Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gerrit Willem Knap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gerrit Willem Knap

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

gekenschetst als kunstschilder en aestheticus, met een voorwoord van Prof. Huib. Luns, en 61 reproducties. Prijs ƒ7.90. Luze uitg. in leeren bd. ƒ 15.—. N.V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij „De Vlijt", Arnhem.

III.

De beschouwing van Huib Luns ia de inleiding van 'dit werk, als zou de laatste opvatting vam, Knap, waar de drang naar gestyleerdheid zoo sterk zich uit, niet geheel au-sérieux genomen moeten worden, gaat dan ook niet op. Integendeel de drang om het gestyleerde als het wezenlijke) te zien in alle verschijnselen en dit in zijn kunst tot uiting te brengen bedoelde hij zeer ernstig. T)^ realistische opvatting toch had vooral oog voor het uitwendig materiëele, het impressionisme voor de vervluchtiging van de realiteit. In het expressionisme hernemen de ziel, de geest weer hun, rechten en laten zien dat de vluchtige verschijn* selen der dingen niet de ware werkelijkheid, het ware werkelijke zijn, maar dat in den stroom der veranderlijke dingen een innerlij'ke logos, een innerlijke structuur heerscht, dat de uitwendige verschijnselen slechts een gelij'kenis zijn van deni logos, die al het geschapene doortrekt en beheerscht.

Dat meer-wezenlijke in de uitwendige verschijn-, selen is het, wat Knap in zijn koppen wil uitdrukken. Omdat deze vooral als studie-materiaaJi bedoeld zijn, laat Knap deze structuur sterk uitkomen. Hij wil u suggereeren, dat niet het toe< vallige, het veelvormige van de realiteit het ware werkelijke is, maar dat zoowel de natuur als ook de werken der groote kunstenaars een schoona gebondenheid hebben. De opvatting van Knap uit zich dus in zijn geteefcende koppen eenzijdig-schematisch en dringt zich als het ware als een dogma aan u op. Dat wil dus niet zeggen, dat als Knap. nog een serie schilderstukken had gegeven van deze visie, deze er precies zoo zouden hebben uitgezien als deze teekeningen. Ongetwijfeld zou de opvatting hierin gelegd, boven het naj'ef realisme van zijn eerste periode zijn uitgegaan, en een synthese zijn geweest van het vluchtig impressionisme met zijn eindeloos schoone kleurwaarden, met zijn ijle lucht en kleurenperspectieven en de meer synthetische gestyleerdheid van zijn laatste teekeningen. De sterke synthetische bouw, die Knap in zijn figuren en koppen met nadruk eenzijdig laat uitkomen, zou zich verstild en verrustigd hebben. Het realisme, waarvoor ons volk, zoo Huib Luns terecht opmerkt, een zoo sterk gevoel heeft gehad, hier in casu het realisme, waarvan Knap is uitgegaan, zou teruggekeerd zijn, maar niet precies zooals dit was in zijn eerste periode, een naief realisme zonder meer, maar nu op een hooger plan, n.l. met de verfijnde kleur van zijn impres* sionistische periode eenerzijds en met de architectonische nu uit den geest geboren gestyleerdheid van de daaropvolgende phase anderzijds.

In de nagelaten aanteekeningen van Knap vinden wij" de groote lijnen van zijn kunsttheorie. Hij gaat uit van de grondgedachte, dat God het schoon in Zijn schepping heeft gelegd. Het schoon in de schepping openbaart zich in vorm, kleur en klank en dat in opklimmende gradatie in de anorganische en in de organische schepping van plant, dier en mensch. Er is reeds een njke variatie in het starre yjnen-en vlakkenspel der kristallen, maar in de verscheidenheid van vormen in de planten-en dierenwereld en in den mensch culmineert het schoon in rhythmische beweging.

En dan is al die veelvormigheid ran den kosmos niet kleurloos. Neen allereerst is door de scheiding van licht en duisternis die veelvormigheid van het geschapene en die rhythmische bewegelij'kheid van de realiteit gezet in een tooverspel van, licht en schaduw, een lichtspel, dat zijn onmiddellijke variatie weer vindt doordat er verscheidenheid is van licht, het licht van zon, maan en sterren. Verder is dit ook weer niet het abstracte licht en donker, maar in dat licht en donker is een eindeloos variëerende scala van tinten en kleuren, De schepping echter is niet alleen rhythmische lijnen-en ruimteverhouding, doortrokken van kleur, maar ook tegelijkertijd klank, die sluimert in; het materiëele, het hout, het metaal, die ruischt in het water en in het suizen van den wind, zich uit in de stemmen van de dieren, vooral van de vogels, en de hoogste schoonheid vindt in het gezang van den mensch.

In de schepping staat nu de mensch als beelddrager Gods in harmonische verhouding tot de schoonheid, die God in Zijn sdiepping heeft gelegd. Hij heeft den aanleg om dat schoon op te vangen in zijn ziel en dat natuurschoon in creatuurlij'ke mate om te scheppen tot het kunstschoon, dat de bijzonder begenadigde kunstenaars weten te leggen in hun kunstwerken.

Nu is zoowel het natuurschoon als het kunstschoon aangetast door de werking der zonde. In de schepping ligt naast en door het schoon het afzichtelij'ke, in de harmonie de uiteengeslagenheid, de verwoesting, en ook in de kunstwerken geeft de mensch dikwijls het diabolische, een karikatuur van het schoon.

Door de gemeene gratie zijn er echter scintiUae, vonken van het schoon ook in het geschapene gebleven en ook in de kunstwerken van den mensch schittert soms nog de vonk van het genie.

Is er alzoo in de ontwikkeling der kunsten nog. veel schoons, er is ook allerlei aberratie. En het is vooral tegen twee opvattingen, dat Knap zich keert, allereerst tegen het bezien van het natuurschoon en het kunstschoon op de manier van de verstandelijkheid en in de tweede plaats tegen de bloot empirisch-realistische beschouwingswij'ze.

Het schoon toch is niet allereerst een quaestie van het verstand. Het is allerminst in een verstandelijk begrip om te zetten en vast te leggen al kunnen wij er wel over redeneeren.

Neen, het moet allereerst intuïtief gevoeld worden. Als wij b.v. de klank van een gong hoeren, dan kan dat in ons de gedachte doen opkomen, ; dat het tijd is om te eten en dat is natuurlijk heel verstandig, maar het heeft met schoonheid als' zoodanig niets te maken. Het gevoel van schooaiheid wordt bij' ons eerst wakker geroepen, als wiji belangelooze vreugde genieten in den klank van. het metaal.

Met die bloot-verstandelijke opvatting, dat afmeten van het schoon naar den maatstaf van oorzaak en gevolg, waartegen Knap zich verzet, hangt ook samen de eenzijdig empirische opvatting van het schoon in de natuur en in de kmist. Het empirisme, dat in zekeren zin tegenover het rationalisme staat, blijft beperkt tot de ervaring zonder meer. Het blijft staan bij de onmiddellijke realiteit en heeft geen oog voor de ideeën in de din, gen|. Het ziet de veelheid, de eindeloosheid, maar "niet de eenheid in de deelen, niet de innedijlde compositie, de harmonie.

Het natuurschoon gaat niet op in de eindelooze verscheidenheid, is niet de som van de eindige dingen, maar in de natuur is een verborgen harmonie, een eenheid in de veelheid en een rhythmisch verband. Knap noemt deze innerlijke harmonie continuïteit, regelmaat en rhythme. Dat zijn de drie grondvormen, waarin het ruimtelij'k natuurschoon zich aan ons openbaart en deze drie grondvormen moeten ook het kunstwerk beheerschen. Het kunstwerk mag geen uitwendige naturalistische cqpie zij!n van de natuur zonder meer. Daarmede veroordeelt Knap ook de bloot-empirische methode in het teekenen. Neen, als het onderwijs in het teekenen 'werkelijk zal bijdragen tot een hoogere ontwikkeling, dan moet het den leerlingen ook het oog openen niet slechts voor een uitwendige oppervlakkige realiteit, maar vooral voor den geestelijken bouw en het wezenlij'k compositorische in natuur en kunst.

Waar Knap in zij'n uiteenzetting vooral den nadruk legt op het compositorische van continuïteit, regelmaat en rhythme, verhoogd door contrastwerking, moet men niet uit het oog verliezen, dat in de opvatting van het schoon in engeren zin hetzelfde geldt van de kleur en den klank.

Hoe hij zich de harmonie hier heeft gedacht, heeft hij niet in het bijzonder uitgewerkt. Behalve zijn theoretische uiteenzetting in het algemeen, en de praktische toepassing van zijn beschouwing in het teeken onderwijs, geeft hij nog een interessante beschouwing over de kinaesthetische plastiek. Men zou kunnen zeggen, dat de gestyleerdheid, de compositorische bouw, die hij zag in al het geschapene en in de groote werken der kunst, en waarvoor hij in zijn teekenonderwijs bij zijn leerlingen het gevoel en het inzicht heeft willen wakker roepen, in de kinaesthetische plastiek, bewegelijk wordt. Het rhythmisch lijnenspel, dat in de natuur, in de schilderkunst en in de plastiek, als het ware in rust is, zet zich nn om in beweging van het menschelijk lichaam. De figuren hebben zich bij de voordracht volgens de zelfde innerlijke, immanente wetten van het schoon te bewegen en te groepeeren. De voordracht wordt hier bewegelijke schilderkunst of nog liever bewegelijke plastiek en dit niet in realistisch-empirischen zin, maar naar de innerlijke wetten van objectieve schoonheid.

De uitgave van dit boek met zijn vele rijke reproducties - is een unicum in onzen kring. Het verdient te komen in de handen van velen. Laat er tenminste in jedere Christelij'ke bibliotheek een exemplaar gevonden worden. Tenslotte moet nog bijzonder gewezen worden op de reproductie van het portret van ICnap, vóór in het boek, geschilderd door zijn talentvolle dochter. Het is infcensgelijkend, psychologisch-raak, van een fijne bonde kleur, een portret van bijzonder-voorname qualiteit.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Gerrit Willem Knap

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1933

De Reformatie | 8 Pagina's