Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Erotische.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Erotische.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Zeer scherp en logisch omschrijft met name Prof. Dr H. Scholz deze^ platonische liefde in zijn werk: „Eros und Caritas"i).

Hij stelt, dat d© platonische liefde ©en bepaalde idee (Eidog) als voorwaarde (Voraussetzung) heeft. Deze idee is di© van het schoon©. Z, ij is d i e zieletoestand, die op d © idee van het schoone berust.

Waarin bestaat nu dez© platonische Uefde?

Zij bestaat verder in ©en zich aangetrofc: ken weten en gevoelen door de ide© van het schoone, waarbij als derde eigenschap komt, dat zij slechts bij ©en mannelijk wezen gewekt kan worden.

Deze drie bepalingen worden nu door Dr H, Scholz aldus uitgewerkt:

I. Wat is de idee van het Schoon.©?

Zij heeft de volgende eigenschappen;

1. Zij behoort niet tot de klasse der zinnel'ijfczichtbare dingen, maar tot die der real© onzichtbare dingen (Gestalten).

2. Er zijn menschen, in wie zich deze „Gestalt" manifesteert, waarin zij present is, menschen, die deelhebben aan dezen vorm.

3. Zij is in lederen schopnen knaap of jongeling aanwezig. Niet slechts dan, wanneer hij zinnelijk; schoon is, maar dan eerst waarlijk en vol, als hij „schoon" is in geestelijken zin, wamieer hij' de „schone Seele" heeft, wier bestaan voor de ontvankelijkheid van de idee van het schoone een, kenmerk is. .

4. De „Geestalt" is echter niet slechts in lederen, knaap of jongeling present, die in ©enig opzicht schoon is te noemen, maar in alles, wat zoodanig samengesteld is, dat vnj moeten zeggen: „het is schoon".

Hierbij zij opgemerkt, dat zichtbaar en te grijpen alleen die dingen zijn, waarin de oergestalte van, het schoone aanwezig is, maar niet het schoone zelf. Het schoone zelf is buiten tijd en buiten ruimte, ex tr a-mun d an, een aei óv, autonoom.

IL Wat is nu te verstaan onder het zich aangetrokken weten en gevoelen door de idee van het Schoone? j

Wanneer een mensch de idee van het schoone schouwt, wordt hij in radikalen zin veranderd. Hij wordt een geheel ander mensch. Hij wordt door haar gegrepen. Hij reageert op "haar op tweeërlei wijze.

1. Het onder de idee van het schoone vallende voorwerp is een schoon, edel mensch, met name een knaap, een fongeling, een mensch, die hooger staat dan hij zelf. Dan gaat hij er naar streven, dezen mensch gelijk te worden, diens niveau te bereiken.

2. Het onder de ide© van liet schoone vallende voorwerp is een schoon, edel „doen" of een schoon edel „werk". Dan gaat hij er naar streven zelf de mensch te zijn met dit schoone, edele doen of dit werk.

ÏII. Wat verstaat Plato er onder, als hij zegt, dat dit streven slechts bij een mannelijk wezen gewekt kan worden?

Plato gaat er van uit, dat de vrouwen vande uitoefening dezer liefde uitgesloten, z ij n. Waarom ? Omdat zij minderwaardig zijn. En waarom zijn zij minderwaardig? Hierom, omdat barer niet is de scherpte van het zien, het schouwen, welke een noodzakehjke voorwaarde is om de idee van het Schoone te zien en schouwen. Want die idee moet „gezien" worden, eerdat zij haar aantrekkingskracht kan uitoefenen. En de vrouwen zijn ook niet productief in den zin, waarin, men productief worden moet, als men de idee van het Schoone geschouwd heeft. Want dan ontstaan „schoone werken", waarin de kuituur van den menschelijken geest zich doet gelden. Envrouwen brengen wel kinderen voort, maar nooit een kuituur. En eindelijk is het uitgesloten, dat in vrouwen zelf de idee van het schoone in dezen graad aanwezig, present is, daar de man voor de vrouw niet anders dan slechts in sexueêlen, geslachtehjken zin in beweging kan gebracht worden.

Voor Plato komt dus de vrouw voor de Erotiek niet in aanmerking. Zij is voor de zuivere belevingi van het Erotische eer .een belemmering. Hij maakt een scherpe tegenstelling tusschen „den la ge ren en gem e enen Eros", die lichamelijk vooral de vrouwen (en de knapen) doet liefhebben, eau tusschen een „hemelschen Eros". De eerst© is uit vermenging van het manlijke en het vrouwelijk© ontstaan; de laatste alleen uit het manlijke; ••-V i '•• 'f •• • "•'«^-••^'ii^'jOi-: -!''-'j • ••• •'•' •

zij is de oudere, en niet met wellust bevlekt.

Wie komen nu toe deze schoonheids­

beleving in platonische liefde? De-overgroote meerderheid der menschen blijft in de lagere hartstochten der zimielijkheid verstrikt. Dichters èh kunstenaars komen zoover, dat zij de idee der schoonheid duidelijk genoeg, zien om'"haar te doen spreken uit het marmer of uit de taal en de melodie hunner liederen. Maar slechts weinigen komen zoover, dat zij het steile pad beschrijden, dat van de schoonheid naar de waarheid leidt, en aldus met de kennis worden gelaafd, die onmisbaar is om de waarheid, die tevens goedheid is, in de daad van hun leven tot werkelijkheid te brengen. Dat zijn de philosophen, de wijsgeeren. En uit kracht daarvan zijn zij dan ook geroepen om de leidslieden en regeerders van menschen en volkeren te zijn. De „We-hrstand" en de „Nahrstand" zijn hun ten dienste.

Men moet echter bij het begin beginnen om dezen hoogen trap te bereiken. De zinnelijke ervaring toch levert het uitgangspunt, vanwaar men zich tot het schouwen der ideeën opwerkt. Daar kon ook Plato niet buitengaan bij zijn idee van het Schoone. En dat is het gevaarlijke voor de mei^scben, zelfs voor philosophen. Immers een deel van 's menschen bestaan zit vast aan het lager© leven, het „Triebhafte". Dat bewijst wel de ontaarding van de „knapenliefde", de paidestarie in Griekenland. Plato stelt haar zelfs hoog, want zij geeft een nauweren band dan d© gemeenschap met de kinderen. Uit zulk een Kef de ontstaan geestesschatten, gelijk uit d© lagere liefde kinderen.

Wat zal de mensch nu hebben t© doen, die zich aan de leiding van Eros toevertrouwt ten ©inde zijn bestemming te bereiken? De wijze Diotima, zegt Plato, beeft het aan Socrates geopenbaard. „Vroeg leer© die mensch een schoon lichaam te beminnen; dan meerdere; dan alle schoon© lichamen in zijn liefde op te nemen. Eerst daarna strekke hij zijn liefde uit tot de ziel, die in het schoone lichaam woont. Dan zal Eros hem leeren zich te hechten aan de ziel, meer dan aan ©enig lichaam, opdat hij de zinnelijk© schoonheid des lichaams leert vergeten, zoodat het hem mogelijk worde, o-ok de ziel t© blijven beminnen, die in een onbevallig lichaam woont. Dan zal in de hartstochtelijk ©n op 'bet edelst beminnend© ziel de liefde door haar gloed de schoonst© wijsgeerige gedachten doen ontwaken. Maar het einddoel is daarmede nog niet bereikt. Nog is het maar ©en concreet schoon, dat da liefde doet ontgloeien. Hooger stijgt zij, als zij DE, schoonheid zelve in dat alles en achter dat alles begint te aanschouwen, de idee der schoonheid, waaraan alles deel moet hebben, wat ooit schoon werd genoemd of zal worden genoemd. Dan is de hoogste trap bereikt. De ziel, die de hoogste schoonheid heeft gevonden, ver& enigt zich met baar in zalige omarming en treedt thans op het pad der hoogste waarheid. En daardoor is hij ook de hoogste goedheid deelachtig. Hij is één met de bovenzinnelijke wereld van het zijn en bet zijnde, d© wereld der ideeën in al baai rijkdom, en volkomenheid.

Het is dus onjuist aan Plato toe te schrijven, dat bij met zijn Eros verborgen, lagere bedoelingen beeft. Het komt hem alleen daarop aan, dat d© ziel (de geest) tot zijn volle ontplooiing kome, tot het hoogste bewustzijn van zijn doel rijpt, zich zijn, oorspronkelijk bestaan herinnert en daartoe terugkeere, zich opbeffe. In deze zaak zegt P.rof. Dr J. Waterink juist, dat Plato d© sfeer van het goede (evenals Kant later) absoluut aan d© sfeer, van den lust onttrekt. Daardoor wordt tegelijkertijd ook de Eros aan den lust onttrokken. Het is echter o.i. op grond van de beschouwing, welke wij hierboven gaven, onjuist, dat hij' poneert, dat Plato in Eros voornamelijk het ideaal van de eenheid tusschen vrijheid en macht ziet, waardooi een mensch tot liefde wordt gebracht. 2)

In deze verwijzen wij met name naar de scherpzinnige beschouwingen, welke Prof. Dr H. S c h o 1 z omtrent het wezen der platonische liefde beeft gegeven, gelijk zij in dit artikel zijn weergegeven. 3) , ;

KNOPPERS

^) Dr H. Scholtz, „Eros und Caritas", die platonische Liebe und die Liebe im Sinne des Christentums", Halle (Saaie) 1929. Wij gaan op het verschil tusschen de „Ideeën" van Plato en de „begrippen", evenmin op het verschil tusschen de Ideeën van Plato en de Ideeën van Kant, welke de auteur daarna uitwerkt, niet nader in, als in onze artikelenreeks niet ter zake dienende.


-) Dr J. Waterink, „De Opvoeding tot het huwelijk", pag. 109 V.V., Wageningen.

') Lectuur over de platonische liefde o.a.: R. Lagerborg: „Die platonische Liebe", Leipzig, 1926. Dr H. Scholz: „Eros und Caritas", Halle (Saaie), 1929. Dr M. C. van Mourik Broekman: „Erotiek en Huwelijksleven", pag. 13 V.V., Leiden 1932. Dr F. W. Foerster, „Christus en het menschelijk leven", pag. 7 v.v., Zeist 1925. H. Maier, „Sokrates, sein Werk und seine geschichtliche Stellung", 4ter Teil, 3tes Kapitel: „Plato und die Sokratik", 1913 enz.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Erotische.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1933

De Reformatie | 8 Pagina's