Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Fijngevoeligheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Fijngevoeligheid.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dit bid ik God, dat uwe liefde meer en meer overvloedig worde in erkentenis en alle gevoelen. Filippenzen 1:9.

Fijngevoeligheid, — aldus wordt het best de bedoeling weergegeven van het woord, dat hier met „gevoielen" vertaald is.

Gelijk vaak een blinde in zijn vingertoppen eene uiterst ontwikkelde gevoelsontvankelijkheid bezit, waardoor hij bij de lichtste aanraking van voorwerpen eene juiste gewaarwording daarvan verkrijgt, — zoo is er op geestelijk'-zedelijk gebied eene fijngevoeligheid, die bij het zwakste contact met goed en kwaad, en zelfs bij de nadering daarvan, aanstonds daartusschen weet te onderscheiden, en, naar gelang van den verkregen indruk, doet dóórtasten of zich terugtrekken. Slechts gaat do vergelijking met den blinde in zooverre niet op, als de apostel behalve van „gevoelen" óók spreekt van „erkentenis", het welk aangeeft een liit het Wóórd Gods leeren kennen en toestemmen van goed en kwaad; alzoo, een open oog houden in den geopenbaarden wil des Heeren.

'Maar aldus, — geleid en gezuiverd door de onderwijzing der Schrift, — is deze zedelijke fijngevoeligheid een der kostbaarste schatten van het geestelijk leven. Ze behoort bij de waarachtige vroomheid, bij de teederheid van het kindschap Gods en de zuivere ontwikkeling van het geweten. Ze is een onwaardeerbaar sieraad voor den christen. En méér dan een sieraad. Ze is hém, dooï haar inspraak, een krachtige steun op den weg der heiligmaking, en geeft hem daardoor de goedkeuring te genieten, die God doet rusten op een zorgvuldigen levenswandel.

Helaas moet erkend worden, dat over deze gevoeligheid voor goed en kwaad bij ons christenvolk niet kan geroemd worden. Veeleer is er te klagen over ongevoeligheid, waardoor maar al te gemakkelijk de bezwaren van het geweten en van de christelijke levensvormen en zelfs van de Heilige Schrift worden overwonnen, en men op allerlei terrein spoedig met de wereld meeloopt; tot schade van het eigen geestelijk leven; en tot schade ook van de christelijke werkzaamheid in het midden der wereld, welke arbeid door niets zoozeer wordt belemmerd dan door de ongodvruchtigheid van den christen zèlven.

Er is dan alle reden, om ten opzichte van deze Redelijke fijngevoeligheid het woord van den apostel over te nemen en te betrachten: — „en dit bid ik van God"...

Toch hebbe men bij zulk bidden tegelijk oog voor de schuldige oorzaak van het kwijnen dezer gevoeligheid.

De apostel bidt voor de gemeente om meer liefde.

„En dit bid ik God, dat uwe liefde nog meer en meer overvloedig worde in erkentenis en alle gevoelen."

Hier blijkt het bedoelde fijne aanvoelen van wat goed is en kwaad zélf weer eene vrucht te zijn, eene vrucht van de heilige liefde voor God en den naaste. Zooi deze liefde rijker wordt en verinnigt, zal ook de teedere gewaarwording van wat al of niet geoorloofd is toenemen. Is niet reeds in het natuurlijke leven de liefde eene bron van, verscherpte opmerkzaamheid en verfijnde gevoelens voor wat het voorwerp dezer liefde bedroeft of verheugt? En hoeveel te meser dan bij de heilige liefde, die zich richt op het hoogste voorwerp, — God en Zijn beeld. Zoo deze liefde verachtert, vermindert ook de ontvankelijkheid voor zedelijke indrukken. Zoo deze liefde toeneemt, wordt ook 'het vermogen versterkt om^ te onderkennen hetgeen den Heere mishaagt of Hém welgevallig is.

Neeij, wat goed en kwaad is, wat mag en niét mag, is niet uitsluitend eene ? aak van redeneering en discussie, van discussief denken; men zij gewaarschuwd te meenen, dat het langs zuiver-theoretischen weg kan woxden uitgemaakt. Het is óók en veel waarachtiger eene zaak van liefde, eene zaak van het eerste en het groote gebod, eene zaak van de heilige liefde voor de eere van God en het heil des naasten. Zoo onze harten van deze liefde brandende waren, we zouden in dezen tijd niet zooveel discussie noodig hebben om te weten wat al of niet geoorloofd is. We zouden het weten, met heihge fijngevoeligheid. De teederheid der liefde zou hier beslissen. Wij zouden ook, — ondanks alle theoretische bevrediging daarover, — van ons afwerpen al den aanwas onzer wereldgelijkvormigheid. En zoo iemand in onzekerheid mocht zijn over wat goed of kwaad is, — hij vrage, ja, om het licht des Woords over zijn weg, maar hij bidde tegelijk vurig tot God „dat zijn© liefde meer en meer overvloedig worde in alle f ij n g e-voeligheid".

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1931

De Reformatie | 14 Pagina's

Fijngevoeligheid.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1931

De Reformatie | 14 Pagina's