Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dans en Kamp.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dans en Kamp.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de lichamelijke oefeningen werd de vorige maal met opzet niet het dansen genoemd.

De dans is oorspronkelijk een zeer natuurlijke beweging. 1) Hij ontstaat, doordat de affecten en vooral de vréugde-aandoeningen der ziel zich ook aan het lichaam meedeglen. De overvloeiende levenslust maakt ook den gang van den mensch opgewekter en veerkrachtiger. De rustige schrede wordt vanzelf door den huppelenden tred vervangen. Ook de handen en andere lichaamsdeelen komen soms in beweging. In één woord: in z'n opgewekte stemmingen huppelt en danst de mensch, eer dat hij het zelf weet.

De dans is dan ook een algemeen menscheiijk verschijnsel. Hij komt van de alleroudste tijden af onder alle volken voor. We vinden hem ook meermalen in den bijbel. 2) Het Oude Testament gebruikt voor hem vijf verschillende woorden. Deze beteekenen of springen, huppelen, óf zich in het road draaien, óf zich kortweg draaien, óf feestvieren, ót lachen, spelen, schertsen.

Wel is er een tijd om te springen (Pred. 3:4); maar deze tijd komt voor alles^ wat hier beneden is, verscheidene malen. De bergen doen het (Psalm 29:6; 114:4, 6), evengoed als de wagens (Joel 2:5, Nah. 3:2) en zelfs de duivelen (Jes. 13:21). De mensch doet het, van het kleinere kind af (Job 21:11, Zach. 8:5, Matth. 11:17) tot den koning des lands toe (2 Sam. 6:14, 16, 21; 1 Kron. 15:29). liet gebeurt zoowel om de overwinning (Ex. 15:20, Ilicht. 11:34, 1 Sam. 18:7) als om de bevrijding te vieren (Jer. 30:19, 31:4); op nationale (2 Sam. (5:6, 1 Kron. 13:8) en huiselijke feesten (Lukas 15:25). De Schrift geeft aan deze spontane uiting van innerlijke vreugde volle ruimte; en het zou onnatuurlijk zijn, wanneer deze door ons noodeloos werd onderdrukt.

Toch valt reeds hier tweeërlei op. Ten eerste, dat bij Israël de dans nooit, als bij de heidensche volken, tot een element van den eeredienst is geworden. En ten tweede, dat wij in den bijbel nergens den gemengden dans vinden. Beide geslachten dansen niet te zamen. Mannen en vrouwen blijven gescheiden. Mirjam voert alleen vrouwen achter zich mee (Ex. 15:20). De troimmelende maagden vormen in het midden van de zangers en speellieden een eigen groep. (Psalm 68:26.) De eenige maal, dat een meisje tot vermaak en behagen van mannen dansend wordt opgevoerd, geldt do ontaarde dochter van Herodias (Matth. 14:6), die hierin niet de Joodsche gewoonte, maar die uit do decadente 'Grieksch-Romeinsche wereld volgde.

Evenals zoovele bewegingen en handelingen van den mensch, vroeg ook de dans om eenige cultiveering. Deze bestond in dit geval in het aanbrengen van het rhythme. Het rhythme schijnt aanvankelijk geen andere bedoeling gehad te hebben, dan om het bruisende, overstroomende levensgevoel in (^en vastere bedding over te leiden. Men deed eerst imkele stappen achterwaarts, om de onstuimige levenslust in te toomen en meester te worden; waarop dan enkele stappen voorwaarts volgden, om haar op beheerschte wijze éen.uitweg te geven. Ook hiertegen valt geen bezwaar in te brengen. De natuur kan nu eenmaal de cultuur, de spontaneïteit een zekere scholing niet missen. Het behoort óók bij onze roeping, om alles wat wij verrichten, zoo goed en zuiver mogelijk te doen.

De dans veranderde echter geheel van karakter, toen hij ophield spontane, zij het ook eenigszins gecultiveerde, uiting van levensvreugd te wezen en voor andere doeleinden opzettelijk beoefend werd. 3) Zoo kwamen bij de oude volken o.a. de arbeidsdans en de krijgsdans in zwang. In den eersten imiteerde men de bewegingen van zijn dagelijksch werk en vooral' van den landbouw, in de bijgeloovige verwachting, dat de arbeid dan 'de begeerde resultaten opleveren zou. In den krijgsdans ging men springend en huppelend ten oorlog, zoowel om zichzelf moed als den vijand schrik in te boezemen. Deze beide dansen zijn echter voor ons tegenwoordig doel van geen beteekenis, en blijven dus verder louiten bespreking.

Wel moet ik hier opzettelijk vermelden de verandering van den stemmingsdans in den mimiekdans. Men ging er zich op toeleggen om, zonder dat de mond sprak, het lichaam zulke bewegingen te laten verrichten, dat het allerlei ideeën en gevoelens tot uitdrukking bracht. Ook de rhythmiefc wijzigde van karakter, en moest nu meehelpen om dit doel te bereiken. Voorts ging men ook opzettelijk de beide geslachten in den dans samenbrengen; en vooral het liefdeleven in z'n verschillende stadia en met al z'n uitingen werd uitgekozen om door gebarenspel nagebootst en uitgebeeld te worden. De lichaa.msbewegingen bleven dus niet het acco-mpagnement bij de zielsuitingen, maar moesten geheel zelfstandig tot uitdrukking brengen, wat ^zich van binnen aan liefde en lust bewoog.

, Een nieuwe periode trad ook hier in bij den aanvang der twintigste eeuw. Niet minder dan een heele wedergeboorte van de danskunst wordt toegeschreven aan Isidora Duncan. Deze Amerikaansche erkende zelf^ leerlinge van Darwin en Hackel te wezen. Van haar streven geeft zij het liefst rekenschap in de terminologie van Schopenhauer. Heftig toornt zij tegen het moderne ballet, omdat daar gedanst wordt met vervormde spieren en beenderen. „Een mismaakt lichaam en verwrongen skelet danst voor u." Zij wilde daarom, dat de cultuurmensch der 20ste eeuw zou terugkeeren tot de naaktbeid van den natuurmensch, omdat alleen de bewegingen van het naakte lichaam volkomen natuurlijk kunnen zijn. „De danseres der toekomst zal een vrouw moeten zijn, wier lichaam en ziel zóó harmonisch ontwikkeld zijn, dat de bewegingen van het lichaam worden de natuurlijke taal der ziel. Zij zal in den dans uiten het beweeglijke leven der natuur en weergeven de gedaanteverwisselingen van al haar elementen. Zij zal de vrijheid der vrouw uitdrukken in haar dans. Haar kenmerk zal zijn: de hoogste geest in een vrij lichaam.”

Na deze enkele historische mededeelingen, is het niet zoo moeilijk meer om onze eigen houding tegenover het dansen te bepalen.

Ten eerste blijkt de dans geen lichaamsoefening en geen middel tot een harmonische lichaamsfunctionneering, maar veelmeer lichaams-mismaking te wezen. Isidora Duncan tenminste beweert, dat het dansen meestal met misvormde voeten en spieren gescJiiedt. 't Is hier weer dezelfde caricatxiur, als bij de sport werd gesignaleerd.

txiur, als bij de sport werd gesignaleerd. Bedenkelijker is ten tweede, dat de dans zelfstandige uitbeelding van gedacht© en gevoel wil wezen. Want hiermee is hij in flagranten strijd met het diepste wezen van het christendom. Onze godsdienst is allereerst een woord-godsdienst; de religie van het spreken; een godsdienst, die "alles ondergeschikt maakt aan het woord. Wij, menschen, moeten daarom met elkander in gemeenschap treden en elkaar ons leven openbaren allereerst als zielen, als geesten; door de poort, niet van het oog, maar van het oor; door bemiddeling van het spreken. En zeker mogen hierbij de blikken van het oog, de uitdrukking van ons gelaat, de gebaren van onze hand en de bewegingen van ons verdere lichaam meespreken. Maar dit alles moet accompagnement blijven. Zoodra het van de ziel en van net woord geëmancipeerd wordt, moet de redelijkheid noodwendig vervallen tot zinnelijkheid.

Deze ontaarding wordt ten derde des te ernstiger, wanneer men in den dans de geslachten bij elkaar brengt en hen alleen door het lichaam het liefdeleven Iaat imiteeren. Het is hoogst funest voor de zedelijkheid, wanneer de idee gekweekt wordt, alsof het liefdeleven enkel een lichaamsspel zijn zou; wanneer jonge menschen in den dans elkaar alleen door de beweging van het lichaam toespreken en niets meer dan lichamelijke aanraking met elkaar hebben.

Deze ernstige fouten worden ten vierde door den zg.. expressieven dans. van Isidora Duncan niet opgeheven. De naakte natuurmensch, van wien zij spreekt, heeft alleen geleefd in het zondeloóze paradijs. Maar met de zonde deed ook de schaamte 'zich gevoelen. Ter wille van deze beide heeft God ons het kleed geschonken; en'het voegt niemand, dii; van zich te werpen. Bovendien moeten, om alle ritselingen zoowel van de natuur als van eigen iimerlijk leven tot uitdrukking te brengen, de lichaamsbewegingen zóó gecultiveerd en geraffineerd worden, dat Duncan's vurigste vereerder dit een apotheose van het menscheiijk lichaam noemde.') Doch juist deze vergoddelijking van het lichaam maakt voor ons dezen dans verwerpelijk. ^)

Een heel ander woord kan ik van het kamp spreken. Natuurlijk is het gemengde kampeeren beslist af te keuren. Het vrije, ongedwongen leven in de natuur, tot bij avond en in den nacM toe, kan in gemengde kampen slechts aanleiding geven tot allerlei zedelijke ellende. Zelfs is het niet onbedenkelijk, dat jonge menschen alleen, zij het al gescheiden als jongens en meisjes, doch zonder vertrouwd geleide, tot kampeeren uittrekken. AI laat het zich m.i. niet rechtvaardigen, het laat zich toch wel begrijpen dat de Roomsche kerk alle kampen verboden heeft.

Maar indien het onder behoorlijk toezicht van onderen geschiedt, is er vpor een tijdelijk kampleven veel te zeggen. Reeds op ieder mensch, en ook op den jeugdigen, werkt d© plotselinge verandering van milieu, buitengemeen verfrisschend. Voorts geven het wonen in tent en barak, het slapen op een stroozak, het eten aan ruw© tafels en met primitief tafelgerei; het maken van avontuur en het ontsteken van een kampvuur aan het heel© leven iets romantisch, wat geheel bij de jeugd past. Het zij hun gegund, dat zij eens enkele dagen per jaai leven, vrij van alle conventie^ dat ze zoo dwaas gekleed gaan als ze zelf willen en zich eens echt aan niets of niemand hebben te storen. Bovendien is het meer dan noodig, dat vooral voor de stadsjeugd gelegenheid gemaakt wordt om rneer met de natuur in aanraking te komen. Vooral op hen, die in een gedurig rumoer voortgejaagd worden, zullen d© eindelooze hei, het donkere bosch, de weemoedige zonsondergang, d© schitterende sterrenhemel een diepen indruk maken. Dit zijn de oogenblikken, dat het jeugdig gemoed zich opent en ontvankelijker is voor hoogere en geestelijke dingen dan anders.

De Amerikanen gaven dan ook bewijs van goed psychologisch inzicht, toen zij als de eersten het jeugdkamp invoerden. Ik vermoed echter, dat, behalve hun godsdienstpsychologische studiën, ook hun methodisme hieraan debet is. En dit is voor ons een wenk. Hoe licht wordt er een gevoelsreligie gekweekt, di© in de harde werkelijkheid van het leven geen stand houdt, doch als een morgenwote voorbij gaat. Hoe gemakkelijk wordt gevoelige stemming met religie, melancholie met schuldbesef, huivering voor het wijde en oneindige met godsdienst, besef van kleinheid met afhankelijkheid van God verward of vereenzelvigd.

Doch ter wille van deze gevaren behoeven wij het kampeeren zelf niet los t© laten. Zij moeten ons des te kritischer zoowel op d© j©ugd als op onszelf doen toezien. Want goed gebruikt kunnen de kampen een groeten zegen verspreiden.

Ik acht het daarom zeer gelukkig, dat ook steeds meer gereformeerde jeugdvereenigingen ze gaan organiseeren. Wie in zijn jeiigd eenmaal een kamptijd meemaakte, zal dezen niet meer vergeten. Hij zaJ daar in den regel invloeden ondergaan heb-

ben, die uit z'n herinnering niet uitgewischt kunnen worden en die van beteekenis waren voor de richting en verdere ontwikkeling van zijn leven. Een reden te meer dat zij, die zulk een kamp op touw zetten, deze gelegenheid met groote w'ijsheid voorbereiden en uitkoopen.

E. D. KRAAN.


1) Franz M. Böhme, Geschichte des Tanzes in Deutschland, I, 1 v.v.

2) Rudolf Zehnpfund, art. Tanz bei den Hebraërn in P.R.E., XIX', 378—380; J. Millar, art. Dancing in Hastings' Dictionary of the bible, I, 54< > —551.

3) A. E. Crawley, art. Processions and Dances in Hastings' Encycl. of religion and ethics, X, 358—362.

4) Isidora Duncan, De dans der toekomst, met een studie over danskunst, door Felix Paul Augustin, 21, 24, 26, 23, 38 v.v.

5) t.a.p. 6.

6) Zie ook art. Dans in Chr. Encyclopaedie, I, 549—550; Willem Amezes, Vijf boeken van de conscientie, 5e boek, XXIII XXIV.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Dans en Kamp.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's