. KROMSIGT.

Amsterdam, 9 Febr. 1931.

Ik dank Dr Kromsigt vri^idelijk voor zijn amende honorable. Even goedgehumeurd als hq, neem ik hiermee voorloopig afscheid van hem, in afwachtin, g van de door hem toegezegdtei verrassing.

RULLMANN.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Antwoord van Dr Kromsigt.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's