Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Christelijke cultuur en de „theorie van de paradox". (Slot.)

Op de boekbespreking van dr Miskotte ging ik in enkele artikelen in, hoewel ik me ervan bewust was, dat dit verkeerd zou kunnen worden uitgelegd. In den regel worden boekbespwekingen niet •weer gecritiseerd. Voorzoover dan ook een recensent een werk beoordeelt of qualificeert, (wat iets anders is), uit een oogpunt van bekwaamheid-ofonbekwaamheid (b.v. door het „bombast" te noemen) zal in den regel een auteur de recensie laten gaan.

Maar een bespreking kan worden tot ©en tegenverhandeling, een verhandeling, waarbij de recensent niet zoozeer zich het besproken w e r IT voor oogen stelt, als wel het besproken thema op zijn eigen manier, en uit zij'n eigen gezichtspunt probeert in te denken; waarbij hij dan vervolgens zonder toetsing van de argumenten van den gerecenseerde constateert (bij zichzelf) dat z ij n meening van die des gerecenseerden verschilt, en nu een soort van getuigenis afiegt, waarin de kenner niet meer dan .een „getuigenis" vindt, doch waarin de niet-kenner, vanwege den geêxalteerden toon, louter zakelijk-bedoclde verwijten hoort; waarvan de „gedaante" dan ook vertoond wordt.

In zulk een geval kan het goed zijn, aan te wijizen, dat tenslotte de beoordeeling van de gegeven verhandeling naar haar eigen aard en praemissen ontbroken heeft, en een persoonlijk getuigenis afgelegd werd, dat zelf weer te toetsen is; en voorts, dat standpunt tegenover standpunt kwam te slaan. In dat laatste geval mag een gerecenseerde (zullen we nu maar zeggen) wel degelijk op de bespreking terugkomen, omdat er dan stof is voor een algemeen tegenover elkaar stellen van meeningen.

Temeer is daar reden voor, als, gelijk hier zeer stellig het geval is, de besproken auteur meent, dat het standpunt van den recensent voor hel

leven en denken van kerk en christendom funest is.

"Want de „theologie der paradox" is inderdaad verwoestend, en doet haar verwoestende werking ook ten aanzien van het onderhavige vraagstuk; de verhouding tusschen Christus en de cultuur.

Dr Miskotte ziet dat niet in, onder meer niet, omdat hij, gelijik reeds opgemei-kt werd, niet begrijpt, wat de gereformeerden willen. Zoo kan hij ook niet komen tot een zuiver tegenover elkaar plaatsen van de wederzijdsche meeningen.

Zoo wordt b.v. aan al de schrijvers van het l)edcelde boek verweten, dat ze doen aan , , overschatting der algemeene openbaring". En aan mijzelf wordt - -ik citeerde het — in verwijtenden vorm als zonde voorgehouden een „diepzinnig spel Luisschen antithese-en gemeene-gratie-gedachten".

Nu is het, om me tot mijn eigen bijdrage nu maar te beperken, toch wel merkwaardig, dat ik juist opzettelijk en nadrukkelijik, niet alleen in een afzonderlijk artikel in „Die Reformatie" dit opstel ofver „Jezus Christus en de cultuur" dadelijk na zijii verschijning heb willen doen zien als een bewuste poging om positie te kiezen, niet in de leer der „gemeene gratie", doch in de gereformeerde opvatting van 't a m b t... dat 'God een ieder heeft gegeven, maar dat ik ook in het opstel zelf aanstonds dien kant heb uitgewezen. Ik weigerde reeds daar het vraagstuk van Christus-en-decultuur te typeeren als probleem van gemeene gratie, en sprak in hetzelfde verband een versciiil van meening uit, dat ik tegenover enkele opvattingen van Dr A. Kuj'per had, te vinden in sommige uitspraken van , .Het Calvinisme" en van „l> e Gemeene Gratie in Wetenschap en Kunst". Dr Miskotte neemt daar geen notitie van, en Dr J. G. Geelkerken, die in zijn overhaasting zij'n volk opvoedt met de meeningen van Dr Miskotte, en dan zich verder niet bekommert over diens door en door ongereformeerde grondgedachten, neemt daar üvenmin notitie van; deze laatste zou zich trouwens, blijkens zijp verleden, wèl wachten voor een open debat, waarbij wederzijds voet bij stuk gehouden werd. Intusschen is het door deze beide , , recen& enten" veronachtzaamde feit toch notoir, om in gemeenleraadsstijl te spreken. En de vraag komt op, hoe Dr Miskotte zoo vlug van stapel loopt in een protest tegen algemieene openbaring en gemeene gratie, ook waar zulk een protest misplaatst is.

Bij Dr Geelkerken kan men zoo iets verklaren uit zijn gelegenheidspolitiek, die hem vandaag met de prolegomena van dézen, morgen met die van een volstrekt-anderen een eindje ver in zee doet gaan. Maar bij Dr Miskotte komt het hiervan, dat hij door zijn jongste neigingen voor de theologie-vandë^paradox genoopt wordt, tegen de gedachte, dat God het „platte vlak" van ons historisch leven werkelijk van boven. af bevrucht en in continuileits-verband uit den Tweeden Adam zegent, zóó fel en zóó onmiddellijk zich te weer te stellen, dat hij Gods „gratie" op het terrein van het „gemeene" leiven dadelijk als „gemeene gratie" „aanvoelt" en intuïtief verwerpt, óók, als iemand de gaven van) die , .gratie" nu eens niet beredeneerd heeft uit het standpunt der , .geme€ne gratie", doch uit lieel anderen gezichtshoek: de ambtsopdracht, gegeven aan den mensch, den eersten Adam in de heelemaal-niet-hoogere-werke'lijkheid van het eerste paradijs, en dan daarnaast de Christuis, als Tweede Adam, en Verlosser, die zelf de aan den eersten Adam gegeven opdracht aanvaardt, en vervult, die daarin ons weer het beeld Gods doet zien, en die het ook herstelt om daardoor in de kerk-formatie, en door de zegeningen van het werk des Geestes, op de wereld en haar geschiedenis in te werken, en aldus uit kracht van deze verworven genade ook als Heer van alle dingen in te werken op de geschiedenis.

Men zou zeggen: dat zijn verbindingen, die in geen enkel opzicht gewrongen zijn; en, zoo zou men er in zijn eenvoud aan toe voegen, die zuiver Nederlandsch (Dordtsch) zijn. Maar Dr Miskotte denkt er anders over.

Deze heeft tegen de boven gereleveerde constructie twee bedenkingen met oen potloodstreek aangeduid. De eerste is, dat zij Amarikaansch is. Ik heli, naar hel heet, „den euvelen moed", neen, den „Anierikaansch-euveien-moed" „Jezus voor te stellen als het mirakel van de verschijning van den Gaven, Schoenen, Idealen Mensch". Het tweede bezwaar keert zich daartegen, dat ik beweer, dat uit de a m b t s-gedachte, gelijk in Christus (als Messias) deze ons uit de Schrift kenbaar wordt, en aanschouwelijk wordt gemaakt, ons doorzichtig; gemaakt wordt, wat Jezus Christus wil; immers, zoo had ik betoogd, als men niet „Jezus" levens als „Christus" eert en gelooft, komt men niet verder. Dr Miskotte, die nog miet van zijn „AmerikanisnTus"-thema af is, merkt in dit verband op, dat hier eerder een „christelijke Dalmeyer" dan de apostel Paulus naar den geest vertegenwoordigd is.

Maar met deze volstrekt zinlooze anathemata tegen den Amerikaanschen geest en den verchristelijktan Dalmeyer — zinloos, wijl ze hier niets te maken hebben met wat ik behandel — maskeert Dr Miskotte, dat hij fulmineerende tegen den Amerikaanschen geest, eigenlijk, wilde hij' tusschen zich en mij de positie iz, iiiver alteekenen, in ronde Hollandsche woorden fulmineeren moest tegen de Nederlandsche geloofsbelijdenis, die op zijn preekstoel ligt. Want Christus als den Gaven Mensch teekenen, dat kkn inderdaad wel een beetje „Amerikanismus" verraden - Dr Miskotte denkt maar weer aan zijn Zwitsers -, maar dan op één conditie: dat men n.l. absoluut doodzwijgt den Christus als Borg, als Middelaiar. als Verzoener, als Betaler aan Gods recht. Dan is het Amerikaansch, kan het tenminste zijn. Even Amerikaansch in dat negatieve, als het ook voorkomt in Holland, b.v. bij IJieologen als dr Miskotte, die aan deze geloofswaarheden den rug toekeeren, gelijk hij' in feite doet.

Maar als ik Christus teeken als „Beeld Gods", en daarbij den band leg aan den ©arsten Adam (werkverbond) en aan de schepping van den mensch als kosmisch gewrocht van Gods hand, met zijn Schepper in verbondsrelatie gesteld, en als ik Zijn „ambt" zie als Messias-ambt, verstaan, naar de gereformeerde 'belijdenis, als ambt van verzoening, dan is dat volstrekt on-amerikaansch. En het is inderdaad wat Paulus wil; wat DT Miskotte Paulus laat zeggen, dat is de geest van Paulus niet, maar neemt de kracht van Paulus' evangelie weg.

Wiant hier raak ik de kern der zaak: Dr Miskotte spreekt een taal, die ernstig lijkt en vroom, maar die zich stelt in dienst van ©en versnijding vajri het evangelie.

Ja, het klinkt vroom, als dez© predikant klaagt, dat in het gemeld© boek deze neo-calvinisten zoo zelfverzekerd zijn, dat ze bezig zijn, niet naar Christus te luisteren, maar naar zichzelf, dat hier „ons" met „ons" bezig is te spreken, terwijl men toch de houding aanneemt, alsoif men naar Jezus Christus luistert.

Maar wij wijzen deze vroomheid terug, wij vinden haar een masker voor den hoogmoed, die Gods genade komt verwerpen.

Want het is de genade Gods, waarom het tenslotte tusschen DT Miskotte en mij gaat, waarom het óók tusschen DT J. G. Geelkerken en mij gaat, nu deze — ernstig of niet ernstig — zijn lezers opvoedt met de opvattingen van Dr Miskotte.

Dr Miskotte maskeert, dat het bij mij tenslotte om Christus als Borg en Middelaar gaat. Hij staat zóó vreemd tegenover deze toch zeer duidelijk door mij uitgesproken gedachte, dat hij, nota bene, laat drukken, dat volgens mij „de religie des kruises'.' (wat is dat? ? ? ) een „stadium is, dat wij achter ons laten, men zou haast kunnen zeggea: een omweg ~tot cultuur". Maar dat is van a 'tot z onzin. De „religie des kruises", daar kan men onder verstaan: het geloof, dat Christus' kruis overeenkomstig de gereformeerd© belijdenis eert en aanvaardt om door Zijn verzoening en voldoening vrede te hebben met God door Zijn bloed. Natuurlijk bedoelt Dr Miskotte 'het voor zichzelf zóó niet; maar hij heeft geen recht, mij een „religie des kruises" op te dringen, die uit zijn kranke fantasie is voortgekomen. "Welnu, dat kruis van Christus is heelemaal geen „omweg" tot cultuur; het heeft alleen maar, langs den koristen weg, dien Gods recht heeft uitgadacht, en dien ik daarom op gezag als den kortsten weg aanvaard, voor "deze verloren wereld weer het recht en de mogelijkheid verworven, de taak van den eersten Adam, welke taak door hem was veronachtzaamd, weer te zien ter nand nemen door de verlosten van den tweeden Adam. Dat is d© borgtocht; en uit haar komt kracht van heiliging, komt wedergeboorte, komt gezondheid.

Maar 'Dr Miskotte is zóó ver van Dordt afgie dwaald, en is zóó slecht in staat, den gróóten afstand, die hem van Dordt scheidt, zelf te schatten, dat hij er niets van begrijpt, als iemand met rond© woorden zich op Dordt baseert. Dan opereert hij met zijn nieuwere „kruis"-begrip, en met zijn paradoxale „religie des kruises" en met zijn fantoom van d© „kerk onder het kruis" (de feerk „in de crisis"), en laat, van louter onvermogen, om een Hollandsch schrijver, die rechtuit naar Dordt verwijst, te lezen in zijn TDordtsche termen, zich er heusch toe larengen, te beweren, .dat volgens mij van „dezen grooten omweg" (zie boven, ) „Jezus' ambtelijk leven het groote VOORBEELDi is... het is een rechtsstrijd en een krachtsstrijd". Ziet deze recensent nu werkelijk niet, dat wi© heit abc ©rkent van d© gereformeerde dogmatiek, den rechtsstrijd van Christus op Golgotha volstrekt niet als „voorbeeld" neemt, om na te volgen? Weet hij niet meer, is hij ^óó vreemd aan de confessie, dat hij niet begrijpt, dat de rechtsstrijd van Jezus Christus zijn betalingsstrijd was, en dat eerst daaruit voor het gereformeerde denken ons toekomt Ü© kracht jder heiligmaking, , dat eerst daaruit den Christus zelf de „verhooging" toegekomen is, di© Hem als Kurios der , kerk in staat stelt, den krachtsstrijd tegen Satan, ook in het cultuurleven, tot een einde te brengen, jen ini dat voltooien van dien krachtsstrijd van Hem ook dö Zijnen uit genade te^ maken tot zijn medeiarbeiders ?

Dr Miskotte oreert, gansch profetisch-streng, tegen d© theologie van den „roem'", gelijk hij deze meent t© beluisteren in DT ; Colijn, in de neoicalvinisten, in mij. En DrJ. G. Geelkerken spreekt het hem na.

Maar er is geen sprake yan „roemen" in ons zelf.

En dat zou DT Miskotte begrepen hebben, en dat zou Dr Geelkerken, inplaats van op hem af te vliegen, hem gezegd 'hebben, als dez© twee wat meer gebeefd hadden voor de beteekenis van Christus als Biorg der wereld, als Behouder van de menschheid. Maar ze hebben zich te onzaliger ure verpand, de één bewuster, en constanter dan de ander, aan de „paradox". Ze hebben daarmee den band tusschen den Christus Gods en deze wereld doorgesneden, om wat gefilosofeer over een „existentieel" bij Gods spreken tot den mensch in h©t groote „oogenblik" betrokken individu over t© houden. Uitgaande van de pogingen-hunnerjeugd, om Christus en d© cultuur (als „cultureele" dominees!) toch maar te verbinden, — want dat is beider verled©n — z; ijn ze inmiddels ontzonken aan het gereformeerde denken. En nu staan ze beide, de een met wat meer openlijke verantwoordelijkheidsaanvaarding dan de ander — te oreeren over en uit het barthianisme, zóó, dat de Jezus Christus, van wien zij in. hun jeugd .begonnen; zijn te spreken, de historische verschijning, als historische verschijning mede onder het „oordeel" ligt, dat over onze horizontale wereld ligt. En wat voorts God doet, in den „Christus" van deze paradoxale inl©idingsklanken, dat is wel zeer abstract. Het is abstract, al heet het dan ook duizendmaal „existentieel". Het is iets anders dan de wedergeboorte, waarmee d© leerling van do Vrije Universiteit, DT J. G. Geelkerken, in zijn jeugd zich en ' zijn hoorders naar gereformeerde belijdenis in God verheugd, en van God geheiligd noemde. Immers, men heeft in dezen paradoxalen gedachtengang de historische wereld, de horizontal© werkelijkheid, nu eenmaal onder den ban gelegd. En nu is er bij 'DT Miskotte geen plaats meer voor de wedergeboorte, als ©en feit, dat zich „in de gegeven feitenwereld inschakelt"; Dr Miskotte laat zijn protest daartegen hooren. En Dr J. G. Geelkerken, die volgens zichzelf en Ds Van den Brink nog altoos gereformeerd is, drukt dat netjes na. En wordt natuurlijk kwaad^, als iemand zegt, dat dat óf ondoordachte gelegenheidspolemiefc is, óf anders reden van breuk met hem en al de zijnen, op elk terrein.

Maar wij zullen, onder den verschen indruk van Dr Geelkerkens jongste omverwerping van gereformeerde waarden, achter Dr Miskotte aan, toch ronduit blijven roepen om verbreking van de banden, die ons met zijn medestanders binden. Wij zullen ons er niet op beroemen, „cultureele dominees" te willen zijn, wij in de Gereformeerd© Kerken. Maar wij zullen wel onthouden, dat enkelen, van die het meenden te moeten zijn, zijn uitgekomen bij een theorie, die den Christus van de Schriften uitstoot uit Zijn heerschappij, ook over de gegeven wereld, en in de gegeven cultuurverschijnselen.

Want wij kunnen ni©t anders.

„Het kruis" van Dr Miskotte noemen wij geen kruis. En als hij zegt, dat voor mij, K. S., Christus gekruist is geweest, „en daarmee uit", dan noemen wij dat weer een uiting van dien overmoed, die hem tegen anderen te keer doet gaan, onbewust, om te ontkomen aan het nuchtere woord, dat hem zelf, in zijn Hervormde gemeente, zou doen zien in zijn werkelijke situatie. Maar wij zullen hem toch moeten tegenvoeren, dat de belijdenis, di© bij DT Miskotte, en bij Dr Geelkerken nog den preekstoel siert, inderdaad leert, dat é é n-maal slechts Christus Jezus gekruist is geweest, en dat Hij sinds is opgestaan van de dooden. En deze heilsfeiten willen wij niet laten verdoen met heel d© geschiedenis. Want wij gelooven, dat deze feiten als feiten in d© historische werkelijkheid geschied zijn, dat God daarin tot ons kwam, en ons, in dez© historische continuïteitswereld, heeft gegeven d© aanvangen van een nieuwe wereld. Aanvangen, zeker, maar toch werkelijk, concreet, als zij zelf eens zijn zal.

Wij weigeren het „kruis" van Dr Miskotte, want het is geen „kruis". Wij weigeren zijn probleemstelling. Hij verwijt ons dat wij Gods verlosten, als zoodanig, en voorzcoverre in hen die verlossing doorwerkt, gezonde menschen, herstelden, durven te noemen, en geeft dan verder af op onzen onderstelden wil-tot-heerschen, en wat dies meer zij. Maar tusschen hem en ons ligt een heel andere kwestie van durven-of-niet-durven. Wij durven niet God uit de konkrete wei'eld wegredeneeren, God met zijn zegen. Wij durven ons niet wijs maken, dat het „existentieel" „erbij betrokken" zijn als God tot „mij" „spreekt", werkelijk hóóren is, wal God spreekt. Want wij beweren, dat dat niets anders is, dan luisteren naar zichzelf.

Dat laatste, dat luisteren naar zichzelf, dat is et, wat Dr Miskotte, en achter dezen aan, Dr eelkerken, ons verwijt. Maar wij verwijten het un. Zij vinden het niet oirbaar, Christus en het ultuurleven met elkaar in verband te zetten; en r J. G. Geelkerken, die ook precies het tegenvergestelde had kunnen volhouden, laat nu met itroepteekens, en zoo, den volke weten, dat hij r niets van hebben moet, dat men Christus (ook) ls cultuurbouwer eert. Zoo willen beiden dus lijkbaar zeer bepaald, dat wij' ernst zullen maken

met Dr Miskotte's woord, dat men niet spreken kan over „Jezus Christus" en de cultuur, maar wel b.v. over: , , het Calvinisme" en de cultuur.

Een - isme dus, en de cultuur.

Maar alle - isme, dat is van ons. Daar zit altijd het onze in, althans. Als ik nu alleen daarnaar verwijzen mag, in niijïi verbindingen leggen naar , , de" cultuur, dan is het vraagstuk slechts te benaderen, door wie van het hooren-naar-zichzelf zijn ambacht maakt, en van een andere genadige mogelijkheid, als gaven Gods in Christus, niet weten wil.

Het zij dan zoo; het bewijst, wat wij van den aanvang tegen de theologen van de paradox hebben ingebracht; het bewijst, dat zij' ., Gods spreken" (en later, in hun nieuwere periode, waarin dr M. nog niet zoo toont ingeleefd te zijn, ook ons „hooren", existentieel) zóó hebben ver-filosofeerd, dat van een werkelijk „hooren" naar wat God spreekt bijl hen, zoover zij theoretiseeren (verder ga ik natuurlijk niet) geen sprake is.

Zal er daai-van eens weer sprake zijn, dan moeten deze predikanten-met-de-drie-formulieren weer eens eerst beginnen, met den bijbel, en met de kerk eerbiedig om te gaan. Ik bedoel natuurlijk den bij bel-al s-Gods-Woord.

Maar zoodra ze dat doen, zullen ze meteen van hun paradoxale denkbeelden zijn teruggekomen. En zullen weer eens terecht gekomen zijn op dat „platte" „vlak" der „horizontale wereld", waar de gereformeerde belijdeaiis, en Calvijn, en Kuyper, en Bavinck God hebben gezien, doende groote wonderen, ook (en dit dan door den verhoogden Jezus Christus en den Heiligen Geest) óók inzake de cultuur.

Theologie des roems? Neen, neen, theologie van vrije genade, maar dan gehaald uit het slop van zooveel zielsgeschiedenissen.

Jammer, jammer, dat Dr J. G. Geelkerken, die zoo prachtig op het slop kon schelden, en met zoo breeden cultuur-zwaai den ambtsweg opging, nu verzeild is in de engpas van een paradox, en een „existentialiteit", waarbij hij' al zijn cultureele breedheid moet verliezen, voorzoover ze althans hem in zijn ambtswerk en als ambtsdrager sieren zou.

Wie had dat nu gedacht?

Zou hij er niet voor bewaard gebleven zijn, als hij was gebleven bij dat eenvoudige volk-van-Dordt, dat zoo smalletjes lijkt, maar "intusschen in zijn confessie zoo breed© wegen openen kan, zonder kunstgrepen, breede wegen tot de breed© cultuurwereld ?

Och, het schisma is toch zoo jammer. En het leidt tot zoo onzuiver© polemiek. Want Dr M. (en dus ook Dr G.) verwijten ons, „n©o-calvinisten", een overspanning van de continuïteit in het geloofsleven., Maar zouden zij niet liever ronduit zeggen, dat liet eigenlijk over de continuïteit zelf loopt?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1933

De Reformatie | 8 Pagina's