Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toekomst van bet Calvinisme.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toekomst van bet Calvinisme.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

De eerste reden, waarom het Calvinisme ook in de toekomst de richting in de Christenheid zal zijn, die bij uitstek tegen de worsteling met het humanisme opgewassen is, omdat het eenerzijds het meest principieel ertegenover staat en anderzijds het best de echt-menschelijke behoefte erin bevredigt, is, meenen wij, hierin te zoeken, dat het bezit de grootste diepte èn de grootste breedte.

Als wij spreken van „de grootste diepte", denken wij hieraan, dat het Calvinisme als geen andere richting in het Christendom zonder meer alles herleidt tot Gods soiwer-einiteit.

Ieder zal het moeten toestemmen, hier vooral staat het wel zooi kras als het kan antithetisch tegenover het humanisme onzer dagen.

Dat humanisme is, stellig, allerminst a-religieus. Althans, dat het a-religieus zou zijn, kan zeker niet van het humanisme in zijn geheel gezegd worden. Daar zijn vertakkingen van den humanistischen geest, waar alle religie, althans voorzoover da.t kan, volstrekt is prijsgegeven.

Wij denken bijvoorbeeld aan het moderne naturalisme, of aan de predikers van „ée nieuwe zakehjkheid" — waar trouwens toch nog méér religie in steekt, dan men zichzelf bewust is. Maar het zou onbillijk zijn heel het humanisme naar die speciale uitingen te beoordeelen. Daarnaast vindt men in onze dagen ook nog een belangrijke stroor ming van idealistisch humanisme, waar o.m. ook de religie, het vrome gevoel een belangrijke plaats inneemt; men denke aan kringen als de Woodbrookers, het religieus-socialistisch verbond enz.

Alleen, wat is het kenmerkende van deze humanistische religieusiteit ? Z© is door en door anthro> pocentrisch, d.w.z. alles concentreert zich daar rondom den mensch. Dat geldt vooreerst in die'ni zin, dat ze de religie steeds uitsluitend van de subjectieve, functioneele zijde beziet. De religie, zooals vooral Schleiermacher dat telkens weer zegt, is datgene, wat er in den mensch plaats vindt, wanneer hij religieus gestemd, wanneer hij in den psychischen toestand van het „vroom-zijn" is. Als hier van religie gesproken wordt, wordt hier altijd gedoeld op het menschelijk zieleleven en anders niet.

Ja, iemand als Schleiermacher, de vader van het religieus humanisme, ging zelfs zóóver, dat hij in zijn „Reden uber die Religion" verklaarde, dat elke geloofsinhoud, elk object der religie, zelfs de voorstelling van een persoonlijk God, tegenover dat subjectieve religieuze beleven volmaakt bijkomstig was. Het afhankelijkheids-ge voel, daar slechts komt het op aan, maar waar men zich afhankelijk van voelt, dat is bijzaak.

Maar ook nog in anderen zin mag deze religieusiteit anthropocentrisch heeten. De religie dient hier ook in de eerste plaats het belang van den mensch. Het is geen Gods-dienst, maar menschen-dienst. De mensch zoekt in zijn religie bevrediging van zijn religieuze behoeften; het is hem daarin te doen om momenten van stille wijding of diepe ontroering. Of ook de religie is hem van belang als bron van zedelijke kracali-.of als iets, dat aan de zedelijke norm een hoogere, goddelijke sanctie verleent.

Dat is nu bij het Calvinisme juist andersom. Het Calvinisme staat vierkant tegenover elke anthropocentrische religie en is zelf volstrekt theocentrisch, d.w.z. niet de mensch maar God staat daar in het middelpunt; niet de mensch is hier primair en God secundair, maar integendeel God is hier primair en de mensch en al het ander© is secundair; God is er hier niet om den mensch, maar de mensch en alles wat bestaat, is er om God.

Nu zal men misschien zeggen: maar is dat nu specifiek-Calvinistisch ? is dat niet eenvoudig Christelijk zonder meer? Ja, zoo is het ook inderdaad. Maar, wij wezen er in een vorig artikel dan ook reeds op, het Calvinisme wil ook niet ©en bepaald soort van Christendom zijn; het Calvinisme wil niets anders zijn dan het zuivere, ongeschoinden Christendom. Maar het wil dat dan ook metterdaad zijn; het maakt daarmee dan ook onverbiddelijk ernst.

Denk b.v. maar eens aan de tegenstelling Calvinisme en Lutheranisme. Te zeggen, dat bij het laatste, bij het Lutheranisme, de mensch in plaats van God in het centrum staat, zou stellig in hooge mate onbillijk zijn. Luther zelf wijst er meer dan eens op, dat iets als de rechtvaardiging van den zondaar alleen door het geloof niet alleen het meest rust geeft aan het hart van den mensch, maar dat daarin ook God het meest verheerlijkt wordt. Maar dat neemt niet weg, dat de verlossing van den mensch, de rechtvaardiging van den zondaar in zijn denken toch wel het gezichtspunt is, van waaruit hij bijna altijd weer alle vragen beziet; men lette maar eens op de groote rol, die de rechtvaardiging van den zondaar speelt in de Luthersche ethiek. Ja, als Luther spreekt van d© verheerlijking van God, is dat bij hem nog bijna zonder uitzondering op de rechtvaardiging betrokken en wordt maar zelden b.v. eraan gedacht, hoe God zich verheerlijkt in den kosmos.

Welnu, daartegenover staat bij het Calvinisme zeer bewust steeds God in het middelpunt; daartegenover belijdt men het daar in vollen ernst: „Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen".

En dat zegt men daar niet alleen in de momenten van mystieke adoratie. Het Calvinisme wil, dat het steeds zoo zal zijn, dat God voor ons in het centrum staat. Naar wij meenen, is het Prof. Fabius geweest, die het eens zoo mooi gefzegd heeft: in z'n gebed is ©Ik Christen Calvinist. Want zoodra men bidt, zegt elk Christen, dat wij volkomen van God afhankelijk zijn ©n dat Hij het is, om Wien het in alles gaat. Maar, zei Mj, een Calvinist is iemand, die zoo niet alleen staat in zijn gebed, maar die zoo staat over heel de lini© van het menschelijk leven, die altijd God© de eer geeft, althans wiens heilige bedoeling dat is.

Dus God primair. God in het centrum, zegt het Calvinisme. Maar daarmee stelt het zich niet tevreden. Vraagt ge, wat het eigenlijke, fundamenteele principe van het Calvinisme is, dan is dat, zooals van Calvinistische zijd© onder ons door Kuyper en Bavinck en b.v. in Amerika door Dr Warf ield en Meeter, maar zooals ook reeds vroeger door Scholten, den vader van de modern© theologie, gezegd is: Gods volstrekte souvereiniteit.

Let wel, dat is nog iets anders dan de uitverkiezing, waarin sommigen het beheerschend b©ginsel van het Calvinisme zien. Spreken wij van d© uitverkiezing, dat gaat het altijd nog weer om de verhouding van God en den mensch, terwijl b.v. het leven van den koismos buiten beschouwing blijft.

En dat is ook nog iets anders dan het zoeken van de verheerlijking van God. Want ook daarin zit nog weer een sterk subjectief element; het is tenslotte dan toch de mensch, die d© ©er van God zoekt.'

Neen, Gods souvereiniteit, d.w.z. Zijn volstrekt© opp©rhoogh©id, daar komt h©t op aan. En dat is bij h©t Calvinism© dan geen aparte eigenschap van God, naast of in tegenstelling met Zijn ander© eigenschappen, b.v. Zijn liefde, maar beteekent, dat God in alles, in Zijn gerechtigheid, in Zijn liefde enz., in alles God is, de volstrekt Onvergelijkelijke, d© „Ik zal zijn, di© Ik zijn zal", de God van Jes. S, voor Wien de Sèrafs altijd weer in aanbidding neerknielen, zeggende: „Heilig, heilig, heilig, is de Heere der heirscharen, d© gansohie aarde is van Zijn heerlijkheid vol". Of wij kunnen het ook zoo zeggen: Gods souvereiniteit, dat beteekent, dat God het is, aan Wiens W©t alles wat leeft in den meest volstrekten zin ondorworpen, subject is, terwijl Hij Zelf boven alle Wet verheven is, als de Wetgever in eigen persoon aan geen enkele wet, behalve aan die van Zijn heilig Wezen — dat laatste dient er, ter waarschuwing tegen het nominalistisch gevaar, dat óók van geen Wet van Gods Wezen weten wil, bij — zich heeft te onderwerpen.

Warfield heeft het eenmaal in • zijn prachtige werk: „Calvin and Calvinism" zooi uitgedrukt: , „Hij die gelooft in God zonder e e n i g voorbehoud, en vast besloten is, dat God voor hem God zal zijn in al zijn denken, voelen, willen, in het heele complex van zijn l©v©nsuiting©n, intellectn il, moreel, geestelijk, in al zijn individueele, sO'Ciaie, religieuze relaties, is krachtens de meest strikte logica en met innerlijke noodzakelijkheid Calvinist".

Dat centraal stellen van Gods souvereiniteit, dat is het nu, waaraan h©t Calvinisme zijn z©ldzaim© diepte dankt tegenover de oppervlakkigheid van h©t humanisme, dat daar niets van vat. Maar, ©n diit is nu zoo wonderlijk, die groote diepte sluit piet uit maar juist in ©en ev©n groot© broedt©.

God, zoo zagen wij, is de volstrekt© Souveredn, d.w.z. Hij is de Koning, Hij is de Wetgever. Maar aan de Wet van dien souvereinen God is nu ook in heel den kosmos niets onttrokken. Van het hoogste af tot het laagste toe moet nu ook aUtes, niets uitgezonderd, daarvoor bukken.

Daar heeft men nu een tweede wezenskenmerk van het Calvinisme, die geweldige breedheid van blik. Het humanisme maakt daar óók aanspraak op. En inderdaad, daarin ligt ook wel o.a. een van zijn groote verdiensten. Terwijl vele vromen, vooral van h©t piëtistische type, eigenUjk alleen maar hun zielsbehoeften belangrijk vinden en verder voor de wereld en het leven, voor iets als wetenschap en kunst, voor heel de sfeer van het natuurlijk© leven zich weinig of niet interesseeren, mag aan het humanisme de eer niet worden onthouden, dat het steeds een bijna onboperktei belangstelling gehad heeft en ons geleerd heeft alles in de wereld en het leven de moeite van het nader bezien waard te achten.

Maar alleen, het Calvinisme staat daarin zeker niet bij het humanisme ten achter. Ja, als h©t er op aankomt, wint het het in dit opzicht nog wel van het humanisme. Want om heel de wereld en heel het leven t© bezien moet men eigenlijk zelf boven di© wereld en boven dat leven staan. En dat standpunt boven de wereld en het leven vindt men alleen dooir het geloof in God. Wi© dat uitschak©lt, komt daarom toch tenslotte-, aJ bedoelt hij ook nèg zoo breed de dingen te zien, tot ©enl zekere bewustzijnsverenging, zooals di© zoo typeerend is, b.v. voor de humanistische natuurwetenschap of de humanistisch© psychologi©.

En zeker nu is dat geloof in God, dat zi©n vap; de dingen vanuit Hem, in Zijn licht, wel niet specifiek Calvinistisch, maar ook weer zonder meer Christelijk. Maar, juist doordat het Calvinisme God zoo in he©l bijzonderen zin God laat, daardoor krijgt het nu ook zoo méér dan eenige andere richting in het Christendom di© breedheid van blik. Bij andere Christelijke richtingen is, doordat zij t© weinig uitgaan van Gods absolute souvereiniteit, vaak alleen het religieuze leven in den m©nsch op God botrokken. Maar bij het Calvinisme is niet alleen het religieuze leven, de godsdienst in eng©r©n zin op God betrokken en aan Zijn Wet onderworpen, maar ook het sociale leven van den mensch, ook zijn wetenschappelijk denken, ook zijn heele zieleleven met al zijn aandoeningen.

Ja, niet alleen het leven van den mensch is onderworpen aan Gods wetten; datzelfde geldt ook, zooals vroeger door Dr Kuyper en in den laatsten tijd door Rrof. Voll©nhov©n ©n Dooyeweerd

meerdere malen zoo helder in liet licht is gesteld, van heel den kosmos, het organische leven van plant on dier, de wereld van de ruimte en d© beweging, ja, zelfs van de allerlaagst© sfeer, di© zich denken laat, de wereld der getallen in de wiskunde.

M. a. w. van al die sferen van het bestaande is niets opzichzelf onbelangrijk. Integendeel, inzoover dat alles aan God onderworpen is, in zoover, zooals het in Psalm 95 staat, dat alles naar Zijn wetten moet hooren, staan wij als Calvinisten daartegenover met een geheiligde belangstelling, die voor de belangstelling, die het humanisme ervoor heeft, niet behoeft onder te doen.

G. BRILLENBURG WURTH.

Verbetering. In het artikel van verleden week, kol. 1 regel 10 v.o. staat: Wakefield, lees: W.arfi©ld; kol. 3 regel 2 v.b. staat: in de wereld en zichzelf, lees: en de wereld in zichzelf.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

De toekomst van bet Calvinisme.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1932

De Reformatie | 8 Pagina's