Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Chiliasme en het Oude Testament.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Chiliasme en het Oude Testament.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

LIV.

Algelieele samenvatting.

\V.ami©er we thans een terugblik werpen op het geheele onderzoek dat we naar de openbaring. des Heeren in het Oude Testament ui betrekking tot het herstel van Israël hebben ingesteld, kunnen we het gevondene aldus samenvatten.

Reeds in de Mozaïsche wetgeving treffen we aan de mogelijkheid dat Israël, als het in het beloofde land zal gekomen zijn, van zijn God zal afwijken en daarom met verbanning uit dat land zal worden bestraft, maar uit die ballingschap ook weer door Gods genadige gunst naar het land der vaderen zal worden teruggebracht.

In den eersten tijd na de verovering van Kanaan vernemen we hiervan verder niet. Weliswaar begint zich in den tijd der Richteren reeds de afval van den Heere te vertoonen, maar de oor-. deelen waarmee het volk dan wordt gestraft, dragen nog niet het karakter van wegvoering in ballingschap, en in verband daarmee is dus ook nog niet van terugkeer uit die ballingschap sprake. Eerst in het gebed dat de koning Salomo bij de inwijding van den tempel bidt, vinden we een weerklank op de gedachte in de Mozaïsche wet tot uitdrukking gebracht: Salomo smeekt den Heere, wanneer de afval en het oordeel over dien afval in de wegvoering naar een vreemd land zal gekomen zijn, en de ballingen dan tot Hem in veroo'tmoediging bidden, dat Hij dat gebed moge verhooren.

Wanneer echter na de splitsing van het volk Israël in twee koninkrijken, dat van Juda en dat vaci do Tien stammen, de afval al verder voortschrijdt, en daarom de wegvoering in ballingschap als de onherroepelijke Goddelijke straf aan beide wordt aangekondigd, hooren wij ook de klare en duidelijke belofte van terugkeer uit de verbanning. Hosea en Amos profeteeren de komst van de Assyrisch-Babylonische ballingschap, maar ze verzekeren eveneens dat God zijn volk daaruit zal' terughalen, en hoe ver ook de krijgsgevangen kinderen van Israël naar de zede van die dagen als slaven mogen zijn weggevoerd, ze zullen terugkeeren naar der vaderen land.

Naast deze belofte van terugkeer in Kanaan staat, althans bij Amos, nog een andere heilstoezegging: de wederoprichting van de vervaHen hut van David en de uitbreiding van haar heerschappij over de heidenvo'lken. Een heilstoezegging, waarvan de vervulling eerst is te zien in de komst van onzen Heere Jezus Christus en Zijne heerschappij. Deze Messiaansche heilstoezegging staat hier nog los naast de belofte van terugkeer uit de ballingschap. 1

Bij Micha echter, een jongere tijdgenoot van Hosea, wordt tusschen beide het verband gelegd. Hij kondigt aan hoe het nationale herstel van Israël door terugkeer uit de ballingschap voorwaarde en grondslag is voor de verwerkelijking van de belofte van den Messias en Zijne heerschappij. En datzelfde vinden we dan eveneens bij Jesaja, die ook de verschijning van den Messias als uitvloeisel en gevolg van den terugkeer uit de ballingschap teekent.

Meer dan een halve eeuw later treedt Jeremia op. Het Tien-Stammenrijk is dan reeds lang te gronde gegaan, en het einde van het koninkrijk .luda spoedt naderbij. Het is de smartelijke taak van dezen profeet deai ondergang van zijn volk niet alleen aan te kondigen maar ook mede te maken. Doch temidden van zijn onafgebroken oordeelsprediking mag ook hij de genadebelofte doen hooren: er zal weer van terugkeer sprake zijn. Deze terugkeer is niet alleen aan Juda besohoiren, maar ook de reeds weggevoerde Tien Stammen zullen daarin deelen, gelijk aan deze nog vóór hun wegvoering reeds was voorzegd. En in de vervulling va^n de profetie van den terugkeer zien we dan ook hoe het niet aUeeii Judeeërs zijn, die uit Babel optrekken, maar daaronder ook leden van andere stammen worden gevonden. Een bizondere eigenaardigheid bij Jeremia is, dat hij zelfs het tijdstip van den terugkeer nauwkeurig mag aangeven: de Babylonische macht, die Juda onder den voet zal loopen, zal niet langer dan 70 jaren bestaan, en met haar ondergang zal het uur der bevrijding van de ballingen slaan. En precies zoo is het geschied: rekent men den aanvang van de heerschappij van Babel vanaf het jaar 607 voor Chr., waarin aan de Assyrische wereldmacht in haar laatste overblijfsel (in Haran) een einde werd gemaakt, dan komen we met het jaar 538, waarin de stad Babel zich aan den Perzischen koning Kores of Cyrus overgaf, juist in het zeventigste jaar; en het is deze Plerzische koning KOTOS of Cyrus geweest (zooals reeds door Jesaja was geprofeteerd) die de Joodsche ballingen verlof heeft gegeven om weer naar hun land terug te keeren. Ook in de korte profetie van Jeremia's ouderen tijdgenoot Zefanja, vinden we de aankondiging dat God gericht zal oefenen over de heidensche grootmachten, en daardoor aan zijn volk verlossing en terugkeer uit de ballingschap brengen zal. •

Bij Jeremia vinden we, evenals bij zijne voor­ gangers, ook de aankondiging van den Messias, wiens komst door het nationaal herstel van Israël moet worden voorbereid. Maar waaxin deze profeet zich van zijne voorgangers onderscheidt, en waardoor wij bij hem duidelijk den voortgang van de Goddelijke openbaring aanschouwen, is, dat hij nu in de meest ondubbelzinnige termen uitspreekt dat het karakter van de Messiaansche toekomst zich van den tijd en van de bedeeling, waarin hij met zijn volk leefde, zal onderscheiden, doordat het zuiver geestelijk is en er dan van den schaduwachtigen en zinnebeeldigen dienst der ceremoniën, zooals die in de Mozaïsche wet geregeld was, geen sprake meer zal zijn. Jeremia kondigt dat aan in de veelzeggende uitspraak dat er in die toekomst geen ark meer zal zijn, en dat er dan ook geen ark meer zal noodig zijn. In deze uitspraak omtrent de ark, die toch het middelpunt, het hart van den geheelen oeremonieelen eeredienst vo.rmde, kunnen wij niets anders lezen, dam dat die gansche dienst zelf slechts tijdelijk en voorbijgaand is, en eenmaal geheel zal worden te. niet gedaan. Trouwens op een andere plaats spreekt dezelfde profeet ook van het Nieuwe Verbond, dat in de plaats van dat van Sinaï treden zal.

Kort nadat Jeruzalem gevallen is, treedt de profeet Obadja op met een verpletterende aanklacht tegen Edom, dat zich in Juda's ondergang met schandelijk leedvennaak heeft verheugd, maar deswege door Gods wrekenden arm zal worden getroffen. Ook hij spreekt hierin van Juda's terugkeer, in tegenstelling met het vernietigend oordeel dat over Edom zal gaan, en verkondigt dan verder hoe juist dat herstelde Israël in later tijd nog weer als instrument in 's Heeren hand zal dienen, om het al zoo zwaar getuchtigde Edom geheel te niet te maken. Een profetie, waarvan de vervulling te zien. is in het optreden van de Hasmoineeën, die onder den koning Johannes Hyrcanus I (126 voor Chr.) aan het nationaal bestaan van Edom definitief een einde hebben gemaakt.

Een a, ndere tijdgenoot van Jeremia is Ezechiël, die met den koning Jojachin in 597 voor Chr. naar Babel is gevederd en daar onder zijn medeballingen is opgetreden als profeet om eerst in 's Heeren naam aan alle valsche verwachtingen een einde te maken en den wissen ondergang van Jeruzalem aan te kondigen, en daarna, toea Jeruzalem door de Babyloniërs ingenomen was, weer van Israels herstel te gewagen. Ook hij profeteert dan van den terugkeer uit de ballingschap, en ook hij verkondigt de komst van dem Messias, juist zooals reeds zijne voorgangers hebben gedaan. Maar nu zijn bij hem twee nieuw© momenten, waarop de bizondere aandacht vallen moet. Hel' eerste is de aankondiging van Gog, die togen het in zijn land teiruggekteerde Israël

zal optrekken, maar er niet in slagen zal het ten lOnder te brengen. Wie hebben gezien dat wö in dezen Gog de Syrische macht onder de dynastie der Seleuciden en meer bepaald den geweldenaar Antiochus Epiphanes hebben te erkennen, die gepoogd heeft aan het eigen nationale en religieuze bestaan van het Joodsche volk een einde te maken door het geheel te doen overgaan tot Griekschen godsdienst en Grieksche zeden, maar die daarin dank zij het optreden van de Makkabeeën, die de Heere heeft verwekt, niet is geslaagd en slag op slag bloedige nederlagen heeft geleden. Het tweede nieuwe moment is de zinnebeeldige schildering van de nieuwe bedeeling in vormen, aan de oude bedeeling ontleend, in do voormen van tempel, wet en land. Het is bij het onderzoek van deze schildering, die in een grootsch visioen (hfdst. 40—48) gegeven wordt, gebleken, dat dit zeer duidelijke en onmiskenbare aanwijzingen bevat dat het niet letterlijk, maar OTordrachtelijk moet worden verstaan, en daarom niet ten gunste van de verwachting van ©en thans nog toekomstig aardsch rijk van de Joden kan worden aangehaald.

Na Ezechiël komt Daniël, die op zeer jeugdigen leeftijd, nog vóór Ezecliiël, naar Babel werd gevoerd (onder koning Jojakim), en daar nog het einde van de ballingschap heeft beleefd. Na de inneming van Babel door de Plerzen heeft hij, in aansluiting aan de profetie van Jeremia omtrent de 70 jaren, zich tot God gewend met de bede om nu de toezegging van Israels' terugkeer t© doen in vervulling gaan. In antwoord op deze bede heeft hij een Goddelijke openbaring ontvangen, waarin hem te kemien wordt gegeven, dat d© profetie van Jeremia zeer zeker zal worden vervuld, maar dat in het genadebetoon van Israel's terugkeer uit de ballingschap niet de geheel© tenietmaking van de schuld, en de volledige vervulling van de profetie te zien is: die komt eerst tot stand in de verschijning van den Messias, die in den dood zal gaan; na den dood van demi Messias zal ©en heidensch volk d© stad en d©n tempel verivoesten, een gericht dat opnieuw over het Jodendom komen zal, en ditmaal zal God — anders dan voorheen — met dat volk „effen rekening" maken, er komt een vast besloten verwoesting. Hier zien wij hoe aan het nationale Israël na de verwerping van den Messias de algeheel© en volledige ondergang wordt aangekondigd, en van ©en daarna nog bestaande toekomstverwachting wordt geen woord gerept. Alle hoop moet zich dus samentrekken op het g©©stelijk heil dat in den Messias zal worden geschonken: daarin is te zien de waarachtige vervulling der profetie.

Nevens deze hoogst belangrijk© onthulling omtrent het eindpunt van het nationale Israël eo.. den overgang op d© Nieuw© Bedeeling, waarvan reeds de vorige profeten hadd©n gesproken als zij het nationaal herstel teebenden als grondslag' voor het Messiaansche heil, vinden we dan bij Daniël voorts nog oen vrij uitvoerige openbaring omtrent het optreden van Antiochus Epiphanes, dat w© bij Ezechiël reeds leerden kemien in de profetie van Gog. Opmerking verdient daarbij dat deze Antiochus Epiphanes geschilderd wordt als type van den antichrist, van wieii door den staatsmanziener eveneens een klare openbaring wordt geschonken.

Zijn we zoo-met Daniël reeds tot het einde der ballingschap genaderd, geheel na de ballingschap ligt het optreden van de profeten Haggaï en Zacharia. De eerste prof eteert van de toekomstige vergrooting en V6rh6©rlijking van den tempel, die door d© teruggekeerd© balling©n werd gebouwd; de tweed© kondigt aan dat er ook nog ©en verdere terugkeer zal zijn van de op dat oogenblik nog in ballingschap zich bevindende Joden. Bovendien spreekt ook Zacharia van d© Messiaansche toekomst, en met name teekent hij in het laatst© hoofdstuk, aan het slot, het karakter van de nieuwe bedeeling, waarin de oeremonie©!© onderscheiding van heilig en o-nheilig zal zijn weggevallen, d. w. z. waarin (zooals ook reeds Jeremia verkondigd had) de geheel© ceremonieele dienst zal zijn opgeheven.

Uit dit geh©ele overzicht blijlct, dat het Oud© Testament slechts van één enkelen terugkeer van het verstrooide Israël naar zijn land weet: n.l. vati den terugkeer uit d© Assyrisch-Babylonisch© ballingschap. Deze t©rugkeer geldt zoowel Juda als do Tien Stammen; het is ©en terugkeer die ook niet in één moment voltooid wordt, maar in verschillende stadiën plaats heeft, zoodat ook na het begin van den terugkeer nog op verderen terugkeer gehoopt en verdere t©rugk©er geprofeteerd kan worden. Van een tweeden terugkeer, na een tweede verstrooiing, spreekt het Oude Testament met geen ©nkel woord: nèch vóór de Assyrisch-Babylonische ballingschap, nóch daarna. Wel worden ons nog verschillende gebeurtenissen aangekondigd, die bij en onder het teruggekeerd© Israël zullen plaats hebben: de verdrukking onder Antiochus en de verlossing daaruit, d© opbloei van den Joodschen staat na die verlossing, d© onderwerping van Edom, de vergrooting en verfraaiing van den tempel. Maar dit alles wordt ons ten slotte toch geteekend als slechts d© voorbereiding voor de Nieuw© Bedeeling die met de komst van den beloofden Messias aanvangt. De terugkeer van de Joodsche ballingen en het herstel van den nationalen Joodschen staat dient slechts om. straks de verschijning van den Messias en het ingaan van de Nieuwe Bedeeling _mogelijk te maken. En dan vernemen wij, eenerzijds dat di© Nieuwe Bedeeling een geheel ander karakter draagt dan d© rehgieus-ceremonieele en nationaaJ-Israëlietische Oude Bedeeling: het ceremonieele zal geheel wegvallen, voor al de voorschriften en gebruiken der ceremonieel© wet zal geen plaat» meer zijn, dan treedt het Nieuwe Verbond op den voorgrond waarbij het op het inwendige aankomt; daarom worden de vormen der Oude B©deeling ook als visionaire zinnebeelden voor d© teekening van die Nieuwe Bedeeling gebruikt; anderzijds hooren wij ook, dat na de komst en den dood van den Messias aan het national!© volksbestaan, van Israël geheel en voorgoed een eind© wordt gemaakt. Dat laatste wordt absoluut en zonder eenig voorbehoud uitgesproken. Van een tweed© herstel van het national© Israël spr©ekt d© profotie daarbij niet. Wij verstaan, dat deze ondergang van het nationale Israël met zijn steenen tempel dan ook juist daartoe dienen moet om de geestelijke heerlijkheid der Nieuwe Bedeeling tot volle ontplooiing te doen komen. Waarom zou men dam toch in 't Oude Testament, dat reeds zeU zulk een duidelijke taal spreekt, nog zoeken naar argumenten voor een verwachting van ©en z©keren terugkeer der Oude Bedeeling, van wier afdoening het Nieuwe Testament nog veel beslister spreekt?

Wij achten hiermee onze taak volbracht. Ds Berkboff is ons Gereformeerden tegemoet getreden met d© beschuldiging, dat wij de aardsche toekomst van Israël in het duizendjarig rijk slechts uit dogmatische bevangenheid niet zouden willen erkennen; hij heeft beweerd dat de H. Schrift onmiskenbaar di© aardsch© toekomst in het duizendjarig rijk loeren zou, en hij heeft er ons een verwijt van gemaakt, dat wij op dit punt niet doen wat wij zeggen te doen: ons geheet en uitsluitend aan het getuigenis der H. Schrift onderwerpen. Wij hebben aangetoond, dat het Oude Testament (waartoe wij ons als ons eigen gebied van studie bepaald hebben) van zulk ©en nog te waditen aardsch© toekomst van Israël niet weet; d© aardsche toekomst van Israël, di© in het O. T. geprofeteerd wordt, is reeds gekomen', ©n, naar h©t woord der profetie, ook weer te niet gegaan. Voor d© meening van Ds Berkhoff biedt het O. T., nauwlettend en zorgvuldig bestudeerd naar den grondt©kst, ©n niet maar oppervlakkig gelezen in de Statenvertaling, niet den minsten grond. Zoo wijzen wij dan zijne beschuldiging terug. Juist omdat wij waarlijk geheel en uitslmtend naar het getuigenis der H. Schrift willen hooren, kunnen en mogen wij aan de Chiliastische verwachtingen ge©n voet geven.

G. Ch. AALDERS.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Chiliasme en het Oude Testament.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's