Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het onderzoek van Heymans en Wiersma.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het onderzoek van Heymans en Wiersma.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ten opzichte van de vraag naar den aard van de vererving van geestelijke eigenschappen bij menschen is het onderzoek van Heymans ©n Wiersma van groot© beteekenis geweest. Deze twee Gro^ ninger hoogleeraren zonden een drieduizend-tal lijsten rond om die te doen invullen door de geadresr seerden. De geadresseerden waren allen personen, van welke men mocht veronderstellen, dat zij in staat waren de vragen te begrijpen en de gegevens juist te verstrekken.

De bedoeling van het onderzoek was om na te gaan, of men en in hoeverre men een regelmatig e n samenhang zou kunnen ontdekken tusschen het karakter van de ouders ©n dat van de kinderen. Dat men hier zooveel mogelijk op jonge kinderen lette, Iaat zich verstaan, omdat immers bij oudere kinderen niet alleen het gevaar van opzettelijke of onopzettelijke onwaarachtigheid in de houding grooter is, maar ook omdat bij die oudere kinderen gemakkelijk allerlei andere invloeden zich kunnen laten gelden.

De vragenlijsten van Heymans en Wiersma bevatten een 90-tal vragen. De vragen waren ingedeeld in een 6-tal groepen.

De eerste groep vragen had betrekking op het handelen, b.v. „Is de betrokkene beweeglijk of rustig; ijverig of lui? "

De tweede groep vragen had betrekking op de gevoelens, b.v. wantrouwend of goedgeloovig; heftig of zakelijk.

De derde groep betrof de secundaire functie: eerst, of in het algemeen bij iemand van het optreden van een nawerking kan worden gesproken; dan of de betrokkene veranderlijk is of wel ©en gewoontemensch, enz.

De vierde groep betrof het intellect en wat daarmee rechtstreeks samenhangt: „Is de betrokkene vrij van vooroordeelen of is zijn inzicht door vooroord eelen beperkt"; „Heeft hij bepaalde talenten? ";

„Hoe staat het met zijn neigingen? " enz. De vijfde groep had betrekking op speciale neigingen als b.v. geldzuchtig of royaal; wreed of medelijdend.

In de laatste groep tenslotte waren verscheidene eigenschappen bijeengebracht. Zoo b.v. de vraag, of de betrokkene verstrooid is of opmerkzaam; ordelijk of onordelijk.

De antwoorden betroffen 437 vrouwen en 437 mannen en 1541 kinderen op een leeftijd vam één tot twaalf jaar.

De hoofdzaak, waarom het ging, was de vraag, of bepaalde karaktereigenschappen als erfelijk konden worden geconstateerd, met andere woorden: Is een bepaalde eigenschap, die bij het kind aanschouwd wordt, tot een bekende eigenschap bij! de ouders terug te voeren?

Merkwaardig is nu, dat bij dit onderzoek bijna alle eigenschappen bewezen erfelijk te zijn. Slechts ongeveer 2^3 procent der eigenschappen bleek niet te erven.

Natuurlijk moet men nu met deze dingee wel voorzichtig zijn. Het beteekent allerminst, dat op grond van dit onderzoek ook maar iets met zekerheid gezegd kan worden omtrent de eigenschappen van de kinderen van bepaalde ouders. In de eerste plaats is allerminst uitgemaakt, welke eigenschappen zij erven zullen en in do tweede plaats, is niet uitgemaakt, met welken energetischea exponent, d.w.z. in welke krachtsverhouding de eigenschappen aanwezig zullen zijn.

Intusschen blijkt uit genoemd onderzoek wel, dat bij bepaalde tegenstellingen tusschen de eigenschappen van vader en moeder zekere algemeene regels zijn te vinden.

Zoo bleek de vaderlijke eigenschap overwegend bij de tegenstelling: correct—lichtzirmig. Dat wil dus zeggen, dat in een huwelijk, waar de vader correct en de moeder lichtzinnig is, de kinderen de grootste kans hebbon correct te zijn. Het beteekent natuurlijk niet, dat dan alle kinderen correct zijn. Wij zeggen niet, dat de vaderlijke eigenschap absoluut heerscht, maar de vaderlijke eigenschap is overwegend. Hetzelfde geldt bij do tegenstelling: haatdragend--vergevensgezind; literair aangelegd— niet literair aangelegd; eergierig en onverschillig.

Daarentegen bleken de moederlijke eigenschappen overwegend, wanneer er bij de ouders een tegenstelling bestaat als verdraagzaam—onverdraagzaam; een goed spreker—niet een goed spreker; een goed verteller—niet oen goed verteller; gierig—verkwistend; gemakkelijk en niet gemakkelijk t© leiden.

Bovendien ontdekte men, dat in het algemeen de invloed van een gelijke instelling 30 tot 40 pet. sterkere, althans beter waarneembare karaktertrekken bij het kind tevoorschijn roept dan bij oen ongelijke instelling of bij een kruising van eigenschappen. Dat wil dus zeggen, dat inderdaad indien de vader muzikaal is on deze muzikaliteit erft op de kindoren, de muzikaliteit grooter is, althans beter waarneembaar is bij de kinderen, indien ook de moeder muzikaal is. Overigens kan wel gezegd worden, dat in het algemeen gesproken de invloed van het moederlijk erfgoed iets grooter is dan die van het vaderlijk. D.w.z. er schijnen meer eigenschappen te zijn, die de neiging hebben naar moeders kant te erven dan er eigenschappen zijn, die naar vaders kant erven.

Ook blijkt, dat de invloed van het geslacht niet moet worden onderschat, d.w.z. dat permanente eigenschappen van een familie, indien zij eenmaal in de vrouwelijke linie voorkomen, meer neiging hebben in de vrouwelijke lijn verder te erven dan in de mannelijke; en omgekeerd hebben ook eigenschappen, die eenmaal in de mannelijke linie voorkomen, meer neiging zich daar te handhaven.

Later zullen wij wel gelegenheid hebben nog eens te zeggen, waarom wij meenen, dat er ook nog wel critiek geoefend kan worden op hetgeen hier door Heymans en Wiersma als resultaat van hun onderzoek werd medegedeeld. Natuurlijk staat het altijd zoo, dat wie werkt ook wel eens een fout maakt. Maar liever .dan op ondergeschikte punten critiek te geven willen wij hier wijzen op het groote belang, dat een onderzoek als dit heeft. Hier toch is met de feiten aangetoond, dat er van psychische erfelijkheid gesproken moet v/orden.

[mmers - - en wij hopen dit binnenkort nader aan te toonen — de eenige verklaring voor de verschijnselen, die hierboven geconstateerd werden, is deze, dat 'Grod op Zijn wijze den menschen hun eigenschappen langs de erfelijke lijn doet toekomen, volgens een vaste orde, volgens wetten, zooals die bij benadering door ons zijn te vinden.

Maar er is geen enkele reden, waarom wij zouden, aannemen, dat God hier Zijn wetten anders in stand houdt dan in andere gevallen. En waar God nu in andere gevallen langs den weg van de wet der causaliteit, langs den weg van den keten der middelen, ' zijn doel bereikt, moeten wij aannemen, dat God ook hier causaal werkt, dat er dus oorzakelijk verband ligt tusschen ouders en kinderen, ook wat betreft den aard van het karakter en den aanleg van de laatsten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Het onderzoek van Heymans en Wiersma.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 februari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's