Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Berekening van volstrekte meerderbeld bij verkiezingen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Berekening van volstrekte meerderbeld bij verkiezingen.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een broeder schrijft het volgende:

Heel gaarne zouden wij van U een antwoord hebben op de vraag: „Wat we onder volstrekte meerderheid" te verstaan hebben. U zult zeggen: de helft plus één. En dit is zoo, wanneer twee candidaten tegenover elkander staan. M. i. wordt het toch wel wat moeilijker, wanneer er meerdere candidaten zijn voor meerdere te bezetten plaatsen.

Mogen wij als voorbeeld stellen de verkiezing voor ouderlingen in onze gemeente? Voorop stellen wij na^ drukktlijk, dat we niet de minste critiek of bezwaar hadden tegen deze verkiezing, maar dat juist deze verkiezing voor ons de vraag deed rijzen: Moeten wij voor ons in dezen voor de toekomst een vaste gedragslijn volgen?

De als voorbeeld gestelde verkiezing verliep aldus: Er waren 190 stemmers. Bijaldien werd vastgesteld, dat 96 stemmen de volstrekte meerderheid was. Vijf ouderlingen moesten g'ekozen worden. Daarvoor waren gesteld niet vijf dubbeltallen, maar tien candidaten, waaruit dus de keuze kon gedaan worden. Hadden nu al de broeders op hun stembiljet ook vijf stemmen uitgebracht, dan zou, dunkt ons, niets geen bezwaar kunnen zijn tegen de vastgestelde volstrekte meerderheid van 96. Nu waren er echter, die slechts 1 of 2 of 3 stemmen uitbrachten (over het al of niet af te keuren, daarover laten we ons thans niet uit), waardoor het aantal stemmen nu niet 190 maal 5 is 950 stemmen was en door 10 gedeeld 95 plus 1 de meerderheid was, maar werden uitgebracht 869 stemmen. Bij de eerste stemming werden gekozen verklaard die 117, 111, 109 en 106 stemmen op zich verwierven. Daar was onder de overige candidaten nog één die 91 stemmen verkreeg.

Het gevolg was van deze verkiezing, dat door den kerkeraad opnieuw candidaten werden gesteld voor de vijfde plaats en uit het gestelde tweetal één verkozen werd.

Nu stellen wij ons de zaak zóó. Doordat er meerdere broeders waren, die maar 1 of 2 of 3 stemmen uitbrachten en dus geen 5 stemmen, verandert daardoor de volstrekte meerderheid. In dit geval zou het aantal stemmen 869 door tien gedeeld (10 candidaten) dus 86.9 of 87 stemmen de volstrekte meerderheid zijn geweest en ware dus ook de broeder, die 91 stemmen verkreeg, gekozen.

Want, en dit is toch niet ondenkbaar, dat in ditzelfde geval het mogelijk geweest was, dat alle tien candidaten onder de 95 stemmen, ja zelfs onder de 90 stemmen hadden kunnen blijven en dat zich dit meerdere malen zou kunnen herhalen. Dan werd ten slotte niemand gekozen.

We herhalen, we hebben niet het minste bezwaar gehad tegen deze verkiezing, maar vragen ons toch af, voor het vervolg, of het niet beter ware bij zulke verkiezingen het volledig aantal stemmen door het aantal candidaten te deelen en zóó de volstrekte meerderheid vast te stellen.

Gaarne zijn wij bereid op de vragen in dezen brief te antwoorden.

Maar allereerst moeten we dan opmerken, dat er aan het begin van den brief al dadelijk een typische mededeeling staat. We lezen: „Er waren 190 stemmers. Bijaldien werd vastgesteld, dat 96 stemmen de volstrekte meerderheid was".

Dit „bijaldien" is helaas fout. Wat de volstrekte meerderheid is kan pas worden vastgesteld, nadat de stemmen van onwaarde bekend geworden zijn. Het ware toch zeer wel denkbaar, dat onder de 190 stemmers eenige personen waren, die op geen enkele wijze vrijmoedigheid hadden hun stem uit te brengen en daarom het briefje eenvoudig blanco, dat is dus als stem van onwaarde, indienden. Het is zelfs denkbaar, dat er bij die 190 personen een paar waren, die opzettelijk hun stembriefje onjuist invulden. Zulke dingen zijn ook wel eens vertoond. Nu gaat het natuurlijk niet aan, om deze menschen, die in de stem der gemeente niet wenschen mee te spreken en die zelfs zeer nadrukl: plijk vragen, wellicht door het blanco inleveren van een briefje: „beschouw ons niet als menschen die hun stem laten hooren", tóch bij de stemmers mee te tellen. Het is ook mogelijk, dat iemand zijn eigen stem van onwaarde maakt, door bij vergissing 6 candidaten te stemmen. Ook zulk een broeder heeft in het onderhavige geval zijn stem laten hooren op een wijze, waardoor hij eigen­ lijk niet in aanmerking komt om meegeteld te worden.

Maar telt men nu de blanco-stemmers, de fout-stemmers en de opzettelijk-verkeerd-stemmers (stel dat laatste voor), bij het getal dat men door twee deelt en dan met één of een deel van één vermeerdert om een volstrekte meerderheid te verkrijgen, dan geeft men aan deze stemmers denzelfden invloed als aan de goede stemmers; dan beschouwt men ook deze menschen dus als deelhebbend in de stem der gemeente.

Dat dit onjuist is, volgt wel dadelijk hieruit, dat in geval de helft plus 1 van de menschen blanco stemde, daaruit toch zeker niet geconcludeerd zou worden, dat de helft plus 1 blanco was en dus de gemeente met wetige meerderheid van stemmen geen aanwijzing voor het ambt had gedaan. Of stel eens, zooals voor eenige jaren eens is voorgekomen in een zeer kleine gemeente, dat men door een misverstand bij de meerderheid van de kiezers, een verkeerden candidaat, iemand die door den kerkeraad niet gecandideerd was, op het stembriefje vindt, dan zouden deze stemmen, die van onwaarde zijn, een meerderheid uitmaken. Ieder gevoelt, dat het niet aangaat om in zoo'n geval deze stemmen als wettige meerderheid te beschouwen. Men telt ze dus niet mee in zoo'n geval.

Maar dan behooren, óók indien de blanco-stemmen een slechts geringe minderheid vormen, deze stemmen eerst te worden afgetrokken van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

Nu verstaan wij in dit verband onder het aantal uitgebrachte stemmen het aantal ingekomen briefjes, welk aantal briefjes natuurlijk correspondeeren moet met het aantal stemmers.

Maar, al kent men het aantal stemmers en al is het aantal briefjes even groot, dan weet men dus daarom nog niet de volstrekte meerderheid; dat kan pas worden uitgemaakt wanneer alle briefjes zijn geopend.

Wanneer dan blijkt, dat Wj de 190 briefjes 2 geheel blanco zijn en bijvoorbeeld 1 van onwaarde is, dan is de volstrekte meerderheid niet 190 gedeeld door 2 plus 1 is 96, maar (190 •— 3 is) 187 gedeeld door 2 is 93^ plus J4 is 94 stemmen.

Natuurlijk kan dit eigenaardige consequenties meebrengen. Stel U voor, dat in het bewuste geval 189 briefjes zijn geopend, waarvan 2 van onwaarde bleken en op candidaat A waren 94 stemmen uitgebracht, dan zou de laatste stem beslissend zijn over den uitslag der al of niet-verkiezing van candidaat A. Kwam zijn naam op het stembiljet voor, dan was hij gekozen, als het stembiljet geldig was tenminste; kwam zijn naam op het stembiljet niet voor en het biljet was geldig, dan was hij niet gekozen; maar als het laatste stembiljet een ongeldig stembiljet bleek, dan was bij óók gekozen, want door het ongeldig zijn van dat stembiljet zonk het cijfer van de volstrekte meerderheid 1 naar beneden en werd 94 volstrekte meerderheid; immers er bleven nu slechts 187 geldige stemmen over.

In ieder geval hoop ik, dat het voldoende duidelijk is dat wij nimmer het cijfer van de volstrekte meerderheid bepalen kunnen, vóór bekend is hoeveel stemmen van onwaarde uit de bus komen. De volstrekte meerderheid moet dan bepaald worden na aftrek van deze stemman van onwaarde. Hierbij gelden blanco^temmen als stemmen van onwaarde, of misschien juister gezegd, als onbekende stemmen. Maar bet is duidelijk, dat men met onbekende stemmen niet kan rekenen.

Na deze inleiding over de berekening van de volstrekte meerderheid, komen we tot de eigenlijke vraag van onzen inzender.

Er lijkt een zekere logica te liggen in zijn betoog. Toch zijn verschillende vragen reeds opgelost, wanneer wij bedenken, dat we nooit de norm kunnen bepalen naar een uitzonderingstoestand. Toevalligerv/ijze waren er bij de verikiezing waarover deze, broeder spreekt, een aantal menschen, die slechts 1, 2 of 3 stemmen uitbrachten. Maar dit heeft toch voor de wezenlijke situatie in den regel niet veel beteekenls. Want ook al hadden alle aanwezigen 5 stemmen uitgebracht, dan nog ware het wel mogelijk geweest, dat er een situatie ontstaan was, waarbij 4 broeders de volstrekte meerderheid hadden ontyangen en 1 bijna. Evenzeer was het dan mogelijk geweest, dat er 6 broeders de volstrekte meerderheid hadden gehad. En het zou oot mogelijk geweest zijn (doch dat geval doet zich volgens de waarschijnlijkheidsrekening sleöhts eenmaal op vele tienduizende keeren voor) dat niemand de volstrekte meerderheid haalde.

Daarom behoeven we dus voor wonderlijke uitslagen ons niet te beroepen op het uitzonderingsgeval, waarbij sommige menschen minder dan het gevraagde aantal candidaten aanwijzen.

Nu zal echter de inzender zeggen, dat 'hij juist over deze uitzonderingsgevallen bedoelt te spreken. Immers, zooals hij berekent zou het aantal stemmen, dat in totaal werd uitgebracht (896), de basis moeten vormen voor het berekenen van de volstrekte meerderheid.

Wij willen nagaan of dit inderdaad juist is. De volstrekte meerderheid toch moet als rekenkundige grootheid, zooveel mogelijk beantwoorden aan het ideaal: dat zü vertegenwoordigt in den meest eigenlijken zin de meerdorheidsstemmen dergenen, die bij de verkiezing een wettige stem uitbrachten.

Wanneer nu echter gehandeld werd volgens 'het voorstel van onzen vrager, dan zou het mogelijk wezen, dat een betrekkelijk kleine minderheid een voorkeur-candidaat gekozen kreeg enkel en alleen door slechts dien candidaat en geen ander te stemmen. Stel u voor, dat bij de 190 stemmers ter plaatse er 65, oftewel ongeveer een derde was, dat een bepaalden ca.ndidaat met alle geweld naar voren wilde brengen, dan zouden deze 65 menschen alleen dien candidaat kunnen stemmen en geen enkelen anderen. Daardoor zou dan het aantal totaal uitgebrachte „stemmen" (5 — 1) X 65 of 260 minder geworden zijn. 260 gedeeld door 10 = 28. Volgens de berekening van onzen inzender zou daardoor het cijfer van de volstrekte meerderheid dus met 26 naar beneden zijn gegaan. Het cijfer van de volstrekte meerderheid was, indien alle 190 stemmen geldig waren, 96 ; maar het zou plotseling 'dalen op 70 wanneer het systeem van onzen inzender zou worden toegepast; dat wil dus zeggen, dat er naast de 65 „drijvers" maar een 5-tal broeders van de resteerende 125 behoefden te zijn, die den betrokkene ook geschikt vonden, en de man was gekozen.

Zoo zou een betrekkelijk kleine groep in de gemeente oen sooi-t terrorisme kunnen uitoefenen door kunstmatig de volstrekte meerderheid te verlagen. Dat dit tot zeer ongewenschte toestanden aanleiding zou geven, moet onmiddellijk duidelijk zijn.

Maar bovendien, de «tem der gemeente wordt op die wijze voor den kerkeraad een ding met een vraagtee'ken. Het geval zou zich voordoen, dat de terkeraad overtuigd wias, dat slechts 70 van de 190 stemgerechtigden den betrokken broeder aangewezen achten voor het ambt en hij zou volgens den gewonen gang van zaken toch dezen broeder lot het ambt moeten beroepen. Bovendien zou deze broeder bij de bevestiging straks, moeten belijden, dat hij geloofde „v a n d e g e m e e n t e" en m i t s d i e n van 'God geroepen te zijn, terwijl de cijfers uitwezen dat slechts een minderheid der gemeente, voorzoover de gemeente uitspraak deed, hem tot 'het ambt aanwees.

De fout van onzen vrager ligt dan ook hierin, dat hij de stemmen te automatisch opvat. In werkelijkheid worden er in zoo'n geval niet uitgebracht 190 X 5 =:950 stemmen, maar feitelij'k worden er slechts 190 stemmen uitgebracht; er zijn 190 broeders die hun stem opheffen.

Van deze 190 zijn er misschien een paar die niets anders kunnen zeggen dan : „Ik heb niets te zeggen, " en blanco stemmen. Die tellen niet mee, maar de rest, zeg de overige 187, doen hun stem hooren. Dat is de stem der gemeente. Deze 187 hebben de plicht 5 stemmen uit te brengen per persoon, tenzij dat zij voor God en hun geweten durven getuigen dat zij slechts omtrent een geringer aantal licht van den Heere hebben ontvangen. Maar dat beteekent dus, dat zij wel licht hebben over het aanwijzen van zeg 2 of 3 Ijroeders, maar niet over het aanwijzen van 5. Natuurlijk kan dit niet van invloed zijn op het cijfer, dat er benoodigd is om een volstrekte meerderheid te halen, want dan zou het mindere licht, dat zij hebben over candidaat nummer 4 en 5, oorzaak zijn, dat hun licht over candidaat nummer 1, 2 en 3 meer waarde zou krijgen en dat mag niet.

De kerkeraad heeft slechts te oordeelen of de gemeente, die hem adviseert, overtuigd is omtrent de aanwijzing van bepaalde broeders tot 'het ambt. Zoo moeten wij' het zien. En hier beteekent „de gemeente" dan niet anders dan de meerderheid dergenen, die hun stem doen hooren en die de vei-antwoordelijkheid daarvoor op zich nemen.

Bij vraagstukken voor verkiezing voor het ambt, staat altijd iets anders in het middelpunt dan het betrelkkelijk domme cijfer.

Zoodra we met die cijfers gaan groepecren, werken we met min of meer formeele dingen en stellig met grootheden, die niet gemakkelijk geestelijk gev/aardeerd kunnen worden.

Daarom moeten we bij verkiezingen altijd letten op datgene wat eigenlijk spreekt, namelijk - de stem der gemeente, tot uitdrukking gebracht in de meerderheid harer leden. Maar het blijft dan ook de meerderheid harer leden. „Volstrekte meerderheid" mag nooit een wiskundige grootheid zijn zonder meer. Volstrekte meerderheid is slechts het meerendeel dergenen, die als vertegenwoordigende de gemeente van Christus aan den Raad der kerk 'hun advdseerende aanwijzing geven. Door het meerendeel van de betrokken gemeente was de broeder die 91 stemmen verkreeg, aan den kerkeraad niet geadviseerd en daarom kon hij ook niet gekozen ver-Haai'd worden.

Ik hoop, dat onze vrager tevreden gesteld is en dat hij begrijpt, 'dat de ideeën, die hij uitwerkte, toch eigenlijk te weinig rekening houden met 'het karakter eener kerkelijke verkiezing.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Berekening van volstrekte meerderbeld bij verkiezingen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's