Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de Jongellngsvereenlging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de Jongellngsvereenlging.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

H.

Eindelijk citeeren we hier nog enkele gedeelten uit een opstel in den dertienden jaargang (voor het jaar 1886): „Menschelijkheid en Christelijkheid".

Niet het minst in den jongelingsleeftijd en op het gebied der Jongelingsvereeniging komt de botsing tusschen den mensch en den Christen telkens uit. De oplossing tusschen die beiden te vinden, en zoo te vinden dat de Christen niet geschonden worde door den mensch en de mensch niet door den Christen, is de groote kunst en de altijd moeilijke levensstrijd. De jongeling is een mensch, een mensch in aanleg en bestemming, een man in den dop; die, naar het schoone en diepzinnige woord van Paulus, de heerlijkheid Gods is, gelijk de vrouw is de heerlijkheid des mans. En nu heeft een beroemd kerkleeraar gezegd: De ziel des menschen is Christinne van natuur. En een ander kerkleeraar heeft zijn lichaam verminkt, om geen last meer te hebben van de aandoeningen, die tot de natuur van den man behooren. Zoo worden de dingen verschillend bezien. En zoo gebeurt het oot, dat Engelsche en Amerikaansche jongelingen ©en geheel andere voorstelling van het Christelijke jongelingsleven hebben dan Nederlandsche, en dat de eene Nederlandsche jongeling over sommige dingen weder_ geheel anders oordeelt dan de andere.

Wat jong is, speelt graag, zegt het spreekwoord. Hieruit zou volgen, dat een echte jongeling gaarne speelt. Hij zal vermaak hebben in lichaamsoefening, in spelen waar kracht toe noodig is en meerderheid kan verkregen worden, of zijn denkvermogen zich door ontwikkelt. Hij ravot gaarne met zijn broers, stoeit met zijne zusters, en heeft er zelfs niet op tegen dat vriendimietjes zijner zusters mede stoeien. In den regel houdt hij zeer veel van zijne moeder, maar zoo hij gelegenheid heeft om een bekoorlijk nichtje naar huis te brengen, laat hij, zonder eenig gewetensbezwaar, zijne moeder alleen zitten, en hoog klopt hem het hart als de ure daar is, waarop hij vader en moeder verlaat, om zijne vrouw aan te hangen.

Ook op dezen regel zijn echter uitzonderingen. Er zijn jongelingen, op wie men bijna het andere deel van het .spreekwoord: wat oud is knort graag, zou kunnen toepassen. Zij kunnen zeuren uit den treuren. Aanmerking hebben zij op alles. De predikanten zijn piet ernstig genoeg, de oudere Christenen niet vroom genoeg, de JongeUngs-vereenigingen deugen niet, de eene omdat zij te gerelormeerd, de andere, omdat zij niet gereformeerd genoeg is. Zien zij anderen stoeien, ze schudden bedenkelijk het hoofd en zeggen: onbetamelijk, wereldsch! Lichaamsoefeningen achten zij verboden, omdat een mensch zich dan moedwillig in gevaar begeeft. Dammen en schaken, o foei, zou een Christen met zulke dingen den tijd dooden! Mag ik u een sigaar presenteeren? Dank u, het rooken is mij tot zonde geworden, of: geef het geld dat gij met rooken vermorst liever aan de arme Heidenen! Er zijn onder dezen diepe denkers, die de moeielijkste vraagstukken der' godgeleerdheid in vijf minuten kunnen oplossen; asceten, die geen meisje durven aanzien, om het te begeeren; teere constituties, die met pepermimt en eau-de-cologne in den zak loepen; wereld-|6n menschdomhervormers, die roeping gevoelen tot een grootsche taak. Kortom, jongelingen in wie de menschelijkheid geheel schijnt vernietigd te zijn door de Christelijkheid.

Zijn laatstgenoemde jongelingen nu zooveel Christelijker dan de eerstgenoemde, meer natuurlijke soort ?

Het is niet onmogelijk. Wellicht werkt |de genade reeds zoo krachtig in hen, dat zij kunnen zeggen: Ik ben met Christus gekruist; en zijn ze reeds zoo zeer rijp voor het leven in de eeuwige heerlijkheid, dat hun leven op aarde een dagelijksche navolging Christi is.

Maar het is ook mogelijk, dat dit rigorisme niets anders is dan onnatuurlijkheid, gevolg van velerlei oorzaken, die in de opvoeding, de invloeden van anderen, of in het karakter en den persoonlijken aanleg gegrond zijn.

We moeten dus zeer voorzichtig zijn in het oordeelen en voor lichtvaardige uitspraken ons wachten. Waren wij volmaakt, er zou tusschen menschelijkheid en Christelijkheid geen botsing meer voorkomen, geen strijd meer bestaan. Nu we echter onvolmaakt zijn, blijft er niets anders over dan er naar te trachten, dat onze menschelijkheid Christelijk en onze Christelijkheid menschelijk zij.

Daartoe is, voor alle dingen, noodig, dat wij een juist begrip hebben, zoowel van den mensch als van den Christen.

Hoe komen wij aan zulk een juist begrip? Door aanhoudend en veel in den Bijbel te lezen. De Bijbel alleen geeft ons eerie volmaakt ware

voorstelling van alles. Daardoor is hij een lamp voor onzen voet en een licht op ons pad, en hooioï de jongeling zijn pad zuiver als hij het houdt naar dit Woord. De Bijbel leert ons den mensch kennen zooals hij is, in allerlei levensomstandigheden.

in lioogen en la^en kriag, naar .alle zijden vaa zijn wezen. Er evenzeer leert ons de Bijbel den Christen kennen zooals hij is, maar ook zooals hij wezen moet.

Wij moeten ^dtis beginnen met te erkennen, dat er zoowel menschelijkheid als Christelijkheid bestaat en dat dit tot allerlei botsingen in ons en rondom ons aanleiding geeft. Deze erkentenis ligt ten grondslag aan het bestaan van „Christelijke" Jongelingsvereenigingen. Dat bijvoegelijk naamwoord: „Christelijke" beteekent niet iets negatiefs, maar iets positiefs. Het wil niet blootelijk zeggen dat men niet drinkt, niet vloekt, piet onkuisch is, niet den schouwburg bezoekt, niet mededoet in allerlei onzedelijke, menschverlagende bedrijven. De humanist, die den val loochent, doet dit ook niet. „Christelijke" Jongelingsvereeniging drukt iets po» sitiefs uit; een beginsel en eene levensrichting, uit den fhristus voortvloeiende en op , Hem gegrond. Strikt genomen is een Christelijke Jongelingsvereeniging eene vereeniging van jongelingen, die christenen zijn. Die christenen zijn, omdat zij', door 't geloof, lidmaten van Christus en alzooi Zijner zalving deelachtig zijn; die Zijnen naam belijden; zichzelven, als een levend dankoffer, Hem opofferen; met eeir goed geweten strijden tegen de wereld, den duivel en hun eigen vleesch (gevallen menschelijkheid) en in de zekerheid leven dat ze hiernamaals, met Christus, over alle creaturen zullen heerschen...

Practisch volgt hieruit, dat een Christelijke Jongelingsvereeniging nooit fiantrekkelijk zal zijn voor zuiver wereldsche jongelingen. Richt eene zoogenaamde Christelijke sociëteit op, en de ondervinding zal u leeren dat gij uw doel misloopt. Want óf het Christelijke zal de wereld afstooten, öt de sociëteit zal het Christelijke tot een zeer klein minimum herleiden, en ernstige. Christelijke jongelingen van haar verwijderen.

Een Christen, een Christelijke jongeling te zijn, is de ernstigste zaak van de wereld. Wie dat hoopt te zijn, moet zichzelven verloochenen. Zijn menschelijkheid komt, van stonden aan, onder da heerschappij der Christelijkheid en dit leven wordt hem een gestadige dood. Laat ons daarom altijd bedenken, dat menschelijkheid en Christelijkheid nooit gelijk-op kunnen bestaan. De menschelijkheid moet er onder. Niet omdat zij menschelijfc is, maar omdat zij gevallen is, zoo diep gevallen, dat het waarachtig goede, in eeuwigheid , uit haar niet meer kan voortkomen. Gelukkig de jongeling, die voelt dat hij maar een mensch is, en dagelijks bidt om genade, om een Christen te worden. Geilukkig da jongeling, die zijne menschelijkheid den Heere overgeeft, opdat hij een mensch Gods zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust!

Het lijkt ons wel gewenscht, hieraan nog toe te voegen, dat de Nederlandsche Bond van Jongelingsvereenigingen , op Gereformeerden Grondslag

destijds nog niet bestond; alsook, dat Gispen in Zwolle bevriend was met den heer Semé, den president der Christelijke Jongelingsvereeniging aldaar, die in 1867 een keurige studie had geschreven over „de Christelijke Jongelingsvereenigingen; hare geschiedenis, werkzaamheid en vruchten; vooral met betrekking tot Nederland." Hij overleed 19 Januari 1879. Aan zijn geopende groeve sprak Gispen: „Ik dank God, dat ik op mijn levensweg Semé heb leeren kennen". Zie ook het „in memoriam" aan hem gewijd onder: „Zondagsschool".

Ook na de oprichting van den Gereformeerden Bond schoof Gispen zijn sympathie voor de algemeen-christelijke Jongelingsvereeniging nooit onder stoelen of banken. Zoo schreeft hij nog in het Gedenkboek bij het 50-jarig bestaan van Excelsior (1901): „Geboren uit de nawerking van de geestelijke opwekking, waarmede ook Nederland in de eerste helft der 19de eeuw, zoo rijkelijk gezegend werd, mist Excelsior ooniessioneele belijndheid en kerkelijk beginsel. Dat is nu eenmaal zoo en niet anders! En voor een jongelingsvereeniging nog niet zoo geheel af te keuren. Het latere leven, het leven van den man, brengt genoeg strijd en moeite mee, vanwege moraal, critiek en polemiek. Laat de jongeling zich verheiigen in Christelijke vriendschap, en in al het goede, dat in de ware wijsheid, de vreeze des Heeren, begrepen is."

Dat de Gereformeerde Jongelingsvereeniging juist bedoelt zich te oefenen voor dien strjgd in het latere leven, schijnt hier aan Gispens aandaclit te zijn ontgaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Voor de Jongellngsvereenlging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's