Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

A.V.O.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

A.V.O.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

li. Waarheen?

In ons vorig artikel zagen we, welk' een jroot aantal menschen er tot de onvolwaardige arbeidskrachten moeten worden gerekend, hetzij door ge^ boorte of uit andere oorzaken: ziektei, ongevallen, enz.

En nu wint hoe langer hoe meer de overtuiging veld, dat het niet aangaat, alleen de volwaardigen arbeid te verschaffen, maar dat het ook maatschappelijk beter en juister is, al deze gedeeltelijke krachten ook te doen deelnemen aan het productieproces, inplaats van ze als onnutte arbeiders den wijngaard uit te werpen, door ze in inrichtingen op te bergen, waar ze zoo goed als geen werk doen, dat eenige waarde heeft. Dit is een kwestie van volksopvoeding: het doen doordringen van de gedachte, dat al deze gebrekkigen, voorzoover ze kunnen, ook moeten meewerken aan de voortbrenging ten bate van "het geheel. Deze gedachte zal moeten worden gepropageerd en ons volk in al zijn geledingen ervan doordrongen, dat het vooral in het belang van deze gebrekkige menschen zelf is, dat ze niet overal worden verstooten en uitgedreven, maar dat hun een bescheiden plaatsje wordt gegund aan den maatschappelijken disch. Want de gedachte, nergens voor nut te zijn, is een wanhopige en het staalt en voedt op, als men ontdekt, met geringe gaven toch iets te kunnen voortbrengen, dat waarde heeft.

Neem bijv. een blinde, die met groote zorg en moeite zoover is gebracht, dat hij met het maken van manden en het matten van stoelen in eigen onderhoud kan voorzien. Wat een' heerlijk'gevoel, het zonder oogen zoover te hebben gebracht. W, at een dank aan God moet er in zoo'n hart leven voor die onuitsprekelijke weldaad.

Nu weet ik wel, wat men zal tegenwerpen: dat men op het oogenblik bij plaatsing van een onvolwaardigen arbeider groote kans loopt, dat een volwaardige ervoor de straat op wordt gestuurd. Inderdaad is er die kans. Maar... de oeconomische toestand zal toch wel niet altijd zoo blijven, terwijl we wèl altijd de noodige onvolwaardige arbeiders zullen behouden. Dus zou de zaak toch kunnen worden aangepakt met het oog op betere tijden. In dit verband wijs ik nog op een merkwaardig verschijnsel: in Eindhoven en omgeving zijn geen werklooze onvolwaardige arbeiders. Philips kan alles gebruiken, ook hen, die maar over ©en deed van een normale arbeidskracht beschikken. Er is voor hen altijd nog wel een plaatsje ie vinden, waar ze zich nuttig kunnen maken.

Het moet echter onbillijk worden geacht, dat de volle last van werkeloosheid met al de ellende als nasleep hiervan, wordt gedragen door de maatschappelijk zwakken, die evenwel al genoeg te dragen hebben. Daarom vragen we voor dezen ook een plaatsje in de zon, een bescheiden plaatsje, zeer „zeker, maar dan toch een plekje om zich ook te kunnen koesteren.

Ook zal er daarbij op moeten worden gelet, dat niet de eene groep van onvolwaardige arbeiders alles krijgt en een ander niets. De gebreken spreken nu eenmaal verschillend tot het groote publiek. Het meest in beklag is wel de blinde, terwijl het groote publiek een doofstomme ietwat griezelig vindt. En zoo zijn er allerlei variaties. We zullen er toe moeten komen, dat er op dit gebied meerdere billijkheid kome.

Als we zeggen, dat deze menschen zooveel mogelijk moeten meewerken aan het productieproces, dan bedoelen we niet, dat ze alle een zelfstandige betrekking zullen moeten krijgen. Voor de besten zal dit zeer zeker mogelijk zijn: de meeste doofstommen bijv. die de Instituten verlaten, , kunnen zich maatschappelijk goed redden en hebben geen behoefte aan specialen steun, evenals sommige blinden en véle andersoortig lichamelijk gebrekkigen. Er is echter ook een groote groep, die zich niet zelfstandig in het leven kan redden: een belangrijk aantal blinden, vele achterlijken, die niet voldoende van een vak konden leeren of die door him eigenaardige, soms prikkelbare natuur minder geschikt zijn om in een gewone betrekking te worden geplaatst of gehandhaafd.

Eveneens de karakteizwakken, die wegens hun verkeerde neigingen beter niet in de volle maatschappij kunnen geplaatst zijn, maar in een kleinere omgeving met beter toezicht.

Wat moeten we met al deze soorten menschen doen?

Voor hen is de oplossing: stichting van werkplaatsen, waar ze dagelijks, soms zelfs 's avonds, kunnen komen werken of op aangename wijze en onder behoorlijke leiding hun tijd doorbrengen, zoodat ze zooveel mogelijk aan verkeerde invloeden onttrokken zijn.

We zullen dus in alle plaatsen van eenige beteekenis moeten komen tot de oprichting van een of meer dergelijke werkplaatsen. In de kleinere plaatsen zal dit wel een combinatie moeten worden van allerlei soort onvolwaardige arbeiders, wat ook wel wat vóór heeft: de stomme helpt den blinde.

In de grootere plaatsen zal men allicht meer dan één werkplaats krijgen, alleen al door het feit, dat men er al werkinrichtingen heeft bijv. voor blinden, die er niet zoo gemakkelijk toe zullen overgaan, nog grooter last op zich te nemen, daar ze alle al werk genoeg hebben, het hoofd boven water te houden. We achten comliinatie dan ook niet gewenscht. De praktijk wijst trouwens uit, dat men liefst zijn eigen gang gaat: in Amsterdam heeft men al een heel aantal van dergelijke werkplaatsen. Misschien is dit practisch ook maar het beste, daar de verschillende soorten van onvolwaardige arbeiders ook heel verschillende soorten van arbeid verrichten. Om nog maar te zwijgen van de verschillen in levensopvatting, die ook hier scheiding brengen.

Maar dit staat wel vast, dat we zullen moeten komen tot werkplaatsen voor de onvolwaardige arbeiders in alle plaatsen van beteekenis, terwijl dan daarom heen verschillende gebrekkigen in eigen omgeving wonen, maar hun werk krijgen van de werkplaats en het daaraan afleveren.

En wat er dan nog overblijft aan gebrekkigen zal men moeten opbergen, zonder dat men van deze menschen veel voordeel voor de maatschappij verwacht: wat ze leveren is winst.

Nog even samenvattend komen we dus tot die volgende verlangens: de beste der onvolwaardige arbeiders zullen moeten worden geplaatst of herplaatst in het volle leven. De dan volgende groep zal moeten worden geholpen aan werk op een voor hen ingerichte werkplaats. De rest zal moeten worden geplaatst in verplegingsinrichtingen, komen dus in de handen van de Armenzorg.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

A.V.O.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1931

De Reformatie | 8 Pagina's