Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het activiteitselement en de Gereformeerde Jeugdbeweging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het activiteitselement en de Gereformeerde Jeugdbeweging.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

Wij komen in ons laatste artikel tot de bespreking van de vraag, o f h e t a c t i v i t e i t s - e 1 e - ment een gedeeltelijk andere werkwijze voor de Gereformeerde Jeugdbeweging g e w e n s c h t doet z ij n.

Wij hebben daarover onze meening geuit op de jaarvergadering van den Bond voor Gereformeerde Jeugdorganisatie 1930, naar aanleiding van het daar uitgebrachte Methodiekrapport. Waar het hierbij om ging, willen wij nog eens weergeven, gelijk wij dit vinden in een artikel, dat wij plaatsten in het „Leidersblad" van genoemde organisatie (Juni 1930):

„Wanneer wij eenige opmerkingen nu over den inhoud van het rapport willen plaatsen, willen wij naar voren brengen, dat psychologisch het kenmerk voor den knapenleeftijd in het eerste stadium gesteld wordt; van zaakvoorstelling naar begripsformuleering en: de ontdekking van het eigen ^, IK". Nu is het opmerkelijk, dat in het rapport nog niet een ander kenmerk daarbij genoemd wordt, n.l. het in contact treden met de buitenwereld, het in aanraking willen komen, meer welbewust, met de dingen der omgeving, zich ook uitend in den drang naar activiteit, welke dezen leeftijd kenmerkt. De ontdekking van het „IK" wordt zoozeer naar voren gebracht, dat bij de velerlei hulp, die in het eerste stadium noodig is, in de eerste plaats genoemd wordt, dat de jonge mensch geholpen wordt den weg te vinden in zijn eigen psychisch zijn. Voorzeker, Spranger telt in zijn „Psychologie des Jugendalters" onder de drie kenmerken, die hij voor den jeugdleeftijd noemt, deze ontdekking van het „Ik" ook als nummer één en meerderen met hem. Maar het is bekend, dat vele psychologen in Duitschland hem daarin niet gevolgd zijn, maar juist het kenmerk, dat wij daareven stelden, naar voren hebben gebracht. Er zijn er, die de ontdekking van het „Ik" in het geheel niet als wezenlijk kenmerk van deze periode rekenen, daar de nieuwere gegevens der psychologie dit wederspreken. De „Ichbildung" begint reeds bij het kind. Maar juist het kenmerk, dat wij even stelden, dat ingroeien in de verschillende levensgebieden, dat zich wenden tot de dingen van de onderscheiden levensterreinen, dat zich willen bemoeien met de zaken, die de aandacht hebben, die drang daarin naar activiteit, wordt meer en meer naar voren gebracht. Dit ontbreekt in het rapport en daardoor ook de gevolgtrekkingen, die uit dit kenmerk van dezen jeugdleeftijd voor den practischen arbeid voortvloeien."

Voorts:

„In de psychologie wordt, gelijk wij reeds aantoonden, als kenmerk van de periode van den knaap en het meisje gesteld: het zelf willen doen, de drang naar activiteit.

Hierover wordt in het rapport niet veel gezegd. Toch is dit een belangrijke zaaJc, . waarmede onze jeugdbeweging in dezen leeftijd zal rekening moeten houden om op onze Knapen-en Meisjeswereld blijvend beslag te leggen, wat helaas in onze groote steden met name niet kan gezegd worden.

Deze drang naar activiteit zal m.i. ook geleid moeten worden. Wij stellen dit, omdat van dit activiteitselement in groote mate, naar ons oordeel in te groote mate partij word! getrokken in de andere Jeugdbewegingen. Daarbij moet in den laatsten tijd geconstateerd worden, dat met name voor de Knapen-en Meisjesvergaderingen in de groote steden concurrentie is ontstaan door de beweging der Driehoeksmeisjes en Vierkantsjongens, die juist in hooge mate dit activiteitselement exploiteeren.

Wij blijven, ook wanneer wij deze opmerking plaatsen, bij de doelstelling van onze Geref. Jeugdbeweging (die in dit rapport door het stellen van de opzettelijke lichamelijke oefening reeds verruimd is in principe, al ontbreekt de praktische uitwerking). Maar wij stellen alleen de vraag: is op de vergaderingen der Knapen en Meisjes voldoende gelegenheid, op welke manier dan ook, om hun activiteitselement in den goeden zin des woords uit te leven? Voorzeker daar wordt in het rapport wel gezegd, dat het element der ontspanning niet mag ontbreken, maar dan wordt dit beperkt tot deze vier dingen: voordragen, improviseeren, memoriseeren en lezen, dingen, die geheel liggen in de lijn van den eenigszins intellectualistischen inslag van het geheele rapport, waar met name de begripsvorming telkens en telkens naar voren komt. Is dit echter voldoende? Treft het verschijnsel niet, dat bij velen onzer knapen en meisjes geen interesse is voor de Knapen-en Meisjesvergadering, juist omdat dit actieve element wordt gemist? "

Wanneer nu de heer Schouten concludeert, dat wij daarmede betoogd hebben, dat de doelstelling van onze Gereformeerde Knapen-en Meisjesvergaderingen moet gewijzigd worden, ONTKENNEN WIJ DIT BESLIsT. Wij hebben alleen gedoeld op de werkmethode van deze organisaties en hebben de vraag gesteld, of de bedoelde Commissie, gegeven het element van activiteit, dat in dit stadium van den leeftijd van den jongen mensch gevonden wordt, niet haar aandacht daarop meer had moeten vestigen, om een weg aan te wijzen, waarop bij behoud van doelstelling dit element ook dienstbaar gemaakt kan worden aan het doel en aan den groei en bloei onzer Knapen-en Meisjesvergaderingen. Niet WIJ hebben de doelstelling dezer organisaties willen wijzigen o-f verruimen, maar dat heeft deze Bond zelf gedaan, gelijk hij door de aanvaarding van het rapport bewezen heeft, waarin als doel en taak dezer organisaties ook de lichamelijke opvoeding gesteld heeft. Wij handelden daarover reeds in het derde artikel dezer serie.

Daaruit volgt, dat ook een andere bedenking van den heer Schouten geen bewijs van kracht heeft. Hij erkent, dat hij de argumenten ten gunste van eene wijziging in het karakter en werk der Knapenen Meisjesvergaderingen en die ten bate van eene wijziging in, casu quo andere opvatting van den arbeid der Jongelings-en Meisjesvereenigingen niet uit elkander gehouden heeft. Dat heeft hij met opzet gedaan. Immers: „Men kan m.i. niet bepleiten, dat slechts gevraagd wordt om verandering met betrekking tot de Knapen-en Meisjesvergaderingen, aangezien uit die verandering noodwendig moet voortvloeien wijziging in het werk der Jongelings-en Meisjesvereenigingen. Deze moeten dan met een anderen „onderbouw" gaan rekenen, maar tevens met het feit, dat velen van de jeugdigen bij overgang van de eene naar de andere organisatie juist zullen willen blijven voortzetten, wat voor hun activiteit en ontspanning is ingevoerd in de organisatie, welke zij vaarwel hebben te zeggen."

Wij achten deze conclusie onjuist om twee redenen.

Allereerst wordt hier het zelfstandig ka­ rakter der Knapen-en Meisjesvergaderingen aangetast. Deze organisaties worden hier te veel beschouwd als voorportaal van het instituut der Jongelings-en Meisjesvereenigingen. Zjj kunnen daartoe dienstig zijn, maar doelstelling en werkmethode mogen daardoor niet beheerscht worden. Deze organisaties zijn zelfstandige paedagogische instituten.

Ten tweede komt men zoodoende ook in conflict met psychologische eischen. Het gevaar, dat men loopt, als men de Knapen-en Meisjesvergaderingen naar voren schuift als „onderbouw" der Jongelings-en Meisjesvereenigingen, is, dat men haar een werkwijze opdringt, die in strijd is met de psychologische gesteldheid van den knaap en het meisje; dat men heel de werkwijze schoeit op de leest van het werk der J. V. en M. V. en wringt en past in dit schema. Het practisch gedeelte vair het Methodiek-rapport draagt daarvan de sporen. Wij klagen over overlading bij het onderwijs. In dit rapport vinden wij overlading van leerstof. Laat men daartoe alleen maar eens nagaan het aantal onderwerpen, dat voor de verschillende vakken wordt gegeven.

Zoo komen wij tot de conclusie, dat de Knapen-en Meisjes vergadering allereerst moet beschouwd worden als een ZELFSTANDIG instituut, en dat de werkwijze om het doel, dat gesteld is, te bereiken, dus naar eigen psychologische eischen zal geregeld moeten worden. Zóó heeft ook Dr G. Ch. A alders het geizien in zijn referaat „Het wezen der Geref. Knap en vergaderingen", de „Bondsbrochure" in dezen kring, als hij stelt als doel dezer organisaties:

Ie in de overgangsperiode der Knapenjaren de ontwakende zelfstandigheid aan te moedigen en tot meerdere rijping op te voeden;

2e deze aanvangende zelfontwikkeling en voortgezette opvoeding te richten op het zich eigen maken der Gereformeerde beginselen en levensbeschoiiwing;

3e dezen arbeid dienstbaar te maken aan de voorbereiding tot een gezond en degelijk Vereenigingsleven.

Wel stelt hij ook als naasteden onmiddellijk doel: de noodige en gewenschte voorbereiding te geven voor een degelijk en vruchtdragend lidmaatschap der Geref. Jengel. Vereenigingen, maar HET doel der K. V. (en ook der M. V.) is allereerst in de 3 punten, hierboven vermeld, gegeven. En ook wij verzetten ons niet tegen hetgeen als naast en onmiddellijk doel wordt gesteld, mits de werkmethode maar geen geweld wordt aangedaan, welke op een Knapenen Jonge Meisjesvergadering moet gelden, maar naar eigen eischen is opgesteld.

Dat men het gevaar daardoor zou loopen, dat velen zich dan straks op de J. V. en de M. V. niet thuis zouden gevoelen en daar de werkmethode der Knapen-en Jonge Meisjesvergaderingen verder zouden willen volgen, houdt geen steek, want

Ie is de psychologische gesteldheid van den jongeling van 16 a 17 jaar en het meisje van dienzelfden leeftijd anders dan van den knaap en het meisje van 12 a 13 tot 16 a 17 jaar. i);

2e loopt men daarvoor geen gevaar, wanneer men goed nagaat, welke werkmethode door mij wordt voorgesteld.

Deze werkmethode is kort en goed de volgende:

Ie. het eerste gedeelte der vergadering worde gewijd aan het bouwend element in de opvoeding van den jongen mensch, door een onderwerp te behandelen van de vakken, die in het werkprogram, naar hetgeen de Bond voor Gteref. Jeugdorganisatie heeft gegeven, opgenomen zijn;

2e. het tweede gedeelte der vergadering wordt

besteed aan meer vrije werkzaamheden, waarbij de Imaap ear het meisje zich lean uitleven, waaronder O'ok spelen, slöjd, handwerken enz. kmmeix genoemd worden.

Wij merken op, dat wij dus hier geen afzonderlijke clubs krijgen voor het een of ander spel of meer vrije werkzaamheid, gelijk bij de Vereenigingen op algemeen-Christelijken grondslag het geval is. Dit achten wij onjuist en gevaarlijk, wijl brekende de eenheid der Vereeniging. Neen, hier worden de meer vrije werkzaamheden een deel van den Vereenigingsarbeid. Natuurlijk zal ook dit deel van het werk systematisch moeten geschieden. Daarvoor een regeling te ontwerpen, is de taak van het Bestuur. Ook hier heeft men paedagogisch te werk te gaan.

Een der gronden, waarop ik deze meening gebouwd heb, is de drang naar activiteit van den knaap en het meisje, het zelf-willen-doen. Wij gaven dienomtrent het een en ander reeds boven weer. Daarmede heb ik volstrekt niet willen zeggen, dat het activiteitselement HET specifieke verschijnsel van dezen leeft ij d is. De activiteit, het zelf willen doen, werkt bij de jeugd, welke de lagere school 'bezoekt, voorzeker ook sterk. Ik heb alleen willen betoogen, dat deze drang naar „doen" ook ©en kenmerk van dezen leeftijd is. En wanneer men zegt, dat deze activiteitsdrang gericht moet worden op het doel, accoordl Maar dan wijs ik er op, dat ook de heer Schouten erkent: „Slechts die activiteit kan wor-«deü toegelaten, welke aan de verwezenlijking van liet dosi dienstbaar is, al zal men o-ok dezen regel mei'l schkundig hebben toe te passen". Welnu, u^t is mijn bedoeling met de door mij voorgestelde werkmethode voor de Knapen-en Meisjesvergaderingen. En bij mijn werkmethode behoeft de doelsteüing niet gewijzigd te worden; noch ook de lichamelijke opvoeding daarin opgenomen te worden, gelijk reeds de betrokken JSond zelf gedaan ïieeft.

En al wat de heer Schouten nu opmerkt naar aanleiding van de vraag, of de a c i i v i t e f t s' - drang een generaal werkend verschijnsel is, raakt niet het punt, waarom het ging. Zijn uitgangspunt is: „Er zijn vel© jeugdigen, van wier drang naar activiteit niet zoo heel veel blijlct!" Wij stemmen dat volmondig toe. Ook wat hij verder zegt over wat in de wetenschap de „differentiëele psychologie" wordt genoemd. iVIaar wat hij dan over de lauwheid en lamlendigheid der jeugdigen zegt, heeft naar ons inzicht in de eerste plaats betrekking op de jongelingen en meisjes van 16 a 17 jaar en h o o g e r. Maar bij onze knapen en jonge meisjes worden deze akelige dingen nog niet gevonden. Zij willen wel, als men hun maar de goede gelegenheid geeft en vooral de leiding op hun organisatie actief is en stimuleerend werkt.

Mag ik de vraag eens stellen: waarom blijven nog zoovele knapen en meisjes afzijdig van de Knapen-en Meisjesvergaderingen? Het aantal is vooral in de groote steden nog niet groot, dat medewerkt. Kan dat voor een deel ook zijn oorzaak vinden in het feit, dat bij goede doelstelling de gevolgde werkmethode niet 'voldoet aan de geaardheid der jonge menschen ?

Nu wil de heer Schouten betoogen, dat op _ de Knapen-en Meisjesvergaderingen aan den activiteitsdrang van vele jeugdigen voldoende bevrediging wordt gegeven. Hij geeft dan aan: het luisteren ]iaar, nadenken over, verwerken van de inleidingen, en de besprekingen, enz. enz. Voorzeker, dat is een niet te onderschatten, maar zeer te bevorderen activiteit, een geestelijke activiteit, waarbij vooral het verstand werkzaam is. Maar, dit behoeven wij, na hetgeen wij boven uiteenzetten, niet meer in den breede te gaan betoogen, de activiteit, waaraan de Knapen-en de Meisjesvergaderingen gelegenheid moeten geven te voldoen, draa-gt ook nog een ander karakter. Zij willen AF­ WISSELING hebben ook in de werkzaamheden. Zij kunnen niet lang stil zitten. Daarom achten wij één inleiding op een vergadering, maar dan een goede, waarop altijd ook een goede bespreking volgt, voldoende. Trouwens, de Bond voor Gereformeerde Jeugdorganisatie erkent dit, gelijk ook het Methodiekrapport, maar blijft in de systematische uitwerking sterker. Gesproken wordt toch van knutselwerkjes", van „haiadwerkjes", enz. en in het Methodiekrapport wordt gezegd, dat voldaan moet worden aan den drang van iden knaap tot wa, t men in Duitschland noemt: „schaffen", d.i. scheppen, vormen, in het leven roepen. En dit wordt dan niet bedoeld in intellectueelen, geestelijken zin, maar naar de beteekenis, welke wij daaraan in het bovenstaande gehecht hebben, vooral in de periode van 12—14 jaar.

Hiermede meenen wij de taak, welke wij ons gesteld hadden, te hebben afgewerkt.

Geven wij ten slotte weer het advies, dat de Gereformeerde Jeugdraad te Amsterdam aan de acht bij hem aangesloten Gentrales heeft uitgebracht over de vraag:

„Is het noodig, ten einde onzfe'^Enapen-en Meisjesvergadering en aan tre k-kelijker te maken, de werkmethode te wij zigen ? "

Dit advies is van den volgenden inhoud:

„Het wil ons voorkomen, dat hiertoe wel eenige aanleiding bestaat. De lüiapen-en Meisjesvergaderingen moeten niet allereerst beschouwd worden als een verjongde uitgave van de Jongelings-en •Meisjesvereenigingen, maar naar eigen wezen ©n karakter.

Ongetwijfeld behoort ook hier de geestelijk-zedelijke vorming op de eerste plaats te blijven.

De doelstelling blijve ongewijzigd. De vereenigingen behooren niet den kant op te gaan van de driehoeks-of vierkantsbeweging, waar de geestolijk-zedelijke vorming niet tot haar recht komt. Dit is echter het groote onderscheid tussehen de Jongelings-en Meisjesvereenigingen eenerzijds en de Knapen-en Meisjesvergaderingen anderzijds, dat op de eerstgenoemde vereenigingen de geestelijfczedelijke vorming bewust wordt nagestreefd, terwijl bij de Knapen-en Meisjesvergaderingen ook een belangrijk element is het vasthouden der knapen en meisjes. Het bewarend element treedt hier op den voorgrond, vooral in de eerste periode van 12—14 jaar. Daarna kan, omdat dan zoo langzamerhand de jongens en meisjes meer ontvankelijk worden voor de inwerking der beginselen, het bouwend element meer op den voorgrond worden geschoven. Daarbij komt nog, dat in dezen leeftijd de drang naar zelf doen („schaffen" zegt men in Duitschland) zich doet gelden, waarmede ook de Knapen-en Meisjesvergaderingen hebben rekening te houden. Derhalve komt het ons gewenscht voor de werkmethode aldus te wijzigen, dat:

Ie. het eerste gedeelte der vergadering gewijd wordt aan het bouwend element, door ©en onderwerp te do^n behandelen;

2e. het tweede gedeelte der vergadering zou kunnen gewijd worden, indien daartoe de omstandigheden dringen, de gelegenheid bestaat en de tijd daarvoor geëigend is, aan meer vrije werkzaamheden, waarbij de knaap of het meisje zich kan uitleven, waaronder spelen, slöjd, handwerken, enz. kunnen genoemd worden."

Beantwoording der vragen blijft tot 'tTolgend nummer overstaan.

KNOPPERS.


') Zie daarvoor: Dr O. Tumlirz „Die Reifejahre", I, waar ook een uitgebreidere literatuuropgaaf voorkomt. Leipzig, Klinkhardt. 1927. Ook: „Zeitschrift für padagogische Psychologie", Dezember 1931, artikel Dr Hans Hochholzer over „Pubertatsphasen und Pubertatstypen der mannlichen Jugendlichen".

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Het activiteitselement en de Gereformeerde Jeugdbeweging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1932

De Reformatie | 8 Pagina's