Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toekomst van het Calvinisme.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toekomst van het Calvinisme.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Dat het onderwerp, waaraan wij hier eenige artikelen gaan 'wijden en waaraan \¥ij als titel gaven: „De toekomst van het Calvinisme." zeker ten volle onze aandacht verdient, behoeft wel geen breedvoerig betoog.

Wij noemen ons Calvinisten en in allerlei arbeid op het gebied van kerk, staat, maatschappij, wetenschap, kunst, jeugdbeweging enz. zeggen wij ons te willen laten leiden door de beginselen van bet Calvinisme. Maar daaroim, of dat alles zin heeft, of wij met enthousiasme-daarmee kunnen voortgaan, of dat-waars)clitip; tApkomaf Heeft/zie dat hangt dus maar hiervan af, of wij waarlijk nog in de toekomst van het Calvinisme mogen gelooven.

Wij, als Calvinisten, wij mogen terugzien op een grootsch, luisterrijk verleden. Daar zijn dagen geweest, dat het Calvinisme, de wereld-en levensbeschouwing, zooals ze van den machtigen hervormer van Grenève haar stempel heeft ontvangen, meetelde onder de beheerschende geestesmachten niet alleen van het Europeesche vasteland, maar ook in Engeland en de nieuwe wereld, de Vereenigde Staten van Amerika.

Daar zijn tijden geweest — men denke slechts aan de gouden eeuw in onze eigen historiei, dat het Calvinisme de motorische kracht van heel het volksleven uitmaakte, dat handel en nijverheid, wetenschap en kunst er hun opbloei aan dankten, dat landen, waar het Cialvinism^ ingang had gevoiniden, meè daardoor in het wereldorkest een eerste viool speelden.

Welnu, behoort - dat nu onherroepelijk tot het verleden? Heeft het Calvinisme zijn tijd gehad? 01 mogen wij nog hopen, dat het ook ia de toekomst nog €> en beteekenisvolle plaats zal blijven innemen ?

Men kan op meer dan één manier een antwoord op die vraag zoeken. Men kan b.v. zich afvragen, hoe het thans in de landen, waar het eenmaal wortel schoot, met het Calvinisme ervoor staat.

En dan valt het niet te ontkennen, dat er wel verschijnselen zijn, die hoopvol stemmen. Van allerlei zijden komt het eene bericht na het andere van Calvinistische opwaking ons verrassen. In landen, waar het Calvinisme uitgestorven scheen, hooren wij weer het ritselen van nieuw leven.

Wij denken aan Hongarije, waar het b.v. in iemand als de bekende Dr Sebestyen een kraohtigen voorvechter gevonden heeft, aan Ziwitserland, waar rondom Pastor Grob zich een kring van bezielde jong-Calvinisten gevormd heeft, en waar pas nog h©t mooie boek over: Cialvijn en het Calvinisme verscheen; aan Frankrijk, waar Di Le Cerf met geestdrift de verdediging van de erfenis van Calvijn ter hand heeft genomen; om nog maar te zwijgen van Schotland en Amerika waar het Calvinisme nog altijd een belangrijke positie inneemt en vooral den laatsten tijd weer overtuigde propagandisten krijgt, b.v. in Dr Wakefield en Dr Meeter, van wie interessante studies 't licht zagen.

Ja, het merkwaardige verschijnsel doet zich voor, dat groote kringen, die wij nu nog niet direct als Calvinistisch zouden willen bestempelen, b.v. die van de Barthiaansche theologie, steeds meer belangstelling voor Calvijn en zijn levens-en wereldbeschouwing aan den dag gaan legggen, en, terwijl vroeger velen over Calvijn niet dan met de grootste antipathie spraken, nu hem op het hoogst verheerlijken als den reformatie bij uitnemendheid.

Wij zouden hier in, dit vèrBattif 6ok nog küM& ii wijzen op de pogingen om te komen tot organisatie van een zoogenaamd internationaal Calvinisme, zooals die thans van meer dan één zijde worden aainjgewend. Mag daarin nog veel zwevend zijn, het wijst er toch op, dat het Calvinisme allerminst dood is, maar integendeel weer tot nieuw leven ontwaakt.

Toch meenen wij, dat wij langs dezen weg niet een werkelijk afdoend antwoord op de vraag naar de toekomst van het Calvinisme krijgen. Wij hebben hier immers wel te do-en met verschijnselen, die hoop geven en verwachting wekken, maar hoe weinig is soms noodig om die verwachting weer in rook te doen opgaan?

En daarom zijn vnj van oordeel, dat wij een meer bevredigend antwoord vinden, als wij ons de principiëele vraag stellen : bergt het Calvinisme in zich geestelijke waarden, waardoor het ook in dezen tijd en in de komende .tijden zijn plaats met eere zal kunnen blijven innemen?

Door velen, o.m. door wijlen den bekenden Neoh Protestantschen Duitschen hoogleeraar, Ernst T'roeltsch, is deze vraag ontkennend beantwoord. T'roeltsch heeft ontegenzeggelijk groeten eerbied voor wat het Calvinisme in de zestiende en zeventiende ppUTir in on? e W*"S+erFche wél^fiW heeft 'g'^iipraesteerd. Hij beweert, dat het b.v. een veel grooter rol in het wereldleven en de wereldontwikkeling van die dagen heeft gespeeld dan het Lutheranisme.

Maar voor onzen tijd en voor de toekomst acht hij het Calvinisme feitelijk een macht, die afgedaan heeft, omdat het niet meer past bij de behoeften van het moderne leven.

Deze opvatting hangt bij Troeltsch samen met een eigenaardige afwijkende indeeling van de geschiedenis. Wij laten in den regel een beslisseniden keer in de historie plaats vinden bij de Hervorming. Maar bij Troeltsch ligt het beslissende keerpunt elders: Den tijd van de Hervorming en heel de periode daarop volgende tot op plm. 1750 beschouwt hij feitelijk als een aanhangsel van de Middeleeuwen, terwijl de nieuwere tijd, volgens hem, feitelijk pas begint met de Aufklanmg en het Duitsche Idealisme of op politiek gebied met de Fransche revolutie.

Hij komt tot dat standpunt, omdat, naar zijn oordeel, de beheerschende factor van den nieuweren tijd te zoeken is in de heerschappij van het humanisme met z'n geestelijke en zedelijke auto^ nomie, het humanisme, dat zijn wortels al wel heeft in de vijftiende eeuw met haar Renaissance, maar plm. 1750 toch pas zijn beslissende overwinning op de oude christelijk-georiënteerde levensen wereldbeschouwing met haar gezag van Kerk en Bijbel behaalt.

Welnu, in verband daarmee heeft nu voor hem ook het Calvinisme voor de wereld van thans haar beteekenis verloren. Hij acht het in den grond der zaak typisch-middeleeuwsch. Het heeft wel met veel van het middeleeuwsche Roomsch-Kaüiolicisme gebroken. Maar het wezen daarvan, het typischniet-humanistische, de verlossingsbehoefte, de gebondenheid aan het Woord van God in den Bijbel, de verachting van het natuurlijke leven en de nar tuurlijke wereld, dat alles heeft het behouden. En daarom heeft het dan ook, althans als wereldmacht, zijn tijd gehad, daarom heeft het dan ook in dien zin geen toekomst meer.

Wat zullen wij van deze zienswijze van T'roeltsch oordeelen? Dat het humanisme mag gelden als één van de wezenstrekken van het beeld van he-t moderne leven, van dezen tijd en van de komende tijden, laat zich, dunkt ons, maar moeilijk ontkennen. Het mag nóg zoo te betreuren zijn, het is intusschen een feit, dat zich niet weerspreken laat: de wereld-en levensbeschouwing, die God in het centrum zag en alles beschouwde in Zijn licht, het licht van Zijn wet en van Zijn genade, is "verdroegen door die andere, die den mensch ceniftrSÉsl-stelt in de weMd en zichzelf zelfstandig© waarde toekent.

En evenzeer als wij dat moeten oonstateeren, moet óók geconstateerd worden dat andere feit, dat in dat humanistische kader het Calvinisme onmogelijk kan worden ingepast, dat wel een synthese van dat humanisme met de moderne anthropocentrische religieusiteit a la Schleiermacher zidh denken laat, maar dat het Calvinisme krachtens zijn wezen zich nooit daartoe laat leenen.

Het is om die reden dan ook wel als vaststaande aan te nemen, dat wij niet in de to'ekomst vain het Calvinisme hebben te gelooven in dien zin, dat wij kunnen rekenen op een spoedige omzetting van het wereldleven in den geest van het Calvinisme. Wie zich daarmee vleit, jaagt, gelooven wij, ten eenenmale naar ©en fata morgana.

Maar als wij spreken van de toekomst van het Calvinisme kan dat óók nog in een anderen zin worden verstaan, kan hier óók worden gedoeld, — en wordt hier ook inderdaad gedoeld — op de vraag, of het Calvinisme geestelijk is opgewassen tegen die macht, die werkelijk heel het leven van den modernen tijd beheerscht, en, naar wij meenen, het in de toekomst steeds meer beheerschen zal, de macht van het humanisme.

Christendom èn humanisme, ja, dat wordt de groote tegenstelling voor onze wereld. Troeltsch' ziet 0.9^ nor^ niet wiist wol. niè''' hot R.ooiTï'^ch-Katholicisme, óók het Calvinisme als middeleeuwsch af, maar wenscht toch nog zich Christelijk te noemen, gelooft toch nog, dat een van dien zoogenaamden middeleeuwschen geest bevrijd Christendom, d.w.z. een Christendom, dat niet meer van de volstrelcte noodzakelijkheid van verlossing uitgaat en niet meer voor het gezag van Gods Woord buigt, mogelijk is en ziet — vanzelf, in dat geval — geen reden, waarom zich dat niet met den geest van het humanisme zou laten verzoenen.

Maar het eenige, waarvan hij daarmee blijk geeft, is, dat hij niet meer weet, wat feitelijk het Christendom naar zijn diepste wezen is. Wat hij als eigenaardigheden van het Calvinisme ziet, het God centraal stellen, het uitgaan van de tegenstelling zonde en genade, het leven voor een hoogere wereld, is niet specifiek-Calvinistisch, maar is eenvoudig Christelijk. En wie dat loslaat, laat maaj niet het Calvinisme, maar laat het Christendom als zoodanig los, ruilt het Evangelie van Jezus Christus uit voor ©en wereld-en levensbeschouwing gebaseerd op de menschelijk© rede of het menschelijk geweten.

Dus nogeens, de tegenstelling van dezen tijd en van de toekomst is: het Christendom èn het humanisme. En zie, juist daarom gelooven wij nu in de toekomst van het Calvinisme. Want als in dien strijd van het Christendom tegen het humanisme één richting in de Christenheid sterk staat, onoverwinnelijk sterk, dan is het zeker wel het Calvinisme.

Dat bedoelen wij natuurlijk allerminst zóó, alsof wij Calvinisten zelf persoonlijk ons zoo de Chrisitenen bij uitnemendheid achten. Daar is geen denken aan. Wij zijn er diep van overtuigd, dat als de uitslag van de geweldige geestesworsteling van onze dagen en van den tijd, die komt, van ons zou afhangen, het er treurig voor zou staan. Want aan onze geestdrift en onze trouw, aan ons belijden en ons beleven van de waarheid Gods ontbreekt, dat weten wij maar al te goed, nog zoo ontzaglijk veel.

Maar hierom gelooven wij, dat het Calvinisme méér dan eenige andere richting in het Christenldom tegen den steeds meer wassenden stroom van het humanisme geestelijk opgewassen is, omdat wij ervan overtuigd zijn, dat het Calvinisme niet is een bepaald soort van Christendom, maar het Christendom in zijn meest zuivere, onvermengde, krachtige openbaring ©n omdat het alszoodanig ©enerzijds het meest principieel tegenover het humanisme staat en anderzijds toch 'Ook het meest de juiste echt-menschelijke behoeften, die daarin niet te miskennen vallen bevredigt.

Wij hopen dat in vierderlei 'richting nader aan te wijzen, die wij kort aldus kunnen aanduiden!.:

a. Het Calvinisme bezit de grootste diept© en de grootste breedte.

b. Het Calvinisme kenmerkt zich door de h O'ogste gebonden 11 e id èn de hoogste vrijh e i d.

c. Het Calvinisme geeft de diepste rust èn wekt de krachtigste activiteit.

d. Het Calvinisme sluit in de sterkste wereld verachting èn de moedigste wereldaanvaarding.

G. BRILLENBURG WURTH.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

De toekomst van het Calvinisme.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1932

De Reformatie | 8 Pagina's