Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Roomsch Geschiedenis Onderwijs.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Roomsch Geschiedenis Onderwijs.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

De overmatige eenzijdigheid van voorstelling in dit werkje blijkt ook uit de vele dikke woorden,

die de schrijver gebruikt, en die in hun suggestieve w'erking soms de grenzen van demagogische overdrijving naderen. Volgens dit boek was de toestand der „Katholieken" in de Republiek erbarmelijk, in Brabant dubbel erg; Brabant werd stelselmatig leeggehaald ten bate der andere gewesten; het was onderwo'rpen aan een sprinldianenplaag van vreemde ambtenaren; aan een schrikbewind; het werd geregeerd door schraapzuchtige vreemdelingen; als die arme „Katholieken" braaf maar geld gaven, dan konden ze in stilte hun godsdienst uitoefenen, mits ze geen aanstoot gaven aan de Gereformeerden, — „en wat beliefden die al niet te verstaan onder aanstoot geven? " — al deze voorstellingen en vele andere, die in het boek voorkomen, zullen meer resoneeren op het bewogen of opgewonden gemoed, dan op een bezadigd inzicht. Het werkelijk verstandig inzicht zou bij de beoordeeling van al de lasten, waaronder onze Roomsche laudgenooten tijdens de Republiek zuchtten, niet verwaarloozen het feit, dat voor de Nederlandsche staat vele van dergelijke, de Roomschen „bemoeilijkende", maatregelen een zaak van. zelfbehoud waren. Niet alle Roomschen namen steeds de houding aan van volkomen betrouwbare Nederlandsche burgers. En vooral zou minder eenzijdige voorlichting niet nalaten, den jongen lezer van deze donker getinte schilderingen ook eens de toestanden op kerkelijk gebied in andere landen ter vergelijking aan te duiden.

In hetzelfde kader van meer stemming, dan inzicht brengend onderwijs, past ook het gebruik van andere emotioneele termen: de herleving van het Protestantsch enthousiasme tegen 1817, toekent dit boek als: fanatisme; de stemming der Calvinisten en Liberalen bij de tot-stand-koming van het Concordaat in 1827 uit zich volgens den Schrijver door spot en hoon, hartroerende jammerklachten en een vervaarlijk gehuil; en: er staan altijd een paar handige aanhalingsteekentjes klaar, om termen als Protestantsche Natie, Christelijk-Historisch en zoo, eventjes lichtelijk bespottelijk te maken; vooral die protestantsche natie heeft het erg bij den schrijver verkorven: ze had de geschiedenis verdraaid, de kunst vermoord, bremdde als een wonde in de fijngevoelige kunstenaarsziel van Alberdingk Thym, enz. enz.

De neiging, om alles, wat de naar versterking van hun positie strevende Roomsch-Kathoheken doen, in een gunstig dagUcht te stellen, brengt dit boekje soms ook tot tegenstrijdigheden. Het stelt b.v. vast, dat de Brabanders in 1794 „als goede Katholieken geen revolutionairen" waren, maar even verder put het zich uit om het begrijpelijk te maken, dat ze dan toch maar ingenomen waren met sommige leuzen, die juist nog al sterk wèl revolutionair zijn, n.l. de leer der rechten van den mensch en van den burger, het beginsel van volkssouvereiniteit, en de toenmalige leuze van. scheiding van Kerk en Staat. Vandaar dan ook, dat die, als goede Katholieken gèèn revolutionairen zijnde, Brabanders weldra toch mee behooren tot de groep der Bataafsche Jacobijnen of Unitaristen, en de „heilige" beginselen van vrijheid, gelijkheid en broederschap dapper helpen in toepassing brengen.

De oordeelen, welke in dit boekje over andersdenkenden worden geuit, staan ook geheel onder de gezichtshoek van het Roomsche belang. Zelfs het onjuiste woord van Schaepman's biograaf, dat Groen van Prinsterer „de sterkste antipapist van heel Nederland" zou zijn geweest, wordt hier, zij het in verzwakte vorm, weer herhaald. En dat, ofschoon reeds in 1840 Groen's besef van diepere principiëele eenheid raet de Roomsch-Katholieken tegen de Revolutie, tot uiting kwam. Trouwens, het is toch niet onbekend, dat Groen voortdurend juist ook van Roomsche laudgenooten hoopte op steun in zijn worsteling te^en de revolutionaire beginselen; dat hij in 1843 de Hervormde Gemeente vermaande, niet de Christelijke band met de Godvruchtige Roomschen te vergeten, en te getuigen van de kostbare waarheid, die, bedekt en verduisterd, toch in de Roomsche kerk overig blijft; dat hij in 1853 uitdrukkelijk verklaarde, de naam van anti-revolutionair niet te beperken binnen de grenzen der Hervormden, zelfs niet der Protestantsche Gezindheid ; dat verder, gelijk onlangs van onverdacht Roomsche zijde werd erkend. Groen bij de Aprilbeweging een „objectieve" houding had ingenomen; dat hij soms juist klaagt, geen hulp te Imjgen „van de geloovige Roomsch-Catholyken", waarop hij anders reeds meer dan dertig jaren had gehoopt; en dat hij b.v. in 1865 met blijdschap het betere geluid der Roomsch-Katholieke bazuin begroette.

In dit verband is het wel vreemd, de voorstelling te lezen, die de schrijver van dit boek geeft over de tot-stand-koming van de coalitie tusschen de Roomschen en de Anti-revolutionairen. Volge^rs hem was daarbij het initiatief aan de Roomsche zijde. Schaepman is het, die tot bereiking daarvan Groen en Kuyper eerst moest winnen, of eigenlijk, overwinnen. De jonge priester moest, zoo vertelt hij, in een lang duel eerst den ouden Groen overwinnen, en „als deze het dan tegen den jeugdigen Schaepman heeft moeten afleggen", en zoo wat „bekeerd" is van z'n hardnekkig anti-papismci dan moet Kuyper er aan gelooven.

Deze geheele voorstelling is er op gericht, de gedachte te wekken, dat Groen en Kuyper beiden, fel anti-papist, en wat Kuyper aangaat, ook ultraradicaal, eigenlijk van een diepere eenheid met Rome tegenover de Revolutie niet wilden weten, maar er huns ondanks door Schaepman als het ware toe werden gedrongen. „Zelfs de anti-revo-277 lutionairen begonnen heel, heel langzaam wat bij te leeren", zoo luidt het.

Juist is dat niet. Wie overweegt, hoe zeer het Groen leed heeft gedaan, dat de Roomsche laudgenooten z'n roepstem, om in de worsteling tusschen Evangelie en Revolutie niet aan de kant der Revolutie te staan, jaren lang geen gehoor hebben gegeven, weet wel beter. De Roomschen in ons land hebben zeer lang in de Liberalen hun vrienden gezien; ze hebben de liberale, uiterlijke, gematigd-onverschilligheid voor principiëele godsdienstig© zaken, in-hun partijkiezen, gesteld boven de Calvinistische strakheid. Het was bij hen vaak een: Zwei Seelen in einer Brust: Geen revolutioinairen, maar: toejuichende de „heilige" beginselen van vrijheid, gelijkheid, broederschap, en van volkssouvereiniteit; kerkelijk: goed Roomsch, maar politiek: Jacobijnsch; principiëele tegenstanders van de godsdienstlooze school, maar, die toch weer verkiezende boven een protestantsch-christelijke school. Zoo bleef lange tijd Katholiek en Liberaal een politieke vennootschap, en stemden in 1857 nog de helft der aanwezige Roomsche Kamerleden als „liberaal-katholiek" vóór de wet van Rappard.

Pas later hebben dieper blikkende Roomsche leiders het gevaar der liberale opvattingen voor hun kerk en beginselen gezien: toen de consequenties duidelijker werden, vooral ook in het Buitenland; toen de samenhang tusschen de liberalistische partij-oogmerken en de gedachten der Revolutie, vooral juist door het levenswerk van Groen, was blootgelegd; tóén eindelijk hebben onze Roomsche landgenooten begrepen, aan welke zijd© van de streep tusschen links en rechts hun plaats was.

De onbarmhartige „ontdekkende" prediking, door Groen, omtrent die, uit revolutionaire bron ontspringende, liberalistische theorieën en partijdaden is voor de Roomschen juist een machtig opvoedingswerk geweest. Niet Groen is overwonnen, en niet Kuyper is in een duel „gelegd"; maar .het Roomsche dwaalbegrip, alsof de liberale, uit onverschilligheid voortspruitende, gematigdheid tegenover „andersdenkenden" de „Katholieke" gedacht© op de duur meer ruimte tot ontplooiing zou geven, is op zij geschoven. En de jonge Schaepman heeft voor zijn arbeid daartoe juist van Groen veel kimnen leeren: dat de jeugdige priester in 1875 z'n artikelen in „De Tijd" telkens doet uitloopen op de leuze: — „maar het liberalisme moet worden verslagen, want dat is hèt kwaad —", daartoe had Groen in zijn moeizame arbeid mede het noodzakelijke inzicht geleverd.

De lectuur van Roomsche geschiedenisleerboeken is voor ons belangrijk èn leerzaam, om het enthousiast-mijn en de karakter van dat werk. Er zit „muziek" in! De schrijvers lijden niet aan O'vermatige bescheidenheid. Het goede aan hun kamt

zoeken ze met een eerbiedwaardige ijver, vaak echter met een bril, die vergrootglazen beeft; en de waardeering van wat aan de overzijde te zien. is, heeft niet over.

Belangrijk voor ons is die lectuur dus, opdat we ons blijven rekenschap geven van de expansiedrift, die onze Roomsche mede-christenheid steeds blijft bezielen. Leerzaam, om ons in te scherpen, dat ook wij in onze arbeid de enthousiaste geestdrift voor het heerhjke van onze b^inselen nooit vergeten te toonen in voorstelling en uitdrukkings­ wijze.

B. EBLING.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Roomsch Geschiedenis Onderwijs.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1932

De Reformatie | 8 Pagina's