Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Psalmvoorspel en wat daarom heen ligt. ')

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Psalmvoorspel en wat daarom heen ligt. ')

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is geen gemakkelijke taak om iets te schrijven over kerkmuziek in de G-ereformeerde Kerk. Over zeer veel onderwerpen is en wordt er ger schreven, maar over het bovenstaande is zoo goed als nooit iets' verschenen.

Een musicus die zichzelf respecteert, schrijft niet over Gereformeerde kerkmuziek. Wat kun je nu schrijven over gemeentegezang? Dat is leelijk en onbeschaafd en vormloos en nog heel veel leelijks meer. Over de kerkmuziek in Duitschland voor en tijdens Bach, dat is een onderwerp, waar ten minste wat in zit. Cantaten en Eassionen met orgel, koor, soli, en orkest, daar zit schoonheid in, maai* gemeentezang... ? En als men zich dan eens verwaardigt om iets over dit onderwerp te willen zeggen, dan worden er treurzangen aangeheven over „Calvijn die alle schoonheid uit den Eeredienst heeft gebannen". En verder komt men niet.

Dus alleen negatief geschrijf zonder ©en enkele positieve waarde.

Ons staan dus bij dit onderwerp geen standaardwerken ten dienste, zelfs geen vlugschriftjes, die ons ook maar eenigszins zouden kunnen voorlichten.

De eerste vraag die ik me, tot mijn onderwerj)' gekomen, voorgelegd zie is deze: Wat is het doel van het voorspel?

Op een andere plaats in ons blad heb ik deze vraag aldus beantwoord: „Het voorspel heeft de bedoeling de gemeente in te leiden in de stemming van het te zingen psalmgedeelte" en — zoo ging ik toelichtend voort — „zoo-zal een voorspel voor Ps. 117... anders gestemd moeten zijn dan één voor P's. 79..." (Jaargang 12, no.'s 12 en 13).

^) Het hier volgende is een eenigszins gewijzigd referaat, dat ik in 't voorjaar van dit jaar voor het Coll. v. Organisten bij de Geref. Kerk van Amsterdam-C. hield.

Nu was, toen ik schreef in het algemeen over het muzikale deel van den ©eredienst, deze vraag zoo wel voldoende beantwoord, maar waar wij ons nu bepalen bij het voorspel, kan daar nog wel iets aan worden toegevoegd. Zoo is het mogelijk dat twee organisten een zelfde psalmvers geheel verschillend behandelen en toch zoo dat beiden volkomen gelijk hebben.

Het is maar de vraag ho© zulk een vers door den predikant werd te pas gebracht. Als voorbeeld nemen we Ps. 68:17: Hoe groot, hoe vreeslijk zijt G'alom, in Uw verheven heiligdom, aanbiddehjk Opperwezen". En verder: 'tis Israels God die krachten gee'ft" 'enz. Wordt dit vers nu opgegeven O'm de eerste — dan wel om de laatste drie regels? In het eerste geval speel ik dit vers in C, in het tweede geval in F! Terwijl dan natuurlijk ook het voorspel een geheel ander karakter draagt. M.i. moet een organist zich de vraag stellen welke bedoeling de predikant heeft met het opgeven van een bepaald Psalmvers. Het antwoord moet hij probeeren af te leiden uit de preek, uit den Catechismuszondag di© behandeld wordt, of uit den tijd (Kerst, Paasch, Pinkster enz.) waarin een vers wordt opgegeven.

Nu is dit natuurlijk niet altijd even gemakkelijk. Bij het beantwoorden van deze vraag zou ons buitengewoon van dienst zijn wanneer de predikant op het Psalmbriefje wat hij den organist doet toekomen even den tekst uitschreef met het thema en de punten waarvan hij uitgaat, zoodat de organist reeds bij het doorlezen van het briefje onmiddellijk op de hoogte is van den gang van zaken in den dienst en hij daarop ook zijn geheel© spel kan richten. Ik do© hier een beroep op de predikanten die dit lezen om voortaan zoo hun briefjes samen te stellen. De ernstige organisten zullen dit uw doen op hoogen prijs stellen en het zal aan de eenheid van den dienst zeker in niet geringe mate ten goede komen.

Wij zagen dus dat er psalmverzen bestaan met twee gelijkwaardige, maar verschillende gedachten waarbij het dan de taak van den organist is op één van beiden den nadruk te leggen en die te doen overheerschen.

We kennen daarnaast nog een soort psalmverzen, n.l. die, die al direct één hoofdgedachte .uitspreken, maar waarbij deels authentieke, deels apocriefe (door den psalmberijmer ingevoegde) bijgedachten te vinden zijn, of die althans door het groepeeren van het onberijmde Schriftwoord in een berijming dezen indruk maken. Het zal dan natuurlijk goed zijn op zulk een tusschenvoegsel zeer weinig of geheel geen nadruk te leggen, want hierdoor wordt de stemming van het vers totaal verbroken.

Ik denk hier aan Psahn 43:4: Dan ga ik op tot Gods altaren", een psalmvers in een zeer , opgewe'kte stemming, wat ook steeds zoo wordt be­

grepen en gespeeld. Maar nu moet de organist niet in eens bij bet regeltje: „die na kortstondig ongeneugfc" gekomen, de stemming verbreken door het klankbeeld veel somberder te maken, d.w.z. zachter en langzamer spelen, want dan vsrordt de laatste regel, tien tegen één, een mislukking. Hier hebben we eenvoudig te doen met een inlassching door den berijmer om een rijmwoord te verkrijgen op „verheugd". Ongeneugt — verheugd.

Een geval van verwarring door groepeering is Psahn 65:1. Reeds menig organist heeft zich door het voorop zetten in de berijming van het woord: e lofzang, laten misleiden en heeft een druk' en vroolijk voorspel gegeven. Maar de Statenvertaling geeft: De lofzang is in stilheid tot U, o God, in Si on"; enz. Daarom, en nu doe ik een beroep op de organisten die dit lezen, is het noodig, om een psalmvers vóór men het speelt eerst even on berijmd door te lezen, om zoo het vers juister en scherper te zien, en, wanneeo: et ook maar eenigszins mogelijk is, verschillend© verzen in één hoofdgedachte te grijpen.

Dit heeft dan tevens het groote voordeel, dat, zóó gezien, vele tusschenspelen overbodig worden. Ik heb alreeds de vorige maal iets hierover gezegd, maar het lijkt mij niet ondienstig thans hier nog wat dieper op in te gaan.

Tot in de vorige eeuw was het de gewoonte dat tusschen lederen koraalregel een kort tusschenspel werd gespeeld. Hoezeer daardoor het koraal uiteengerukt werd kunt u zelf nagaan wanneer ge op deze manier een koraal speelt, b.v. PpalmSl uit Worp, hoewel Worp nog maar zéér korte tusschenspelletjes geeft van 2 maten. Langzamerhand is men echter gaan inzien dat deze onderbreking storend werkt en dat ze totaal niet onmisbaar is, noch noodig voor ademhaling enz.

En nu herhaalt zich de historie wat betreft de tusschenspelen tusschen twee verzen. Nu heet het nog dat de gemeente zoo moe wordt van bet achter elkaar zingen van twee of meer versjes. Ik voor mij heb dat nog nooit geconstateerd, noch bij het zingen, noch bij bet hooren zingen, maar ik ben er van overtuigd dat zoo goed als wij nu. de tusschenspelen tusschen de koraal re gels als een storende en hinderlijke overbodigheid overboord hebben gezet, een volgend geslacht onze, door ons zoo beminde en geadoreerde tusschenspelen tusschen de koraal verzen als een storende en hinderlijke overbodigheid overboord zullen zetten. Zoo goed als ik er ook van overtuigd ben dat wanneer m.i. ongemotiveerde tusschenspelen worden toegepast dit voor het grootste gedeelte geschiedt uit onnadenkendheid en, voor de rest uit sleur en vormelijkbeid.

Er is echter nog één kleine moeilijkheid die we even onder de oogen hebben te zien, n.l. deze: oe moeten we in die gevallen, waar een tusscbenspel ongemotiveerd is en toch eenige stijging gewenscht is, dan een modulatie verkrijgen? B.v. in Psalm 135:1, 2, 3 en 12?

Daarop zou ik willen antwoorden: een modulatie is te verkrijgen in 2 of 3 accoorden. De zooeven genoemde verzen van Psalm 135 heb ik eenigen tijd geleden aldus behandeld: Het eerste vers speelde ik in C, achter het slotacooord c, e, g, c, plaatste ik' onmiddellijk de Dominant van Des, of Cis zoo u wilt, n.l.: as, es, ges, c, (gis, dis, fis, ]> is), hierop kan dan weer direct volgen het accoord van Des: des, f, as, des.

Na het tweede vers in Des te hebben gespeeld, moduleerde ik op dezelfde manier naar D, en jia het Se vers naar Es, waarin de gemeente bet 4e vers zong. Hier werd dus dit bereikt, dat zonder de geringste onderbreking, (de gemeente wachtte met merkbare spanning bet moment dat zij weer in moest vallen af) bet gezang toch bij elk vers booger en daarom sterker en voller klonk. Van moeilijkbeden, van onjuist intoneeren enz. was absoluut geen sprake. Trouwens, dat is onze menseben wel toevertrouwd. Onlangs sprak een }> ekend Amsterdamscb R.-K. dirigent er tegen mij zijn verwondering over uit dat een „zeer moeilijkie psalm in den vierden kerktoon (hij had gehoord den Pbrygischen Psalm 147) zoo gemakkelijk door zoo'n groote schare gezongen werd".

(Slot volgt.)

JAC. KORT.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Psalmvoorspel en wat daarom heen ligt. ')

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's