Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJ

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vorm en Verrichting.

III. (Slot.)

Het blijkbaar zoo intieme verband tusschen vorm en functie der levende natuur had dus sommigen ertoe geleid al de hier ontspringende vragen samen te dringen tot die eene: of de vorm d© functie voortbrengt, dan wel de verrichting den vorm. Intusschen bleek ons in onze vorige beschouwing reeds hoe de scherpte van dez© vraagstelling, die den eisch van een categorisch antwoord volkomen scheen te wettigen, naar alle waarschijnlijkheid ingegeven was door d© ©volutiegedachte, die, schoon ze in de formuleering onuitgesproken blijft, toch drijven moet naar zulk een dilemma.

Indien daarentegen door ons het opdringend geweld van dit öf — óf werd afgewezen, werd daarmee natuurlijk de nauwe relatie tusschen vorm ©n functie allerminst ontkend; dia was immers ook ons punt van uitgaan. Zoo geraakt men vanzelf tot een ietwat milder gestelde vraag: beïnvloedt d© vorm de functie, of veeleer de functie den vorm?

Dez© vraag nu kan, zoo gesteld, zeker naar twee zijden bevestigend beantwoord worden; d© functie heeft invloed op den vorm, en de vorm op d© functie.

Dat de vorm, opgevat zooals wij haar omschreven, de functie veelszins bepaalt, is een feit, dat men redelijk©rwijz6 ni©t kan betwijfel©n. Het hart kan zijn functie, het bloed door de vaten t© stuw©n, alleen verrichten door de zeer bepaalde wijze, waarop.het als een stelsel van spieren en kleppen is opgebouwd. Een spier kan zich alleen samentrekken, omdat ze uit samentrekbaar weefsel bestaat; een grootere spier kan nu eenmaal meer werk verrichten dan een kleinere; tot het vingervlugge pianospel is d© menschelijk© hand alleen in staat, omdat haar vorm de afzonderlijke beweging der vingers toelaat; ©©n roofdier kan zijn prooi alleen zoo snel verscheuren, dank zij zijn verschrikkelijk gebit; iemand met ©en verstijfd kniegewricht loopt anders dan een normaal mensch, neen, dat de vorm d© verrichtingen vérgaand bepaalt, is boven twijfel verheven en zonneklaar. Zelfs is het zoo, dat, vooral bij inwendige organen, de functie eerst wordt verstaan door de kennis van den micioscopischen bouw van het lichaamsdeel, m.a.w. van den vorm.

Intusschen kan zonder veel moeite worden aangetoond, dat ook het omgekeerde waar is, dat de functie den vorm beïnvloedt. Want wat geschiedt er anders, wanneer door trainen in halterheffen de omvang van den bovenarm zich vergroot, omdat d© bicheps en ander© spieren door de oefening winnen aan grootte, of — wat op hetzelfde neerkomt — wanneer het hart grooter wordt bij t© hoogen bloeddruk, omdat h©t meer werk moet v©rrichten? Men weet immers ook, dat, als één nier is weggenomen, de ander© toeneemt in grootte. ledere vergrooting van ©en orgaan, waarvan meer werk wordt geëischt, ieder© activiteitshypertrophie dus, kan als voorbeeld gelden, dat de verrichting den vorm verandert. Andere voorbeelden liggen voor het grijpen: het optreden 239 van eelt in de arbeidershand en onder den onge»scho©id loopenden voet, het dichter worden van het baarkleed van planten, die naar koude streken worden overgebracht. Ik kan ook nog een ander geven: bekend is, hoe onze botten niet volkomen homogeen en massief zijn, maar bij nauwkeurig onderzoek ©en structuur van beenbalkjes vertoonen, die verloopen in de richting van den meesten druk. Men weet ook, hoe die balkjes precies verloopen als de mechanica voorschrijft op grond van kennis van druk en tr©kw©rking, dus juist naar d© begins©len, di© de techniek b.v. bij brugbouw in toepassing brengt. Worden nu in het bot d© druktverhoudingen g©h€el anders, b.v. na ©en slecht genezen beenbreuk, dan ziet men ook, hoe het systeem der beenbalkjes zich langzamerhand wijzigt naar de verandering der edschen, eraan gesteld. Veranderde functie heeft vervorming ten g©volg.

Derhalve moet het buiten kijf worden geacht, dat vorm en verrichting elkander wederzijds beinvloeden. Het meest belangrijke deel dezer dubbel© vaststelling is wel het laatste, dat d© v©rrichting vormverandering kan bewerken. Immers d© voorbeelden, die ik daarvan gaf, betroffen alleen vormveranderingen van een orgaan onder invloed van wijziging in de verrichting bij één bepaald individu. Maar nu gaan velen verder, zooals reeds in het vorig© artikel bl©6k. Voor de visschen is hun torpedo-achtige lichaamsvorm ongetwijfeld zeer voordeelig bij de beweging door het water. Niet alleen visschen leven echter in het water, maar ook sommige zoogdieren, b.v. robben en walvisschen. Dez© zoogdieren naderen nu weer veel meea: den torpedovorm dan ander© zoogdi©r©n. Gangbaar is nu de veronderstelling, dat deze zoogdieren oorspronkelijk op het land leefden ©n toen and©rs geibouwd waren en meer gelijkenis met andere zoogdieren vertoonden, maar bij d© verandering van milieu zich aan him nieuwe omgeving hebben aangepast, en door verkleining en vervorming van staart en ledematen weer meer den torpedovorm zijn gaaU' naderen ^). Hier zou dus de invloed der functie op den vorm veel principiëeler zijn; en voor hen, di© ale dieren van ©en of meer overvormen d©nken af te stammen, wordt dus de vraag: is de functie eigenlijk niet verantwoordelijk voor de vormgeving, is de vorm der levende wezens wel iets principieels, of is ze misschien niet meer dan de restdtante van aUe uitwendig© invloeden op het orgaJnism?

De levensvorm beginsel of resultaat: ziet. Her raken w© nu die kernvraag, die doordringt tot de diepten van levens-en wereldbeschouwing. Want het probleem of de vorm iets eigens is, is niet door de wetenschap proefondervindelijk op te lossen. Men kan nu eenmaal niet all© invloeden op een levend wezen stop zetten, en zien wat er van den vorm overblijft. Wel kan gezegd, dat de biologie, zonder een streng bewijs in handen te hebben, toch menig© aanwijzing heeft, dat de vorm inderdaad uitdrukking van iets eigens is. Die aanwijzingen liggen vooral in de z.g. regeneratie-verschijnselen, die hier mogen worden omschreven als zelfstandig herstel van den vorm door bet organisme na moedwillige misvorming. Wianneer men b.v. bij een zeester een van diens vijf armen afsnijdt, dan kan men waarnemen, hoe op het sneevlak nieuw weefsel groeit, dat dra den vorm van een Mein armpje

aanneemt, dat tenslotte groeit tot normale grootte. Zoodanige verschijnselen demonstreeren werkelijk op aangrijpende wijze, zooals Boeke zegt, het domineeren van den vorm, van de eenheid, die het organisme vormt, en zij wijzen, dunkt me, ook op het bestaan van een vormbeginsel. Maar tenslotte is de vraag naar het eigene van den vo^rm er eene van wijsgeerig-biologischen aard. En, waar alle leven slechts in bepaalde vormen zich aan. ons voordoet, daar ligt vlak achter de vraag, of de vorm van het levende een beginsel is dan wel resultaat, een andere, namelijk die, of het leven zelf iets eigens is, dan wel een 'bepaald complex van physisch-chemische factoren. En dit is eindelijk niet anders dan het groote probleem, waarover in de levensleer en daarbuiten zoo lang is gestreden, toen het materialisme het leven wilde herleiden tot een eigenschap der stof. Het vitalisme wilde daar nimmer aan, hield hardnekkig aan het leven als eea eigenheid vast. Daarin is het'altijd krachtig gesteund door de christelijke natuurphüosophie, die het leven met zijn kenmerken van voeding, wasdom en voortplanting, niet anders dan als een eigen zijnsvorm in den kosmos kon zien. Het leven, niet restloos te herleiden tot een bepaalde groepeering der materie, maar, schoon eraan ge^ bonden, in wezen ervan ten eenenmale onderscheiden, is begiftigd met een geheel eigen vorm, die er een wezenlijk, constitutief bestanddeel van is. Zoo is de vorm meer dan een resultaat van vele uitwendige invloeden, zij is een beginsel, een principe. Dat wil dus zeggen, dat de vorm het wezenlijke is, en niet door de functie in het leven werd geroepen, al kan ze "haar somtijds veranderen. Bolk drukt dit zoo uit, dat de functie wel een modelleerend, maar geen creëerend vermogen heeft ten opzichte van den voim (al acht hij de vormverscheidenheid wèl resultaat).

Dit vormbeginsel, dat de Thomistische wijsbe-/ geerte de fo'rma substantialis, de substantieele vorm heet, en door anderen entelechie is genoemd, is het, wat den ongevoxmden klomp tot levend individu ontwikkelt. Het organiseert, scTioon zelf van immaterieelen, bovenzinlijken aard, de materie tot den levensvorm op zeer geheimzinnige wijze; want, al ziet ook de moderne biologie, na de wending der geesten van het materialisme af, met ons het leven en den levensvorm als eigenheden aan, het geheim van het leven is daarmede geenszins ontsluierd. Onder al de geheimzinnigheden, die de kosmos ons ter doorvorsching biedt (die moeilijke bezigheid is den kinderen der menschen immers gegeven, om zich daarin te bekommeren, zegt de Prediker, die koning was te Jeruzalem), is het mysterie van het leven het meest boeiende en het meest interessante.

Wij kennen het leven in myriaden van verschijningsvormen, aanschouwen zelve als levende organismen dagelijks het zonlicht, — en na vele eeuwen van diepzinnige bespiegeling en proefondervindelijk onderzoek, kunnen we tot nader begrip ervan alleen zeggen, dat het leven iets geheel eigens is, een kosmische categorie sui generis. Maar hoe zou eigenlijk ook ons kleine menschelijk verstand kunnen peilen de diepten van de schoonste gedachten, door de opperste wijsheid gedacht, en met oneindige iatelligentie en oneindig kunstenaarschap tot leven in werkelijkheid, in werkelijkheid tot leven geroepen?

ZoOi legt de vorscher in het uur der bezinnende contemplatie het moegedachte hoofd neer in den schoot der religie, zich gewonnen gevend aan een hoogere Macht, die hemzelve eens schiep, — en de sluier, die den oorsprong van 's levens principiëelen vorm en al den vormenrijkdom aan zijn oog onttrok, wordt daarbij diaphaan.

Dr. G. A. LINDEBOOM.


1) Zie Barge: Vorm en functie. Inaugvir. oratie.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJ

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1933

De Reformatie | 8 Pagina's