Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus en het Menschelijk Lijden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus en het Menschelijk Lijden.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is maar een sombere wereld thans. Er wordt veel geleden. Zichtbaar voor het oog der menschen, maar ook veel, heel veel in het verborgen.

Ge kunt zeggen, dat dit niets nieuws is. Dat dit altijd al zoo geweest is, sinds de zonde in de wereld kwam. En dat is ook zoo. Het probleem van het lijden is zoo oud als de zonde, en het „waarom? " en „waartoe? ", dat naar de lippen geperst wordt, is zoo oud als het lijden. De Babylonische literatuur heeft er zich reeds mee beziggehouden ; de Grieksche ook; de Middeleeuwsche eveneens; en de moderne niet minder.

Maar in den eenen tijd zijn de slagschaduwen die de oordeelen over deze wereld werpen toch donkerder dan in den anderen. En dan is onze tijd er zeker wel een die door de diepte gaat, met peillooze afgronden van lijden voor Rusland, voor China, maar met zeer diepe wegen toch ook voor schier alle landen, onder bijna alle rangen en standen. En een toekomst, die eer versombert dan opklaart.

De vraag: , , Wal moet de mensch met het lijden doen? " is daarom brandender dan ooit.

Het Christendom is een triumfantelijke lijdensgodsdienst. Zal de wereld zich nu tot het Christendom wenden om te leeren hoe de mensch in het lijden overwinnaar kan zijn?

Dit moet men dan in de eerste plaats leeren van Christus zelf, het grootste voorbeeld aak in dezen, ja, maar oneindig meer dan dat: immers alleen i n Christus — als begrepen zijnde in Christus — kan de Christen triumfeeren in zijn lijden, er winst mee doen voor zichzelf en anderen.

Daarom komt een boek dat zich bezighoudt, expresselijk en opzettelijk bezighoudt, met Christus en het Menschelijk Lij den, thans wel zeer van pas.

Ik heb den titel van dit laatste boek van den bekenden Stanley Jones, den schrijver van een reeks van boeken over Christus en Zijn werk, waarvan ik het eerste — Christus op den Indischen He er weg — indertijd ook op deze plaats besproken heb, letterlijk weergegeven: Christ and Human Suffering, Christus en het Menschelijk Lijden. Ik weet niet, onder welken titel het straks, vertaald — want dat spoedig een vertaling ervan het licht zal zien, lijdt wel geen twijfel — zal uitkomen. Maar men zal het toch wel herkennen, al zou — om redenen die ik niet zou kunnen bevroeden — de titel min of meer gewijzigd worden.

Goed dan. Maar de vraag dringt: „Wiat is dit voor een boek, dat in dezen tijd een oplossing wil geven van het allerbelangrijkste probleem dat zich aan ons presenteert? "

Want dat is het tocli: immers Gods eer en 's menschen geestelijk en lichamelijk wei-wezen zijn er ten diepste mee gemoeid.

En dan wil ik beginnen met te zeggen, dat het in vele opzichten een schoon boek is vol moode gedachten en treffende voorbeelden.

Er zijn ook schaduwzijden: de tegenstelling die gemaakt wordt tusschen de „Joodsche" — lees Oud-Testamentische — en Christelijke opvatting van het lijden; de beschouwing dat de schepping van den mensch als zedelijk wezen („instaat tot het goede en het kwade") voor God was „het groote avontuur"; de uitspraak dat wanneer God ons lijden niet van ons neemt, dit een compliment voor ons kan zijn als bewijs van Zijn vertrouwen in onze geestelijke kracht om dat lijden te gebruiken ten nutte van onszelf en anderen; deze alle zijn opvattingen die de onze niet kunnen zijn.

Maar toch: hier is een fijn-besnaard Christen, vol liefde tot den Heiland en tot zijn medemenschen, die zeer schoone, troostrijke dingen heeft te zeggen tot degenen die in lijden zijn, dat wil zeggen tot ons allen. Gods rechtvaardigheid èn liefde; het plaatsbekleedende lijden van Christus; de lichamelijke opstanding; de Tealiteit der wonderen, waarvan Christus zelf het grootste is; deze kernwaarheden staan in het centrum van zijn beschouwing, en daarin voelen we ons van harte één met hem. Wat hij zegt over het lijden Gods in Christus, dat behoort tot het wezen van Zijn liefde, en dat het volmaaktste geluk en de gelukkigste volmaaktheid insluit omdat het is voor anderen, heeft mij zeer getroffen.

Om eenigszins aan te geven Stanley Jones' opvatting van het kwaad, van de zonde, geef ik het volgende citaat: , , Het kwaad is doorgedrongen in de heele menscheljjke persoonlijkheid. Het kwaad van den geest is dwaling, het kwaad van het gevoel is lijden, het kwaad van den wil is zonde. Zooals het centrum van de persoonlijkheid is de wil, zoo is het hart van het probleem van het kwaad de zonde. „Zonde" is een leelijk woord, en de moderne mensch houdt er niet van. Zijn geest komt er tegen in opstand. Maar hij kan niettemin niet ontkomen aan de gevolgen der zonde. Zooals Carlyle zegt: „De zonde is, is steeds geweest, en zal altijd zijn, de moeder der ellende". Een zeer modern man maakte eens met veel voldoening de opmerking tegen schrijver dezes, dat zij nu dan toch kf waren van „die ouderwetsche hel van vuur en sulfer". Ik antwoordde dat, terwijl dit misschien voor velen zoo is, niettemin de moderne mensch had bevonden dat hij nog altijd was in de hel van de verbroken wet, en dat deze „nieuwe hel" waarschijnlijk even erg was als de oude, of slechter!"

Ik kan niet zeggen, dat Stanley Jones hier bijzonder helder of onaantastbaar is in zijn onderscheidingen, maar dit blijkt toch wel, dat de zonde voor hem een vreeselij ke werkelijkheid is, en de bron der ellende.

Ook in bijzaken vinden we bij den schrijver wel eens een zekere slordige naïeveteit in de onderscheiding der dingen en de conclusies waartoe hij dan komt. Ik wijs er b.v. op, dat hij in het verhaal van het rijden van Jezus op een ezel, bij zijn intocht in Jeruzalem, een stoutmoedige symboliek ziet, omdat de ezel het teeken van de diepste vernedering zou geweest zijn!

Zeer lezenswaard daarentegen is, wat Stanley Jones zegt over de Grieken, die Jezus wilden zien. Hij acht het waarschijnlijk, dat dit slaat op een poging der Grieken om den wijzen Rabbi van Nazareth (van wien zij zagen dat het — naar den mensch gesproken — verkeerd met hem zou afloopen) naar de Grieksche wereld, naar Athene zelf, te trekken, opdat hij daar in vrede zou kunnen peinzen en leeren, geëerd door de naar wijsheid dorstende Grieken, tot zijn dood toe. Brachten „die van Athene" niet hun tijd door met „wat nieuws te zeggen en te hooren"?

Dit is dan ©en tweede verzoeking, misschien nog zwaarder dan de eerste — in de woestijn — omdat de eerste verzoeking kwam aan het begin van zijn arbeid, en de tweede als het lijden zich toespitst naar hel bittere einde.

Het was de keuze tusschen ^, Athene met zijn schitterende, maar oppervlakkige belangstelling voor alles, en Jeruzalem met zijn kruis".

Het kritieke van het oogenblik blijkt uit het antwoord dat Jezus geeft: „Voorwaar, voorwaar zeg ik u, indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zoo blijft het alleen; maar indien het sterft, zoo brengt het veel vrucht voort. Die zijn leven liefheeft, zal het verliezen; die zijn leven haat in deze wereld, zal het bewaren tot het eeuwige leven".

Jezus is ontroerd, nu de verzoeking Hem zoo vlak voor de beslissing plaatst: „nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal ik zeggen? Vader, verlos mij uit deze ure? " Doch Zijn beslissing is genomen: „Maar hierom ben ik in deze ure gekomen. Vader, verheerlijk Uw NaamI"

Jezus, zoo zegt Stanley Jones, gaf God een blanco cheque, geteekend met Zijn eigen bloed. De beslissing voor alle eeuwen hing aan dit oogenblik, en Hij begaf hem niet.

En de Vader zelf neemt de groote zelfovergave van den Zoon aan, ten aanhoore van de gansche schepping: „Daar kwam dan een stem uit den hemel, zeggende: Ik heb hem verheerlijkt en ik zal hem wederom verheerlijken".

Stanley Jones tracht zijn verklaring van dit ontroerende gedeelte van Johannes XII te meer aannemelijk te maken, door te wijzen op de overlevering, die verhaalt dat de Vorst van Edessa een gezantschap naar Jezus zond om Hem te vragen naar Edessa te komen. Werkelijk zou dus iets dergelijks hebben plaats gehad.

Schoone passages vindt ge in dit boek vati Stanley Jones. Stoute beelden gebruikt hij soms: , , , God staat op de bergtoppen der Eeuwigheid, Zijn blik gericht op de wegen des Tijds die daarheen opklimmen; wachtend, met zoekende liefde wachtend op den terugkeer van verloren zonen tot Zijn vergevend Vaderhart."

Of lees deze passage:

„Toen de vervolging ontstond na de steeniging van Stephanus, werden de discipelen verstrooid door de woede dier vervolging. Maar het resultaat; „Zij die verstrooid werden, gingen overal, verkondigende het Woord". Zij werden gebeukt door den moker van onrechtvaardige macht, maar het aanbeeld waarop zij lagen was het aanbeeld van Gods hooge bedoelingen, en iedere slag die hen

Irof, wierp de vonken in iiet rond die het vuur verspreidden. Tegelijk werden zij gehamerd in een vorm die hen tot doelmatiger instrumenten maakte van den Goddelijken Wil".

Ten slotte — en moge dit tevens dienen als ©en staal van Stanley Jones' betoogtrant en als een aanwijzing van de richting waarin hij de oplossing van het raadsel van het lijden zoekt:

„Paulus en Silas zaten te middernacht in een diepen kerker, met voeten en handen in den stok, en hun rug bloedend van wreede geeselslagen. Wiat hadden zij gedaan om dit te verdienen? Niets, behalve dat zij hun medemenschen zoo lief hadden, dat zij niet konden nalaten, het beste dat zij hadden met hen te deelen. Dat beste Was Christus. Maar dit was hot resultaat. Dus zaten zij daar te klagen dat het met den godsdienst niet ging, dat God hen beschaamd had laten staan, dat er geen recht in de wereld is, en dat zij maar een heel droevig schouwspel opleverden vanwege hxm trouw aan de heele zaak. Werkelijk? Neen, neen: „Te middernacht zongen Paulus en Silas". Zongen! Kwam er ooit een lied uit de diepte van zwai-ter onrechtvaardigheid en had het daardoor ooit een dieper beteekenis? Hooger en hooger stegen hun lofzangen, totdat zij in zulke hooge tonen jubelden, dat God de aardbeving er bij moest brengen bij wijze van basi Voordat het morgen was, was de stokbewaai'der bekeerd, de grondslag voor een Christelijke kerk was gelegd, en later schreef de man wien zulk een groot onrecht aangedaan was in een kerker in dat Philippi, een brief aan die kerk — een brief die thans een sieraad is van ons Nieuwe Testament, en onzen geest verrijkt wanneer we hem lezen. Zij lieten het lijden maar niet passief over zich komen, ze trachtten er ook niet aan te ontkomen , — ze gebruikten het!"

Dat is de grondtoon van dit boek: we moeten in de kracht en op het verheven voorbeeld van Christus, iets doen met het lijden, met den tegenspoed, iets doen ter eer van God en tot heil van onzen naaste en van onszelf. Ook in dezen donkeren crisistijd.

J. VELDKAMP.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Christus en het Menschelijk Lijden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's