Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Karakter.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Karakter.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Bij d© vorming van het karakter worden wij dus van het denken en kennen naar het gemoed teruggewezen. Wanneer ik hierover thans opzettelijk handel, wordt hiermee niet uitgesproken, dat het gevoel een zelfstandige zielekracht zou wezen naast de streef-of wilsfunctie. Desniettemin is het wenschelijk, ook aan het gevoel een afzonderlijke bespreking te wijden.

Ook het gevoel immers ondergaat in den overgangsleeftijd belangrijke veranderingen. Wanneer de puber zoowel zichzelf als de wereld begint te ontdekken, wekt dit allerlei ongekende aamdoeningen in hem op. De ontdekking van zichzelf maakt een overmatig zelfgevoel in hem wakker. Jonge menschen zijn in den regel buitengemeen eergevoelig, ©n daarom spoedig op hun teenen getrapt.

Dit overmatig zelfgevoel brengt ten tweede mede, dat, waar de ouderen hen niet zulke gewichtige persoonlijkheden en hun ontdekkingen niet zóó belangrijk vinden, zij zich miskend voelen en wantrouwen gaan koesteren. Een der eerste klachten van de jeugd is altijd weer, dat zij niet begrepen wordt.

Dit gevoel van verkeerd of niet begrepen te worden, heeft ten derde weer één van veflatenheid ten gevolge. Mede hierdoor is de jeugd vaak menschenschuw, en vertoont zij een sterken hang naar eenzaamheid.

Toch wordt deze hang naar eenzaamheid niet alleen hieruit verklaard. Een vierde typeerend jeugdgevoel is dat der geestelijke schaamte of dat der verlegenheid. De jeugd is in den diepsten grond o, zoo erg met zichzelf verlegen. Zij weet met haar figuur nog geen raad. Zij durft zich niet te laten zien, zooals zij is. En zij duldt het ook niet, dat gij ongevraagd een blik in haar binnenst© zoudt werpen. Heel wat bravour en bluf is niet anders dan verholen verlegenheid. Omdat zij niet vriendelijk of teer durven of kunnen zijn, zijn zij bru'taal en onbeschoft. En deze verlegenheid is voor henzelf daarom zoo'n lastige kwaal, omdat zij heelemaal niet past bij hun eerzucht en zelfgevoel. Deze laatsten vragen om liefde en waardeering en lof en misschien zelfs om bewondering. Maar doordat zij zich door hun verlegenheid zoo ongetlukkig uiten, ontvangen zij juist het tegenovergestelde: schrobbeeringen, uitbranders, kleineeringen; wat weer het gevoel van nifet begrepen te worden versterkt.

Toch begint naast deze gevoelens, die den puber isoleeren en vereenzamen, ook het sociale gevoel te spreken, waardoor hij de gemeenschap niet zoozeer van de ouderen, maar van zijn tijdgenooten begeeren gaat.

En wat nog den grootsten omkeer brengt: nu ontwaakt ook het sexueel© leven met zijn vele en sterke neigingen en lusten en passie's.

Eindelijk moet nog vermeld, dat deze geheele gevoelswereld aanvankelijk nog vrij spel heeft, en niet aan tucht en beheersching is onderwoi-pen. Het gemoed van den puber lijkt wel een bruisende, opgezweepte zee. De eene golf slaat over de andere henen. Men weet niet, vanwaar deze komen, en is nog minder bij machte, ze te beteugelen en neer te leggen. Het radicahsme der jeugd, zoowel ten goede als ten kwade, zoowel zijn gewaagde idea, lisme en volstrekte beoordeelingen als zijn tot wanhoop voerende vertwijfelingen moeten voor een belangrijk deel hieruit verklaard. Men lijdt aan opwellingen en bevliegingen, en leeft op stemmingen. Ofschoon deze van voorbijgaanden aard zijn, laten zij de illusie achter, dat zij echt en diep waren. Daar het gevoel zich nog niet in zijn volle diepte en tot in zijn fijnere nuanceeringen ontwikkeld heeft, leeft men feitelijk — wat op zichzelf heelemaal niet kwalijk te nemen valt — tamelijk oppervlakkig. Men zie hun voorliefde voor wat gezwollen en sentimenteel en oratorisch is. Toch waant men zelf, het veel dieper en ernstiger op te nemen dan de ouderen. En omdat alles zoo diep en echt is, moet het ook uitgeleefd. Het beheerschen van aandoeningen, vooral van sympathieën en antipathieën, wordt kortweg vereenzelvigd met gebrek aan spontaneïteit en oneerlijkheid. Als ge aan iemand het land hebt, is het minstens eisch van oprechtheid, zoo niet gewetensplicht, om hem dit flink te laten merken, en voor hem op straat vast niet je hoed van 't hoofd te nemen.

Er is in verband met dit gistende en daarom gevaarlijke gemoedsleven, en vooral met bet ontwakende sexueele leven, een kwestie opgeworpen, die te ernstig is, om voorbij te gaan. Men heeft gevraagd, waarom in jonge menschen allerlei driften en lusten ontwaken, betrekkelijk lang voor den tijd dat zij in het huwelijk kimnen of mogen treden. Is het niet misdadig, van de natuur of den Schepper, om bij een kind van veertien jaar neigingen gaandfe te maken, die pas over tien of vijftien jaren hun bevrediging mogen krijgen? Is het geen krachtsverspilling en dwaasheid, om eerst iets aan iemand te geven en dan te vragen, dat hij dit niet gebruiken, maar terugdringen zal?

Hierop zou ik drieërlei willen antwoorden.

lo. Moeten wij ook hierbij niet vergeten, dat wij leven in een abnormale, zondige wereld. Indien wij meenen, dwaasheden en tegenstrijdigheden tegen te komen, , valt de schuld daarvan alleen op ons, die Gods mooie leven zoo ellendig gemaakt hebben. 2o. Begint over het algemeen de puberteit niet te vroeg. God werkt niet met de tooverstaf, doch altijd' door langzame ontwikkeling. De jonge mensch, die op den bestemden tijd, zoowel innerlijk als in zijn lichamelijke organisatie, geschikt zal "wezen voor het huwelijk, heeft werkelijk een jarenlange voorbereiding noodig. Te beklagen is echter die jeugdige, die in dit rijpingsproces ontijdig ingrijpen zou. En zeker, die ontwakende driften vormen een gevaarlijk bezit. Er zal in de jeugd veel gestreden en gebeden moeten worden; maar — dit is mijn derde antwoord — zonder strijd geen kroon. Zonder het leeren van tucht en beheersching geen vrijheid en zelfstandigheid. Juist uit het worstelperk komt straks te voorschijn de fiere, karaktervolle mensch, dien God wil, dat wij zijn zullen.

Is de strijd dus onvermijdelijk, toch zullen wij hem niet noodeloos, noch voor onszelf, noch voor anderen, verzwaren.

Klaagt de jeugd over niet-begrepen te worden — zeker, dan ligt dit ook in de eigenaardigheid van hun leeftijd, maar dan kan er ook door ons oorzaak zijn gegeven. Het is moeilijk, een mensch, ook een jongen, geheel te begrijpen; en wie ging hierbij nooit fout?

Töonen zij een hang naar eenzaamheid, laten wij hun dezen tot op zekere hoogte gunnen, doch intusschen onze oogen wakende houden. In de eenzaamheid ligt ook een verleiding tot onvruchtbaar gemijmer en heimelijke zonden. Het is niet onbedenkelijk, als een jong mensch veel en zelfs geheel alleen zijn weg gaat. Het is veel meer als een verblijdend teeken van frissche, gezonde levenslust te begroeten, wanneer jongens en meisjes behoefte hebben aan goede vrienden en vriendinnen, en zij in jeugdvereenigingen belangstellend meeleven.

•Gunt de jeugd ons door haar verlegenheid geen blik in zichzelf, laten wij dan niet onbescheiden zijn en pogen, gewelddadig binnen te dringen. Het zij ons genoeg om een afwachtende houding in te nemen, en hun, meer nog door onze daden dan door onze woorden, te bewijzen, dat zij toch heusch wel op ons aan kunnen. Laten wij voor onszelf hun wegen achtervolgen en ons van hun moeilijkheden op de hoogte stellen. En heerlijk, als dan , het moment komt, dat hun ziel open gaal, en wij het hun kunnen laten zien, dat wij toch zoo slecht niet zijn, als zij hadden gedacht.

En wat het sexueele leven aangaat: eenerzijds moeten de beide geslachten niet door een Ghineeschen muur gescheiden blijven. Er behooren gelegenheden te zijn, dat zij elkaar ongedwongen kunnen ontmoeten, zooals een huiselijk feest, waarop ook de vrienden en vriendinnen der kinderen gevraagd worden, gecombineerde vergaderingen van jeugdvereenigingen, enz. Maar anderzijds moet de weg tot vrijen en gedurfden omgang aigesloteai blijven. Gemengde kampen, gemengde baden en danspartijen, zijn af te keuren. Zelfs kan de vraag gesteld, in hoeverre coëducatie wenschelijk moet worden geacht.

Tenslotte moet ik nog één bedenking onder de oogen zien. Reeds van de oudheid af heeft men ingezien, dat de wijze, waarop wij in ons geyoel reageeren, voor een belangrijk deel bepaald wordt door ons temperament. De oude verdeeling volgend, onderscheiden wij vier temperamenten: het sanguinische, het melancholische, het cholerische en het phlegmatische. En de bedenking, die in veler hart leeft is deze, dat men aan de vorming van zijn karakter in zijn gevoelsleven niet zoo heel veel doen kan. Dit is immers een kwestie van temperament, en gij kunt het toch niet helpen, dat gif zulk een temperament bezit.

Deze oplossing is echter te gemakkelijk. Het zij met nadruk uitgesproken, dat wij ook aan de werking van ons gevoel veel, en zelfs zeer veel, doen kunnen.

Ten eerste zou ik, op soortgelijke wijze als bij het denken, willen onderscheiden tusschen opzettelijk en onopzettelijk gevoelen, tusschen gewilde en onwillekeurige gemoedsbewegingen. En die gewilde aandoeningen staan zeker onder onze macht. Wij werken zelfs mede, om ze gaande te maken. Wij kunnen immers dingen, waarvan wij weten, dat zij zulk een gevoel in ons wakker maken, zoowel zoeken als vermijden, en er zou reeds veel gewonnen zijn, wanneer wij ons onthielden van alles, dat een verkeerd gevoel in ons opwekt.

Voorts hebben wij wel in te zien, dat een ontroering nooit tot hartstocht, een aandoening nooit tot drift kan overgaan, dan met toestemming of terzijde-stelling van onzen wil. Wie door zijn driften wordt meegevoerd, klage niet over zijn temperament, of over de licht-ontvlambaarheid van zijn gemoed; maar beschuldige zich liever over de traagheid en zwakheid van zijn wil, die niet terugslaat op het oogënblik, dat het noodig is.

Ten derde moeten wij bedenken, dat de zonden van ons gemoedsleven niet zoozeer bestaan in de diepte en den duur, de mindere of meerdere snelheid, maar in de kwaliteit van ons gevoel. Ik zeg niet, dat in dat eerste ook niet "de ontreddering van de zond© uitkomt, en dit ook niet voor onze rekening blijft, maar hierop valt thans niet de nadruk. Wij voelen daarom zoo onzuiver, niet omdat wij sanguinicus of melancholicus, cholericus of phlegmaticus, maar omdat wij verdorven zijn. Wie last, heeft van zondige gemoedsbewegingen, streve er niet naar, om niet meer te voelen. Dit is nooit een christelijk© eisch of een christelijk ideaal geweest. Maar hij arbeide liever, om zijn gemoedsleven een zuivere bron en een heilig doel te geven. Affect moet door affect overwonnen worden. Een klassiek voorbeeld is Augustinus, wiens zinnelijke, zondige liefde alleen door de heilige, goddelijke liefde kon overwonnen worden. Er zijn ook op dit gebied, zelfs tot in het temperament, wondere triumfen te behalen. De sanguinische, licht-bewogen, snel-veranderlijke Petras werd nochtans ©en rotsman, op wiens belijdenis de kerk is gebouwd. De cholerische, fanatieke Paulus, die dreiging ©n moord blies tegen de discipelen van Christus, veranderd© in den onverdroten ijveraar ©n heroïefcen prediker van het evangelie van het kruis.

E. D. KRAAN.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Karakter.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's