Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Organisatie van den Arbeid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Organisatie van den Arbeid.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Taylor-stelsel).

I.

Inleiding.

Men mag, zonder tegenspraak te duchten, beweren, dat de belangstelling voor hetgeen de één noemt: Organisatie van den arbeid, daarmede het terrein wel heel breed nemend, een ander noemt: Wetenschappelijke bedrijfsleiding en daarmede al aanstonds overgaand naar de bedrijven, terwijl nog een derde vasthoudt aan de benaming, die misschien wel op de meest kernachtige wijze het onderwerp zelf aanduidt, n.l. het Taylor-stelsel, zeker nog niet aan het verflauwen is.

Hoe zou het ook anders, nu wij midden in een economische crisis leven?

Toch schijnt er een zekere tegenstrijdigheid. Waartoe toch zou men, waar volgens veler meéning de crisis van heden mede een gevolg is van overproductie, nog langer spreken over een stelsel, dat toch niet anders beoogt dan om van de productieve kracht van mensch en machine het hoogst mogelijke nut te trekken? Daarmede zou men toch immers slechts het kwaad der over-productie vermeerderen? Zulk een conclusie is echter slechts oppervlakkig. Natuurlijk is de vraag, welke artikelen geproduceerd zullen worden, een altijd blijvende. Maar daarnaast blijft toch staan als een niet aan te vallen stelling, dat op den duur nooit een productie in stand kan blijven, die onrechtvaardig hooge prijzen van de consumenten vordert. Op déze stelling nu richt zich alle belangstelling van het Taylor-stelsel of hoe men het dan ook noemen wil.

Het onderwerp heeft den laatsten tijd, ook in de pers, weer opnieuw de aandacht getrokken. Ook voor een aantal lezers van dit blad is wellicht een bespreking daarvan niet zonder belang.

Hetgeen hier volgt is de tekst van een lezing, in 1925 door mij gehouden. Na herlezing komt het mij niet noodig voor, lettende op de grenzen, welke de aard van „De Reformatie" stelt, daarin te veranderen of daaraan toe te voegen. Slechts gelieve men bij de lezing van enkele passages te denken aan het evengenoemde jaartal.

A. De nederigheid gaat voor de eer. Ons hiernaar richtende, kan het zijn nut hebben vast te stellen wat het onderwerp, dat ons thans zal bezig houden, nog niet is. Het onderwerp is nog geen vermelding waard gevonden in Winkler Prins' Encyclopaedie (uitgave 1922), in Landlexicon von Pritlitz & Meyer (uitgave 1914), in Meyers Lexicon (uitgave 1908), in Dictionary of National Biografy (uitgave 1912), in de zeer groote Encyclopaedia Britannica (uitgave 1911). Wel wordt een kleine mededeeling (van slechts 16 regels) gevonden in Costhoek's encyclopaedie, terwijl een uitvoerige informatie te vinden is in: Who's AA^o in America, 1914/1915, Vol. VIII.

De stilzwijgendheid van deze encyclopaedieën wordt voor een deel verklaard uit het jaartal van verschijning. Het is niet te ontkennen^ dat de belangstelling voor het onderwerp vooral in de laatste tien jaren is ontstaan.

Dit ontstaan is evenwel ook spoedig gevolgd door een zeer snellen groei. In de latere jaren is de publieke belangstelling voor ons onderwerp inderdaad buitengewoon groot geworden. Ik wil daartoe in de allereerste plaats opmerken, dat over het onderwerp internationale congressen worden gehouden en dat deze congressen ook werkelijk-internationale belangstelling ondervinden. Zoo. is van 21—24 Juli 1924 te Praag een congres gehouden, dat o.a. door niet minder dan 50 Amerikaansche gedelegeerden werd bijgewoond. Dit congres is gevolgd door een ander, gehouden in October 1925 te Brussel, waar men afgevaardigden kon ontmoeten van de navolgende landen: Engeland, Spanje, Italië, Polen, Roemenië, Zwitserland, Tsjecho-Slowakije, Japan, Amerika. Dit congres is o.a. toegesproken door den Belgischen Minister van Nijverheid en Arbeid en door den President van de Internationale Kamer van Koophandel, den Heer Walter Leaf. Voorts zij opgemerkt, dat zich in de laatste jaren een zeer uitgebreide literatuur heeft gevormd. Enkele neven-onderwerpen zijn weer gegroeid tot zelfstandige acties, die eigen congressen houden en eigen periodieken en studiewerken hebben. Ik zal hierop niet nader ingaan; ik hoop met deze korte mededeeling wel te hebben aangetoond, dat het onderwerp van genoegzaam belang is om daarvoor ook thans aandacht te vragen.

B. I. Ons onderwerp voert ons naar het bedrijfsleven, vooral zooals zich dit voordoet in de groote fabrieken. Dit zijn dus die instellingen, waar machinale en menschelijke arbeid wordt tezamen gevoegd om, als het goed zal zijn, een nauwaaneensluitend geheel te geven. Die aansluiting moet er zijn, omdat te groote belangen aan het lot der onderneming zijn verbonden. Het welslagen der onderneming toch beteekent de verzekering van het levensbestaan van den ondernemer, alsmede van de vele arbeiders in het bedrijf werkzaam, doch ook beteekent het, dat van de kapitalen, in de onderneming gestoken, een behoorlijk rendement wordt verkregen, dus ook, dat kapitaalsbevestiging wordt verkregen. Omgekeerd, indien de onderneming niet slaagt, zijn al deze menschen broodeloos, zijn ook de kapitalen verspild. En wanneer zulks op omvangrijke schaal geschiedt, dan beteekent dit de economische crisis, die zoo ontzaglijk ver om zich heen kan grijpen.

De uitspraak, dat wie een toren bouwt, eerst de kosten heeft te berekenen, geldt zeker ook voor hen, die het voornemen hebben om kapitalen in een onderneming vast te leggen. Hier toch zeker zal men zich van te voren wel zooveel mogelijk rekenschap moeten geven van de vraag, of redelijkerwijs een behoorlijk rendement èn van de kapitalen èn van den eigen arbeid verzekerd is.

Wij nemen dus aan, dat elke kapitaalsuitgaaf, noodig voor het bouwen van de fabrieken of voor de aanschaffing van machines wei-overwogen is. Dit impliceert, dat men die productie-middelen ook

284 tot de hoögst-mogelijfce capaciteit zal moeten opvoeren.

Wanneer wij het bedrijfsleven gadeslaan, zien wij machines, in grooten getale opgesteld en daartusschen-in duizenden menschen aan den arbeid, het zij aan-of los van de machine. De eene helft van die bezige veelheid, de machinale, is gelijk wij zooeven zeiden, onderworpen geworden aan een streng onderzoek inzake de doelmatigheid. Wij komen voor de vraag te staan, of hetzelfde ook getuigd kan worden van die andere helft van het bedrijfsleven: de factor van den menschelijken arbeid. Is, zoo zouden wij kunnen vragen, wel eens nagegaan of ieder arbeider ook op doeltreffende wijze arbeidt en zoo niet, is zoo'n onderzoek dan mogelijk?

Zulk een onderzoek omvat velerlei. Men heeft te onderzoeken of de arbeider wel geschikt is voor het werk hem opgedragen; of de ruimte, waarin die arbeid wordt verricht, behoorlijk is; of de tijd, die voor den arbeid toegemeten wordt, voldoende is; of het loon redelijk is; of de arbeid zooveel mogelijk, door het aanwenden van goede hulpmiddelen, wordt verlicht; of de arbeider zich bewust is van de productie die minstens van hem gevraagd wordt. Er zou misschien meer op te noemen zijn.

In het algemeen moet men erkennen, dat van een bewust onderzoek naar al deze factoren tot voor enkele jaren niet veel is terecht gekomen.

II. Een bekend voorbeeld van verkeerde arbeidsverdeeling en dus ook van onvoldoende arbeids-verrichting, wordt gevonden in het eerste stadiiim der nijverheid, ook wel familie-nijverheid genoemd. Wij zien hier de vrouw belast met allerlei arbeid, soms zelfs zeer zwaren arbeid, de mannen hadden de z.g. edele vakken, als oorlog, jacht e.d. Ik wil de vraag stellen, of, wanneer in latere eeuwen algemeen die verdeeling van arbeid wordt afgekeurd en wel omdat men meende, dat de vrouw te zwaar en de man te weinig belast werd, dat veel arbeid als akkerbouw, zorg voor het vee en zooveel meer, door den man behoorde verricht te worden, oï, zeg ik, dit iets anders was dan blijk geven van de meening, dat het werk behoort te worden gedaan door hem of haar die daartoe het meest geschikt is ; dat men diis voor elk werk moet zoeken de meest geschikte.

In een volgend stadium vinden wij de Gilden. Een karaktertrek van den Gilden-tijd was, dat men vooral lette op het eindproduct van den arbeid, minder op hetgeen daartoe noodig was; men achtte meer het „wat", dan het „hoe".

De gilden zijn uitgestorven. De macht van de groote rijken bracht centralisatie van kapitalen en het gebruik daarvan ten behoeve van verdere machtsontwikkeling. De bezitters dier groote kapitalen konden, in tegenstelling met de vaak arme gildemeesters, meestal anderen voor zich laten werken. Hierin ligt het begin van de huisindustrie.

De huisindustrie heeft een vrij langdurig bestaan gekend. Het samenbrengen van arbeiders in fabrieken is betrekkelijk van jongen datum. Déze tijd der nijverheid heeft zich gekenmerkt, door een volslagen anarchie in werkmethode. In den tijd van de huis-industrie interesseerde het den werkgever in het minst niet, op welke wijze het product werd vervaardigd. Hij wilde zich slechts bezig houden met de kwaliteit van het geleverde product, en betaalde naar het kwantum.

Eerst in de fabrieks-nijverheid is gekomen een technische verdeeling van verrichtingen. Nu men verschillende arbeiders naast elkander kon plaatsen, kon men ook het productie-proces eenigszins gaan ontleden en arbeider A het hoofd, arbeider B de romp en arbeider C de beenen van het product laten bewerken. Dit beginsel der verdeeling nu is toegespitst door de invoering van machines in de fabrieken, als gevolg van de omstandigheid, dat zoo'n machine zich slechts leent tot de vervaardiging van éénsoortige voorwerpen.

De arbeidsverdeeling is noodig omdat, naar men heeft geconstateerd, in doorsnee de mensch het nuttigst bezig is, indien hij niet voor al te groote verscheidenheid in zijn arbeid wordt geplaatst.

Bekend is het voorbeeld, dat de Engelsche econoom Adam Smith, in zijn in 1775 verschenen standaardwerk, van de vervaardiging van spelden gaf. Hij merkte op, dat de bezigheid van het spelden-maken is geworden een arbeid, in vele onderdeelen verdeeld en voorts, dat een arbeider, met die verdeeling niet bekend, met de grootste inspanning misschien één speld per dag en zeker niet meer dan 20 zou kunnen maken. Door een verdeeling van den arbeid in 18 verschillende onderdeelen werd een productie per arbeider van 4800 stuks per dag bereikt. Hij voegt daaraan toe de opmerking, dat in lederen tak van industrie de resultaten van arbeidsverdeeling steeds even treffend zijn als in dit eenvoudige voorbeeld.

De tegenwoordige tijd dwong tot verdere consequentie. Men is een tijd lang tevreden geweest met de resultaten ^oor de verdeeling der werkzaamheden over verschillende arbeiders, behaald, men meende nu vrijwel een behoorlijke scheiding te hebben verkregen tusschen' machinalen en menschelijken arbeid en meende, dat men volstaan kon door den mensch zekere prikkels te geven als een stimulans voor zijn arbeidslust. Ik kom hierop nog nader terug, doch ik wil op deze plaats alvast constateeren, dat al die prikkels wel hebben geprikkeld, doch niet deden bereiken, datgene wat men beoogde.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Organisatie van den Arbeid.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1931

De Reformatie | 8 Pagina's