Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het activiteitselement en de Gereformeerde Jeugdbeweging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het activiteitselement en de Gereformeerde Jeugdbeweging.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Gelukkig, dat er op het punt der lichamelijke opvoeding, bij alle verder onderling verschil, een gemeenschappelijk uitgangspunt is.

Door niemand wordt het recht en de noodzalcelijkheid der lichamelijke opvoeding namelijk betwist. Allen stemmen toe, dat zij geboden is. Ook de heer J. Schouten. Op het congres te Noordwijk sprak Mj uit: „D© lichamelijke oefening is geboden, de ontspanning kan in het leven niet gemist worden."

Trouwens, dit is geheel naar Gereformeerd, Calvinistisch principe. Het woord „Opvoeding" sluit, naar Dr H. Bavinck uiteenzet, drieërlei element in. Ten eerste hgt er altijd een min of meer doordacht plan aan ten grondslag; zij gaat altijd van een bepaald© gedachte uit en stelt zich een min of meer bewust doel voor oogen. Ten tweede bepaalt zich de voeding, die d© opvoeding schenkt, niet tot het verschaffen van spijs en drank, van deksel en kleeding, maar zij wordt een voeding van den ganschen mensch naar ziel en lichaam, naar verstand, wil en alle krachten: zij krijgt een geestelijk karakter en dient om den mensch als mensch te versterken. Ten derde zoekt de opvoeding den mensch niet tot een bepaald ambacht of beroep in d© maatschappij te bekwamen, welke taak meer in het bijzonder met den naam van opleiding aangeduid wordt, maar zij stelt zich de vorming van den mensch als mensch ten doel; zij heeft het oog op zijn algemeene bestemming gericht. 1)

Hieruit blijkt reeds, dat van een „neutrale" opvoeding, een „neutrale" opvoedkunde geen sprake kan zijn. Het begrip „opvoeding" heeft een oriënteering in de richting van de opzettelijk© opvoeding. En daarom is een doelstelling bij de opvoeding steeds noodzakelijk. Er is een opvoeding in ruimeren zin door al de factoren d©r rijke schepping die in God als den eigenlijken Opvoeder van heel het menschelijk geslacht, haar oorsprong heeft. Maar er is ook een opvoeding in engeren zin. En deze is door Dr J. Waterink gedefinieerd als de leiding en vorming, welk© door den volwassene aan den onvolwassene, aan het kind, aan den knaap ©n aan het meisje, aan den jongeling en aan de jongedochter ten koste wordt gelegd, opdat zij straks kunnen optreden als mensch in den waren zin des woords.

„Wat heeft men daaronder te verstaan? " vraagt men dan van zelf, „welke trekken vertoont de mensch in den waren zin des woords? " En nu tangt deze doelbepaling steeds samen met het uitgangspunt van den paedagoog. Elke doelstelling is ondenkbaar zonder normen. En zoodra het over „normen" gaat, ontkomt men niet aan verschil van meeningen. Men kan wel in algemeenen zin opvoeding definiëeren als de leiding, die aan den wordenden mensch moet worden gegeven, zal hij zijn taak als mensch kunnen vervullen, maar DT J. Waterink toont aan, dat, zoodra het op de nadere begripsbepaling aankomt, de wegen zich scheiden naar de richting, die men is toegedaan. 2) Men behoeft maar alleen daartoe de vraag te doen: „wat is de taak van den mensch ? "-Vindt de mensch zijn taak in zichzelf als mensch, of in de gemeen­ schap (cultuur) of in God, d©n Sch©pp©r aller dingen.

Dit uitgangspunt kan alleen zijn de organische Ievensbesch.ouwing. Bij een mechanische levensbeschouwing is een doelstelling in den eigenlijken zin des woords onmogelijk. En het is met dankbaarheid te constateeren, dat de .ontwikkeling van de wetenschappelijke paedagogiek in de latere jaren wijst in de richting van een overwinning over de mechanische en een zegevieren van de organische opvatting, s)

Die organische levensbeschouwing vinden wij in de opvatting der Schrift: de o^p voed ing van den jongen mensch tot mensch Gods, die tot alle g o e d werk bekwamelijk is toegerust.

Daarmede is ook gegeven de eenheid der persoonlijkheid. En het is dankbaar te constateeren, dat juist in de laatste jaren die eenheid van de menschelijke persoonlijkheid erkend wordt. Men wil den mensch zien als eenheid en dat bij de erkentenis, dat hij lichaam en ziel heeft. Zoo is er dan ook de eenheid van leven. ^)

Dit is van groote beteekenis. Door die eenheid is er ook het nauwste verband tusschen lichamelijk en geest el ij k leven, een verband, dat wel bekend was, maar dat toch wel eens teveel uit het oog verloren is geraakt. Het lichamelijke werkt in op het geestelijk leven, en omgekeerd; het geestelijke heeft beteekenis voor het lichamelijk bestaan. De mensch kan niet in stukjes worden geknipt.

Dit is van Calvinistische zijde altoos staande gehouden. Dr A. Kuyper schreef eens: „Er ligt in een levend mensch een wonder© samenvoeging van ziel en lichaam tot de e©nheid d©s persoons. De saam voeging van de ziel, die geestelijk en onzichtbaar is, met het lichaam, dat zinlijk en zichtbaar is, is een mysterie. Alleen God kon de samenvoeging tot stand brengen; alleen God kan ze instandhouden." 5) En Dr H. Bavinck zegt in zijn „Geref. Dogmatiek": „De aard der vereeniging van ziel en lichaam is onbegrijpelijk, maar zij is veel nauwer dan het Occasionalisme of de Harmonia praestabilita of het Systema inflexus zich die denkt: zij is niet ethisch, maar physisch; zij is zóó innig, dat één natuur, één persoon, één ik het subject van beide en van al him werkzaamheden is." •=)

Hieruit vloeit voort, dat wij de eenheid van d© opvoeding van den wordenden mensch handhaven. „Alle opvoedingswerk richt zich op algeheele ontplooiing van krachten. De opvoeding rust niet, eer zij den geheel gevormden mensch aflevert."')

Dit opvoedingswerk heeft dus twee zijden: een licham©lijk© en een geestelijke. En het een© doel moet het andere dienen.

En in deze is in het reeds meer genoemde Methodiek-rapport van den Bond voor Geref. Jeugd org an is at ie een juiste weergave gegeven van de verschillende kanten van het opvoedingswerk.

In het paedagogisch gedeelte wordt allereerst „opvoeding" gedefinieerd als : „het aanwenden van de middelen, waardoor de ontluikende jonge mensch naar zijn aanleg en met het oog op zijn bestemming wordt ontwikkeld. Die opvoeding is geeste 1ijn1ichame1ijk. De geest1ijk © opvoeding bedoelt de verstandelijke, de godsdienstig-zedelijke en de aesthetisch© vorming van d©n jong©n mensch. D© lichamelijke opvoeding bedoelt de bevordering van den lichamelijken welstand en groei (positief) ©n bewai-ing voor schadelijke invloeden (negatief).

In onze kringen bestaat hierover geen verschil en worden dan ook de extreme richtingen van het Materialisme en het Spiritualisme afgewezen. Het Materialisme rekent alleen met d© stof en zegt: „Die Seele ist nur eine Form oder ein Produkt des Körpers"').

Het is het stelsel, dat alles uitsluitend van den stoffelijken kant beziet, alle levensverschijns©l©n uit stoffelijke oorzaken doet opkomen en uit stoffelijke motieven verklaren wil.») Het Spiritualism© r©kent eenzijdig daarentegen alleen met de geestelijk© zijde van 'smenschen zijn. „Der Körper 1st nur ein© Form oder ein Produlct eines oder mehrerer seelischer Wesen". '> )

Echter verwerpen wij ook anderzijds elke nevenstelling van ziel en lichaam in des menschen zijn. Geen Dualisme.

Het komt er op aan de juiste verhouding vast t© stellen. De ééne persoonlijkheid des menschen mag niet gescheiden worden, maar wel onderscheiden. „In de tweeëenheid, geest en. lichaam, is de geest Koning. De geest is het belangrijkste levenselement", i") Hier is de kwestie van het evenwicht. Ds P. Ch. van der Vliet stelt: „De neiging om naar het minst belangrijke over te hellen, de drang om het geestelijke door het stoffelijke te laten overheerschen, is bij ons, zondige menschen, zeer sterk aanwezig. Die met de werkelijkheid rekenen wil, die werkelijkheidsmensch. wil zijn, die nuchter wil wezen, die rekent hiermede in de beoordeeling der lichamelijke oefening. Als we niet heel erg oppassen, heeft de lichamelijk© oefening spoedig de voorkeur."") Wij gelooven, dat wij, wat betreft de lichamelijke oefening in onze Gereformeerde kringen daarvoor nog niet bevreesd behoeven te zijn. Het zou interessant zijn eens een opgave t© verkrijgen van het aantal Gereformeerd© jongens en meisjes van 12 a 13—21 jaar in ons land, di© leden zijn eener organisati© voor Licham©Iijke Oefening of van ©en Sportorganisatie. Het gevaar van de overheersching van het stoffelijke bij onze jong© m©nschen ligt naar ons inzicht op ©en heel ander gebied, n.l. in den trek naar wereldgelijkvormigheid en wereldsche genoegens, waardoor juist de geestelijk-zedelijke vorming bedreigd wordt. De genietings-en gemakzucht van sommige onzer Gereformeerde jongelingen en meisjes doet meer afbreuk aan de toenemende krachtsopenbaring der Geref. Vereenigingen voor de geestelijk-zedelijke vorming dan de Christelijk© Vereenigingen voor de Lichamelijke oefening. Het is dan ook herhaaldelijk uitgesproken, dat juist de lichamelijk© Opvoeding lange jaren schromelijk is verwaarloosd. Do Amsterdamsche Gereformeerde predikanten kwamen daarvoor uit in hun manifest tijdens de Olympiade 1928, welk manifest een getuigenis is geworden der Geref. Kerken in Amsterdam. En evenzoo wordt in d© „Christelijk© Encyclopaedie" uitgesproken door Mr L. Lindeboom Czn (III, pag. 657). En wij zijn in onze Gereformeerde kringen nog ver af van het ideaal der lichamelijke opvoeding en oefening, gelijk dit geteekend is door Dr A. Kuyper in zijn bekende red© op den jubileum-Bondsdag van den Ned. Bond van Jongel. Vereen, op Geref. grondslag, Den Haag 1913, getiteld: „Der jongelingen sieraad is hun kracht", als hij Oi.a. zegt: „Gewisselijk, als het er op aankomt, moet ge door den geest ook over het lichaam triomfeeren kunnen, maar uitgangspunt is en blijft toch, dat ge vooral in de jongelingsjaren u er op toelegt, om tot dege ontplooiing van aderen, spieren en zenuwen te geraken. Gezond bloed, goed gespannen zenuwen en vol-uitgegroeide spieren zijn de dragers en voertuigen van onze levenskracht." i^)

KNOPPERS.


1) Dr H. Bavinck in „Christendom en Opvoeding", pag. 7 v.v. Baarn, Hollandia-Drukkerij.

2) Dr J. Waterink „Inleiding tot de theoretische Paedagogiek", Ie deel „De Paedagogiek als wetenschap", eerste stuk, pag. 104, aanteekening 2. Ruys, Zeist. 1926.

3) Zie over de causale en teleologische beschouwing het bovengenoemd werk van Dr J. Waterink, pag. 105—112. Ook Dr H. Bavinck „Verzamelde Opstellen", Hoofdstuk „Richtingen in de Paedagogiek", pag. 215 v.v. J. H. Kok, Kampen. 1921.

4) Zie „De Reformatie", 20 Nov. 1931, no. 8. Hoofdartikel van Dr J. Waterink: „Iets over de gegevens van de nieuwere zielkunde in verband met den ambtelij ken arbeid".

5) Dr A. Kuyper „E Voto Dordraceno", IV, pag. 131. Höveker & Worraser, Amsterdam. 1905.

6) Dr H. Bavinck „Gereformeerde Dogmatiek", II, pag. 601. J. H. Bos, Kampen. 1908. Zie ook van denzelfden schrij-

ver: „Christelijke Wereldbeschouwing", pag. 50 v.v. J. H. Kolf, Kampen. 1929.

7) Dr Th. Elsenhaus „Psychologie und Logik", pag. 16. W. de Gruyter & Co., Berlin-Leipzig. 1925. „De ziel is slechts een vorm of een product van het lichaam".

8) Zie voor het Materialisme en de critiek daarover o.a. Dr H. Bavinck „Gereformeerde Dogmatiek", II, 432 v.v. J. H. Bos, Kampen. 1918; Dr H. Bavinck „Christelijke Wereldbeschouwing", pag. 38, 91. J. H. Kok, Kampen. 1929. Dr H. Bavinck „Wijsbegeerte der Openbaring", pag. 73 v.v. J. H. Kok, Kampen. 1908. Dr A. Kuyper Jr „Van de Kennisse Gods", pag. 79 v.v. W. Kirchner, Amsterdam. 1907.

9) Dr Th. Elsenhaus „Psychologie und Logik", pag, 16. W. de Gruyter & Co., Berlin-Leipzig. 1925. „Het lichaam is slechts een vorm of een product van één of meer „ziellijke" wezens".

10) Ds Ph. C. van der Vliet „Bearbeiding van de jeugd door Kerk en Vereenigingen" in „De Dordtsche Bondsdag 1931", pag. 56.

11) Idem, pag. 56 en 57.

12) Dr A. Kuyper „Der jongelingen sieraad is hun kracht", pag. 9 v.v. J. H. Kok, Kampen. 1913.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Het activiteitselement en de Gereformeerde Jeugdbeweging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1932

De Reformatie | 8 Pagina's