Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Horace Wadham Nicholl.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Horace Wadham Nicholl.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De naam van den componist, hierboven genoemd, duidt al aan, dat we met een Engelschman te doen hebben. Op 17 Maart 1848 werd Nicholl te Tipton bij Birmingham geboren. Zijn opleiding ontving hij voornamelijk van zijn vader. Na een drietal jaren in Dudley on Stoke on Trent als organist werkzaam te zijn geweest, vertrok NichoU naar Amerika, waar hij zich naam heeft gemaakt als organist (1870—'78 te Pittsburg aan de St. Paul's Cathedral en later aan de Presbyteriaansche Kerk) en vooral als componist. In 1878 vestigde hij zich te New-York, waar hij op 10 Maart 1922 overleed.

De meeste zijner composities zijn dan ook in Amerika uitgegeven en zijn in Europa niet bekend geworden, wat het lot schijnt te zijn van veel in Amerika uitgegeven muziek. (Zoo ook de bij Schirmer te New-York uitgekomen Bach-uitgav© van Schweitzer en Widor.)

Het oordeel van den bekenden Engelschen musicus Dr Eaglefield Huil over NichoU en zijn composities is zeer gunstig. Hij acht de preludia en fugao van Nicholl te behooren tot de mooiste, die in de laatste honderd jaar voor orgel zijn geschreven.

Het kenmerkende van NichoU's composities is allereerst de zeer veelvuldige toepassing van de contrapuntische schrijfwijze en ten tweede de orkestrale behandeling van het orgel. Wat het eerste betreft, valt bij de bestudeering der composities op, dat Bach de groote leermeester van den componist is geweest, maar direct moet daarnaast worden opgemerkt, dat Nicholl niet de slaafsche navolger wordt, die eigenlijk niet anders levert dan een minderwaardige oopie. Nicholl weet de moderne harmonische gevoelens toe te passen op den Bachstijl, en daardoor frissche moderne muen. Evenals Bach, schrijft ook Nicholl ÜClv tj»^ OVjL^ i-»-r»-no.n heel wat preludia en fugae (voor zoover mij bekend is, zijn er 36 van hem uitgegeven: bij Peters 12, bij Breitkopf und Hartel 12 en bij Schirmer 12), maar de klankkleur, de accoordvorming is zeer verschillend.

De orkestrale behandeling van het orgel is meer Engelsche en Amerikaansche organisten eigen en vindt zijn verklaring in de ontwikkeling van den orgelbouw in Engeland. Ongeveer een eeuw geleden waren de Engelsche orgels over het alge-

meen, wat de manualen betreft, grooter van omvang dan bij ons. Het pedaal telde gewoonlijk slechts weinig registers, en daardoor kwamen vele Engelsche organisten er toe veel orkestwerken te arrangeeren voor orgel. Het publiek toonde zich zeer ingenomen met deze voor orgel pasklaar gemaakte orkestmuziek van Richard Wiagner en anderen. Om meer de klankkleur van het orkest te benaderen was toevoeging van nieuwe registers, van talrijke tongwerken en ten slotte uitbreiding van het aantal pedaalstemmen noodig. Men ging de registers verdeelen over meerdere manualen: Great organ. Choir organ. Swell organ. Solo organ. Bombarde organ. Echo organ. Het verst op dit gebied gaat waarschijnlijk het in Amerika in aanbouw zijnd orgel met zeven manualen en niet minder dan 297 registers. De twee laagst gelegen manualen hebben hier een omvang van 7 octaaf. (Een uitvoerige beschrijving van dit geweldige instrument, dat m.i. meer getuigt van den Amerikaanschen geest om al het andere te overbluffen, dan van nuchteren, practischen zin, is te vinden, in no. 21 van „Het Kerkorgel", uitgave A. S. J. Dekker te Goes.) De nieuwere Engelsche ©n Amerikaansche orgels hebben een pedaalbezetting, die zeker niet behoei^ onder te doen voor die van onze orgels.

Langzamerhand kwamen de Engelsche componisten van orgelmuziek terug van het arrangeeren van orkestmuziek voor orgel en werd weer oorspronkelijke orgelmuziek geschreven; geïnspireerd door de nieuwgebouwde orgels kreeg men nu orgelwerken met zeer rijke afwisseling van klankkleur.

Een voorbeeld hiervan is NichoU's opus 36 no. 2 zijn Easter Offertory (uitgave C. F. Peters, Leipzig). Het eerste gedeelte. Larghetto duolo, in zes kwartsmaat, zeer langzaam te spelen (de kwart =: .56), wil een somber© schildering geven van het lijden van Christus. De componist duidt dit aan door de toevoeging „tristamente" en het bijschrift „Sub Pöntio Pilato passus, et sepultus est". Op het derde manuaal moet het sombere beginmotief, dat in dit eerste gedeelte streng ïs volgehouden met 16' en 8' worden gespeeld.

Voorbeeld 1.

In de 9e maat komt daar dan het 2e motief tegenover, dat op het 2e manuaal met Hobo en enkele labiale achtvoetsregisters gespeeld moet worden, terwijl dan het eerste motief versterkt wordt door het invallende pedaal.

Voorbeeld 2.

De tegenstelling in registratie geeft een zeer goed effect, en ook verder op, waar het Ie thema een octaaf hooger door de Dulciaan wordt weergegeven, en later door de 8' en 4' registers, terwijl dan het 2e thema 2 octaven lager er met de Gamba van het hoofdmanuaal tegen geplaatst wordt biedt rijke, goed gekozen tegenstellingen en veel afwisseling. Dan plots valt na het zeer zacht, droef, vragend, langaangehouden slotaccoord van het eerste deel, het in geweldigen jubel uitbrekend tweede deel aan, dat een vertolking wil zijn van de opstanding ten derden dage (bijschrift: „Et resurrexit tertia die, secundam Scripturas".)

Een tweede nog duidelijker voorbeeld van de orkestrale behandeling van het orgel vinden we in opus 38 Symphonic Fantasia for Organ on Psalm 130, een uitgebreide compositie, niet minder dan 30 pagina's druk. We moeten hier geen bewerking verwachten van de welbekende dorische melodie, die wij gebruiken om de berijming van dezen psalm te zingen, deze mêlodi© is in Enge­ land onbekend, men zm^f de psalmen ongerijmd, een soort zingend spreken, begeleid door enkele accoorden. De componist tracht in de achtereenvolgende deelen van zijn Symphonische Fantasie de stemming weer te geven van den onberijmden tekst. Met zware pedaalbezetting, waarbij de Bazuinen niet vergeten mogen worden, zet het hieronder afgedrukte beginmotief in, dat het , , Uit de diepte roep ik" moet vertolken.

Het rhythme is zeer afwisselend. Tegenover de lang aangehouden eindnoot van dit motief, waarop het pedaal verzwakt wordt, komt dan eerst het volle tweede manuaal en daarna het krachtige volle eerste manuaal met enkele volle, staccato gespeelde accoorden. De verzen 2 en 3 worden door Hobo, afgewisseld door Fluit en Brestant, weergegeven, om te eindigen in een krachtig Crescendo, waarop een herhaling van het eenigszins gewijzigde beginthema volgt, waartegen op uitstekende contrapunteerende wijze het thema van het tweede deel is geplaatst. Een zacht, rustig Adagio, drukt uit den inhoud van het 4e vers („Maar bij U is vergeving"), alleen in het midden onderbroken door de fortissimo geregistreerd en breed te spelen melodie, die het vast© vertrouwen in de vergeving zeer goed weergeeft. Een Andantino in levendige zesachtsto maat dient om do verzen 5 en 6 (het verwachten van den Heere) weer te geven; hier is de afwisseling in registratie zeer sterk. Vers 7 wordt door een breed koraalmatig Alia breve vertolkt, waarbij de sterkste tongwerken (Tuba mirabilis) moeten worden benut, om te besluiten met een uitstekend geschreven dubbel fuga ter illustratie van het laatst© vers. Het geheel© werk is modern van harmonisatie, knap geschreven, boeiend van inhoud en toont dat de schrijver het orgel door en door kent en er weet uit te halen door zijn registratie wat mogelijk is.

Over een tweetal van zijn 36 preludia en fugae voor orgel wil ik nog iets meedeelen voor ik de aandacht vestig op enkele zijner compasities voor harmonium PH voör piano." Ailereerst zijn opus 35 no.l opgedragen aan Ebenezer Prout: Preludium en fuga in As dur. Het preludium begint met een zeer zangerig Larghetto Cantabile, waarin veel afwisseling in registratie en rake contrapuntiek op te merken vallen. Het middengedeelte in e groot vormt met het eerste gedeelte ©en mooie tegenstelling en wo'rdt besloten door een kort derde deel, waarin het eerste thema optreedt in de tenor. De fuga, di© moduleert naar c groot, en waarvan het thema door zijn levendig rhythme makkelijk te volgen is in all© stemmen, overal waar het optreedt, toont weer de groote beheersching van dezen vonn door den componist.

Ook de fuga van zijn opus 35 no. 2, Pïeiluditim en fuga in g dur, toont het meesterschap van den componist over den fugavorm. Het thema is veel langer dan dat van de fuga in as groot en ook minder belangrijk. Het preludium in g is ook goed geschreven muziek, maar voldoet minder dan het preludium in as. In den 4en band van Otto Gauss, Orgelkompositionen aus alter und neuer Zeit is ook een compositie van Nicholl opgenomen, n.l. een preludium in d klein, dat echter minder belangrijk is dan d© andere door mij besproken werken.

Voor harmonium geschreven is zijn opus 43, dat bestaat uit een zestal korte melodische stukken, getiteld: „In the church. Fervent Prayer, The Soul's Unrest, - Threnody, Inward Joy" en „Alia Marcia". (Uitgave C. F. Peters, Leipzig.) We vinden hier composities, die harmonisch zeer belangrijk zijn, rhythmisch vol afwisseling zijn en van mooie melodische lijn, bovendien zijn deze stukken niet bizonder zwaar, voor een eenigszins geoefend speler a vue weer t© geven. Het beste voldoen de darde en vierde compositie van dit zestal. Het licht gebouwde driestemmige The soul's unrest, met de melodie in de tenor, waartegen staccatobegeleidingsnoten in sopraan en alt, is buitengewoon goed getroffen en Threnody geeft door uitstekend gekozen accoorden, afwisseling in klankkleur en klanksterkte diepen weemoed w©©r.

Van NichoU's pianowerken is heel wat uitgegeven door G. Schirmer, New-York. Van de daar uitgegeven Twelve Concert Preludes and Fugues, wil ik de aandacht vestigen op no. 1 in e groot (Cantilena and Fugue) en nO'. 7 in c groot (Prelude and Double Fugue). Beid© zijn omvjingrijke werken (14 en 20 pag. druks) en toonen weer des componisten meesterschap over den fugavorm. De Cantilena, waarin door het grooter en kleiner drukken der not©n zeer duidelijk de zangerig© melodie is aangegeven, getuigt van groote muzikaliteit, eischt veel speelvaardigheid evenals de fuga's en moet met zeer afwisselenden klank worden weergegeven. Het hieronder weergegeven Cantilene thema is tevens het thema van de fuga.

De dubbel fuga met het daaraan voorafgaande preludium in c is meer pianistisch geschreven dan di© in e groot. Ook dit work eischt heel wat technisch kunnen, maar het loont de moeite der beistudeering. Eigenaardig is, dat in dit w©rk NichoU wat harmonisatie betreft, heel wat minder nieuw is dan in zijn andere werken.

Ook voor koor ©n orkest heeft Nicholl verschillende werken geschreven. Zoo v©rschen©n van zijn hand de oratoria. Abraham, Isaac en Jacob en voor orkest een tweetal symphonische gedichten en ©en tweetal symphonische fantasieën. Het is ©diter niet begonnen om een volledige opsomming van al de uitgegeven werken, want dan zou de lijst nog zeer uitgebreid moeten worden, doch wel om te doen zien dat Nicholl zich op allerlei terrein heeft bewogen.

Wie belangstelt in de orkestrale behandeling van het orgel, doet goed, kennis t© maken met enkele werken van dezen componist ©n zal zich waarschijnlijk deze kennismaking niet beklagen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Horace Wadham Nicholl.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's