Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZIELKUNDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZIELKUNDE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

[Gelijk onze lezers uit het opschrift zien, vinden zij thans en, indien onze plannen zullen worden verwerkelijkt, ook in het vervolg op geregelde tijden in ons blad een rubriek, waarin zielkundige vraagstellingen worden besproken.

De bedoeling van deze rubriek in ons blad hangt uit den aard der zaak met heel de strekking van ons blad samen. Deze rubriek wil dus eenerzijds kennis verschaffen en anderzijds daar, waar in de beschouwingswijze in onze kringen onjuistheden dreigen in te sluipen, corrigeerend optreden, ofwel verder bouwen en helpen bouwen, waar zulks mogelijk is.

Zooveel doenlijk zullen actueele onderwerpen worden besproken.

Het is niet de bedoeling, een systematisch overzicht te geven over het terrein van de zielkunde, wel ligt het in ons voornemen, af en toe eenige onderwerpen wat breeder te bespreken. J. W.]

Psychische Erfelijkheid.

De vraag, of kinderen op hun ouders kunnen gelijken, is geen vraag meer. Allerwegen is men ervan overtuigd, dat het inderdaad mogelijk is, dat een kind het evenbeeld is van vader of moeder, althans naar het uiterlijk.

Een andere vraag is, of ook de aard van het karakter, het psychisch type, het temperament en dergelijke erfelijk zijn.

Dit den aard der zaak heeft deze vraag zeer groote beteekenis. Niet alleen beteekenis met het oog op de vragen der algemeene zielkunde, maar ook beteekenis en zeker niet minder beteekenis in verband met de verklaringsmogelijkheden, van het gedrag der menschen.

Daarbij komt dan nO'g iets anders. Het vraagsttdc van de opvoeding is toch voornamelijk een vraagstuk~ van leiding geven aan bestaande tendenzen; het is een vraagstuk van de vorming van datgene, wat door geboorte aanwezig is. Nu voelt men onmiddellijk, dat het van groote beteekenis geacht moet worden, hoe wij de verschillende eigenaardigheden, die wij in de kinderen ontdekken, hebben te verklaren. Zijn deze eigenaardigheden door geboorte verkregen of wel zijn zij onder invloed van de omgeving ontstaan.

En indien zij door geboorte verkregen zijn, is er dan een samenhang tusschen datgene, wat de ouders zijn en hetgeen de kinderen zijn, of wel is de verdeeling der eigenschappen bij de geboorte min of meer willekeurig.

Al deze kwesties maken de vraag naar de erfelijkheid der psychische eigenschappen nog belangrijker.

Wij willen hier nu niet dadelijk beginnen met erop te wijzen, dat de erfelijkheid van psychische eigenschappen alleen maar dan 'te aanvaarden is, wanneer wij de leer van het creatianisme zonder meer niet aanvaarden; het moge al waar zijn, dat er een oplossing is te vinden (wij schreven hierover elders uitvoeriger i), indien vaststaat, dat psychische eigenschappen vererven, is er zeker geen plaats om de gedachte te handhaven, dat alles wat psyche is door God wordt ingeschapen zonder dat er een causaal verband bestaat tusschen het ontstaan van de nieuwe ziel en het bestaan van de oude.

Maar als gezegd, over dit punt willen wij' nu niet handelen. Voorloopig moet het wel belangwekkend zijn voor o.nze lezers iets te vernemen over het vraagstuk van de erfelijkheid zelve, terwijl wij, wanneer wij gedwongen worden deze erfelijkheid te aanvaarden, vanzelf ook wel het vraagstuk van het ontstaan van de ziel onder de oogen moeten zien.

'Zijn er werkelijk gronden om aan te nemen, dat er zoo iets als psychische erfelijkheid bestaat? Tegenwoordig wordt hoe langer hoe meer de methode gevolgd, dat men bij het opwerpen van een 131 vraag eerst begint met meer wetenschappelijken eerbied te betoonen voor de opvattingen, die onder de massa leven. Wij kunnen ons slechts onder grO'Ote reserve met deze nieuwere instelling van de wetenschap vereenigen. Het moge waar zijn, dat de wetenschap het niet altijd weet, de massa heeft het ook niet altijd bij het rechte eind. Wel erkennen wij, dat de wetenschap veel te lang en tot haar eigen schade allerlei gegevens van de volkswijsheid heeft verwaaxloosd.

Wat nu de volkswijsheid van de vraagstelling, die ons bezighoudt, zegt, is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar.

Niet slechts met het oog op het viervoetige dier, maar ook met het oog op karaktereigenschappen van menschen zegt men: Het muist al wat van katten komt; en niet alleen met het oog op de ronde vrucht in den hof, maar ook met het oog op de gelijkenis met de ouders, die men bij kinderen constateert, zegt men: De appel valt niet ver van den boom.

Trouwens, er zijn bepaalde familie-karakter-eigenschappen, waardoor er sprake is van een echte Jansensstreek, of een Klaassensstreek. Hierdoor wordt toch ook aangegeven, dat men een bepaald© lijn door een familie ziet loopen in het erfelijk verband.

Nu zal iemand tegenwerpen, dat dat nu juist bewezen moet worden. Immers, hij zal zeggen, dat het mogelijk is, dat de kinderen voortdurend op de ouders gelijken, zonder dat er nog van werkelijke psychische erfelijkheid sprake behoeft te zijn. De kinderen toch kunnen door nadoen hun houding bepaald hebben, zij kunnen het voorbeeld van hun ouders voortdurend gevolgd hebben en het is mogelijk — zoo heeft men gezegd —, dat de grondslag voor onderscheiden karaktertrekken ligt in het lichaam, in het bloed of in de hersenen, zoodat de psychische erfelijkheid teruggeleid moet worden tot lichamelijke erfelijkheid.

Zelfs heeft men nog een andere constructie bedacht. Overtuigd als men was van het feit, dat de groote gelijkenis tusschen ouders en kinderen ook in psychischen zin niet is te ontkennen, stelde men de hypothese op, dat wij dit aldus moesten verklaren, dat God zielen formeerde met zulke nuanceeringen als in die bepaalde familie pasten en als paste bij dat bepaalde lichaam, dat het betrokken kind in verband met zijn ouders zou ontvangen. Deze laatste constructie is ontzaglijk gewrongen, maar het is dan ook een constructie.

Onze lezers begrijpen, dat er dus vele zijden zitten aan deze eene kwestie.

Inplaats van nu een bepaalde theorie voorop te zetten, willen we eerst beginnen met na te gaan, welke feiten er bekend zijn.

De feiten mogen vsrij niet wegdoezelen.

Wij behoeven nooit bang te zijn, dat wij door erkenning van de feiten op het verkeerde spoor komen, want ook de feiten zijn van G-od en passen in Zijn Goddelijk raadsplan, waarin Zijn eigen Woord het licht der openbaring is. Tusschen de feiten en de Schrift kan dus nooit botsing bestaan. En mocht soms door de feiten een bepaalde theorie omvergeworpen worden, dan zegt dat nog niets. Alleen indien de z.g. feiten duidelijk tegen de Schrift ingaan, dan zouden wij hebben te zeggen: Nu halt houden, nu moeten de feiten fouten zijn. Maar dit geval zal zich bij nauwkeurige waarneming der feiten en bij geloovig onderzoek niet ligt voo.rdoen. En indien het geval zich voordoet, is het nog geen botsing tusschen feit en Schrift, maar berust de tegenstelling nog op een waarnemingsfout of op een onjuiste interpretatie van het feit.


^) De oorsprong en het wezen van de zïel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

ZIELKUNDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's