Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Werkstaking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Werkstaking.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Reeds het eerste Christelijk Sociaal Congres in 1891, hield zich met het vraagstuk van de Werkstaking bezig. Van een zelfstandige Christelijke Vakbeweging was toen nog geen sprake. Hier en da.ar werd een enkel stekje geplant onder de zorg van Patrimonium.

Natuurlijk kwamen de Christelijke arbeiders, ook al ontbrak de eigen organisatie, met het vraagstuk practisch wel in aanraking. En voor hen was het meer nog dan een kwestie, die zich bediscussieeren laat, zij stonden dikwijls midden in een conflict met alle bezwaren en zorgen da.araan verbonden. Zij moesten in concrete gevallen een keus doen. Zij konden daarbij zelfs niet het advies van hun vakvereeniging, van hun leiders, vragen.

Het spreekt wel voor de breede visie, die de leiders van ons eerste Christelijk Sociaal Congres hadden op de ontwikkeling van het sociale leven, van de oprechte begeerte ook onze Christelijke arbeiders te helpen en voor te lichten, dat men over een vraagstuk als dit, een uitspraak deed.

En het treft evenzeer, dat men in dezen kring, die toch hoofdzakelijk bestond uit niet-arbeiders, op een congres, waar van invloed der arbeidersorganisaties in den zin, zooals wij dat nu wel eens verstaan, geen sprake kon zijn, tot een uitspraak kwa: m als daar gedaan is.

De vroeg gestorven Wiersinga van Meppel, had in sectie 2 ingeleid het onderwerp: „'Wat vermag het particulier initiatief, om door vrije corporaties het organisch verband van den arbeid te herstellen? "

Daarbij was zoowel de vraag van de organisatie der arbeiders en der patroons, als die der werkstaking ter sprake gekomen.

De inleider aanvaardt de werkstaking als middel in den socialen strijd. Hij betoogt: „De vrije arbeid staat hooger dan de slavernij. Dat leerde ook Paulus in den eersten brief aan de gemeente te Corinthe, hoofdst. 7. Was iemand, een slaaf zijnde, tot Christus geroepen, hij zou zich daarover niet bekommeren, als ware het slaaf-zijn onvereenigbaar met het Christen-zijn. Maar indien hij ooik kon vrij worden, hij zou dat liever gebruiken.

Doch hieruit volgt dan ook, dat Paulus niet gewild zou hebben, dat, door de omstandigheden, onze vrije broeders, huns ondanks, weer slaaf werden gemaakt.

Welnu, werkstaking — als daad op zichzelve beschouwd niet verboden door de wet Gods — is somtijds het eenige middel, .waardoor dé vrije arbeider ontkomen kan aan een moderne slavernij ; een slavernij, welke den werkman so'mwijlen in nog slechter conditie brengt, dan die der oudheid; en uit dat oogpunt bezien mag het recht van werkstaking geenszins worden ontkend.

Vooral niet, wanneer we daarbij letten op het feit, dat de mensch niet op zichzelven staat, zich niet los mag gevoelen noch van zijn vaderen noch van zijn zaad. En gelijk nu elk volk een roeping heeft voor zijn nakomelingschap, om de vrijheden, die het als een heilig pand onder Gods voorzienig bestuur verTiregen heeft, ongeschonden den kinderen over te leveren, zoo heeft ook iedere stand, ook de werkmansstand, de roeping, om, wat hij werd door de gunste Gods, ongedeerd ook te .kunnen blijven, ook in het geslacht, dat na hem en uit hem zal zijn."

Op dit betoog lijkt niet geheel te kloppen stelling II, zooals die eerst is geformuleerd n.l. „Het betrekkelijk recht van werkstaking kan geenszins worden ontkend". Trouwens in de volgende stelling vond ze eenig complement, als wij daar vinden „in sommige gevallen kan ze plichtmatig zijn".

Daar is in de vergadering der sectie een breede discussie gevoerd over deze stellingen. En er waren broeders, die toch met de gedachte dat werkstaking voor een Christen geoorloofd is, niet verzoend waren. Maar ook hier treft ons het eigenaardige verschijnsel, dat juist onder de patroons verschillenden het goed recht van de werkstaking, in bepaalde gevallen, hebben bepleit, zoodat tenslotte de hoofdgedachte met groote meerderheid werd aanvaard.

Ook de pleno-vergadering heeft geen ander standpunt ingenomen. De geamendeerde conclusie, met algemeene stemmen aanvaard, luidt: „Het recht van werkstaking, mits nooit als politiek instrument of als moedwillige contractbreuk, kan geenszins worden ontkend".

Het is goed deze conclusie te lezen in verband met de volgende, die eveneens met algemeene stemmen is aangenomen:

„Het is eisch der Christelijke consciëntie, van dit recht geen gebruik te maken, vóórdat de overtuiging verkregen is, dat alle andere middelen zijn uitgeput; in sommige gevallen kan de werkstaking plichtmatig zijn".

De Christelijke Vakbeweging, die lang na het eerste Christelijk Sociaal Congres tot eenige ontwikkeling is gekomen en thans in het leven Van ons volk een j)ositie heeft gekregen als geen andere 'Christelijke organisatie, heeft zich immer naar deze uitspraak van het Congres gedragen.

Als politiek instrument heeft zij de staking steeds veroordeeld. Politieken invloed behoort men qp andere wijze uit te oefenen. Eveneens wordt tot op den dag van heden de ^moedwillige contractbreuk veroordeeld. Maar overigens, met volkomen inachtneming van de lijn in 1891 reeds uitgestippeld, is zij voor zichzelf tot volkomen klaarheid over het vraagstuk van de werkstaking gekomen.

Wij mogen herinneren aan het referaat voor den socialen cursus van het Christelijk Nationaal Vakverbond gehouden in Augustus '1918 te Arnhem door den heer Ruppert.

De daar ontwikkelde stellingen nemen wij, voor zoover ze ons onderwerp direct raken, hier over:

1. Werkstaking is het gezamenlijk neerleggen van den arbeid, dienende als middel ter bereiking van eenig doel, met het voornemen den arbeid te hervatten, zoodra het gestelde doel is bereikt.

2. Werkstaking is niet geoorloofd, indien zij wordt gevoerd tusschen personen onderling of tusschen personen en (of) instellingen waartusschen een andere verhouding bestaat, dan die steunt op het v r ij e arbeidscontract.

3. De werkstaking, als middel tot bereiking van doeleinden, rakende de rechtspositie van den arbeidenden stand en liggende binnenhetraam der b e d r ij V e n, moet voor de vakvereeniging als een wettig en geoorloofd wapen worden erkend.

4. Werkstaking, toegepast door werknemers, treft, ongeacht of dit in het met de staking gestelde doel ligt opgesloten of niet, allereerst de werkgevers. Derhalve moet het ongeoorloofd worden geacht deel te nemen aan eenige staking, met een dgel, waarvan de verwezenlijking niet in het vermogen van de werkgevers ligt.

5. AVerkstaking is een machtsmiddel, dat niet aangewend mag worden tot bereiking van politieke oogmerken, waarvan de verwezenlijking (ai of niet) ligt in het vermogen van de Overheid, wier^, gezag . wij moeten eerbiedigen.

6. Hoewel in principe werkstaking een geoorloofd middel moet worden geacht, is zij dit slechts, indien dit machtsmiddel wordt aangewend ter verkrijging van recht. Werkstaking als doiel is door de christelijke beginselen geoordeeld.

7. Tijdens den duur van eenige collectieve of andere overeenkomst is het niet geoorloofd een werkstaking te beginnen met het doel wijziging in die overeenkomst te brengen. Stakingen met doeleinden, zonder verband met collectieve of andere overeenkomsten, doch tijdens den duur daarvan, moeten, hoewel in 't algemeen niet aan te bevelen, toch geoorloofd worden geacht.

9. Werkstaking, gedacht als middel ter Tjereiking van eenig algemeen doel, veronderstelt gezamenlijk optreden van personen, die daarbij en daardoor niet ontheven worden van verplichtingen, welke zij individueel hebben aangegaan.

12. Werkstaking mag slechts worden aangewend, als andere pogingen, die zouden kunnen leiden tot het gestelde doel, hebben gefaald. Doch ook dan is het zedelijk ongeoorloofd, daartoe over te gaan, indien niet aanwezig is een redelijke kans van slagen, of grootere belangen daardoor geschaad zouden worden.

Dat is de positieve uitdrukking van wat nieer negatief in 1891 werd uitgesproken. Hier vindt je naast den eisch, de werkstaking te erkennen als een der middelen om te komen tot rechtvaardige arbeidsverhoudingen, ook de begrenzing, die krachtens de christelijke beginselen bij de uitoefening van dat recht moeten worden gesteld.

De afkeuring niet alleen van de „politieke" staking, maar van elke staking die niet raakt de rechtspositie van de arbeiders en die niet ligt

binnen het raam der bedrijven, komt duidelijk naar voren.

De voorzichtigheid ontbreekt waarlijk niet. Wij wijzen in het bijzonder op stelling 7. Een staking tijdens den duur van een collectieve of andere overeenkomst, met het doel wijziging in die overeenkomst te brengen, is niet geoorloofd. Dat is immers contractbreuk.

Maar ook stakingen, die loopen over zaken buiten het bepaalde in de overeenkomst liggen, worden niet aanbevolen.

Hier kan inderdaad wel reden zijn te spreken van een geoorloofde staking. Maar het collectief contract is een zoo waardevol ding in de ontwikkeling tot een goede bedrijfsorganisatie, een zoo begeerlijk goed, dat het in den regel juister zal zijn, ook om allen schijn des kwaads te vermijden, dat men, ook al zou men recht hebben, daarvan geen gebruik maakt.

Voorzichtigheid spreekt ook uit stelling 12. Men mag oj) zijn recht staan. Men moet , dat ook in bepaalde gevallen doen, om niet mede voor onrecht verantwoordelijk te worden. Maar men "behoeft niet altoos te staan op zijn recht. Daar kan ©en zoo groot leed veroorzaakt worden, zoo groote offers geëischt, zoo groote belangen geschaad, dat men het schade lijden verkiezen moet, om de zaak zelf over

te geven aan Hem^ die rechtvaardig oordeelt. Daar liggen op dit terrein nog wel vragen, die voor de Christelijke Vakbeweging zelf van groote beteekenis zijn. Een van die vragen is deze, lOf de wet op het Arbeidscontract ten opzichte van 't stakingsrecht, of laat ons juister definieeren, „schorsingsrecht" geen voorschriften moet geven.

Dit is echter een kwestie, die allereerst de sociale organisaties raakt. Bij de ontwikkeling van het collectief contract krijgt trouwens het arbeidsconflict een geheel ander karakter. En van heide zijden dient de ernstige begeerte voor te zitten, h^t conflict te voorkomen door een in de arbeidsovereenkomst zelf wortelend overleg.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Werkstaking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1931

De Reformatie | 8 Pagina's