Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Vereenlging van 1892.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Vereenlging van 1892.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI.

(De kern van de zaak. 1.)

Tot nog toe heb ik in deze artikelenreeks tegen Ds Jongeleen in hoofdzaak twee dingen gedaan.

In de eerste plaats heb ik hem getuigenissen van verschillende voormannen der scheiding laten hooren, om aan te toonen^ hoe onrechtmatig zij zich als de wettige geestelijke nakomelingschap der vroegere afgescheidenen beschouwen, die de vereeniging van 1892 verwerpen; en hoezeer ten onrechte de Chr. Gei-ef. Kerk beweert, dat hierom de geest der vaderen bij haar voortleven zou.

Daarna heb ik de geschiedbeschrijving, die Ds Jongeleen van de jaren rondom 1892 geeft, op enkele punten gecontroleerd; om tot de slotsom te komen, dat de bronnen, die ook hem ten dienste stonden, liem niet het recht gaven om te schrijven, zooals hij deed.

Mijn derde en laatste taak is nu nog, om in een kleine groep van artikelen de eigenlijke kern van de zaak te bespreken, ^ en de gronden te onderzoeken, waarop men in 1892 zich afscheidde en die ook door Ds Jongeleen nog verdedigd worden.

Als leiddraad kan hierbij gevoegelijk dienen het bezwaarschrift, dat door Ds F. P. C. L. van Lingen en Ds Js. "Wisse Czn. op de synode te Amsterdam van 1892 werd ingediend, en waaraan 637 leden uit 8 verschillende gemeenten adhaesie betuigd hadden. Weliswaar zijn toen ook nog andere bezwaarschriften, geteekend door ruim 70 andere leden, ingekomen; maar naar liet oordeel der commissie, die deze stukken vonr de synode had te onderzoeken, kwamen die laatste over het algemeen zeer wel overeen met dat van Ds van Lingen en Ds Wisse; zoodat ik met de bespreking van het hunne kan volslaan. i)

Doch in dit laatste hebben wij dan ook het officieel e stuk voor ons. Hier mogen wij verwachten, de weloverwogen gronden te vinden, waarop men zich voor God gebonden achtte, om tot eigen kerkformatie te moeten overgaan. Hier zal dan ook de beslissing moeten vallen, of het gelijk is aan de zijde dergenen, die met de vereeniging meegingen, .dan wel bij hen, die dit niet gedaan hebben. Blijkt dit bezwaarschrift ontoereikend, dan mist de Chr. Geref. Kerk haar lieele bestaansrecht ook.

Reeds de aanhef van dit stuk is typeerend. Daar wordt niet gezegd, dat de vereeniging met de doleerenden door God verboden was. Trouwens, dat kon men ook niet zeggen, omdat dan ook het samengaan van Ds van Lingen en Ds Wisse ver-. oordeeld werd, daai-de eerste zelf uit de doleerende kerk afkomstig was. Maar men schreef: „Tegen die Vereeniging, op dit tijdstip en volgens deze voorwaarden, richt zich juist met allen aandrang onze bede. Het heil der gemeenten, het ongeschonden bewaren van het Beginsel der Afscheiding, het recht der afzonderlijke gemeenten, om O'vei' hare Vereeniging met andere te beslissen, de vreeze voor scheuring in eigen boezem, dringt ons Uwe vergadering met alle bescheidenheid, maar daarom met niet minder klem te verzoeken: broeders! sluit thans nog niet definitief de door zoovelen gevreesde Vereeniging".

Men was dus niet tegen vereeniging. Het zij herhaald : men kon het ook niet zijn, omdat in Ds van Lingen en Ds Wisse doleantie en scheiding reeds samengingen. Maar men maakte er een tactische kwestie van en ging het zoeken in de neven-omstandigheden. Men had bezwaar tegen den tijd, wanneer, en de wijze, waarop. Men verliet het terrein, waar de bevelen Gods en de schriftuurlijke beginselen onze gedragingen beheerschen; en men stapte over naar het gebied, waar angstvallig gevraagd wordt, of alles wel precies formeel in orde is en of hel op het oogen'blik wel tactisch en voorzichtig, wel wenschelijk en verstandig is. En eenmaal op dit terrein aangeland, deed men bovendien nog 't minste, wat daar gedaan kan worden. Men ging niet positief te werk. Men deed niet openhartig een voorslag, wat er dan wèl gedaan moest worden om de vereeniging, ook tot bevrediging van de bezwaarde broeders, tot stand te brengen. Maar men bleef negatief. Men oefende kritiek op den gang der zaken. En om"dat men hierover niet tevreden was, ging men het lichaam van Christus scheuren en institueerde zich tot een zelfstandige kerk.

En geheel overeenkomstig dezen aanhef is ook de inhoud van het protest. Daarin worden vijf bezwaren genoemd.

Het eerste luidt aldus:

„Nooit is den Kerkeraden verzocht of opgedragen, de vergadering van manslidmaten in elke gemeente op te roepen, ten einde al of niet toie te stemmen in de voorwaarden van Leeuwarden en de verklaring, daarvan gegeven, hetgeen toch het onvervreemdbaar recht der gemeente mag gerekend worden, omdat de Vereeniging alle gemeenten met de kerken in doleantie samenbindt Wij achten daardoor de rechten der gemeenten verkort."

Ds Jongeleen dikt dit nog eens aan door te zeggen: „O, ik weet wel dat men deze zaak gemakkelijk tracht goed te praten, maar die is niet goed te praten, dat is een zeer belangrijke fout geweest De vraag is, moest dat, of moest dat niet. Ik schrijf hier neder en laat men probeeren mij te weerleggen dat dit e i s c h is van Geref Kerkrecht" 2)

Dit alles klinkt wel heel kras. Toch meent reeds Ds Jongeleen zelf dit eerste bezwaar niet zoo erg als gij uil deze aanhaling vermoeden zoudt. Hij zegt wel, dal het een eisch was van Geref. kerkrecht, dat de kerkeraden de gemeenten hadden moeten hooren; maar hij voegt er onmiddellijk biji: „Dial de Doleerenden dit niet hebben gedaan, daarvoor zou nog iets te zeggen zijn, immers daar waren de Kerkeraden vrijwel overtuigd, dat de gemeenteleden tegen de Vereeniging der beide Kerkengroepen geen bezwaar hadden, maar bij de Christelijk Gereformeerden was dit geheel anders." s)

Nu van tweeën één: het was inderdaad eisch van Gereformeerd kerkrecht, om de leden te hooren; maar dan was dit eisch zoowel voor de kerkeraden der doleerenden als voor die der afgescheidenen. En dan moet Ds Jongeleen niet zeggen, dat de doleerenden vrij waren lerwille van de praclische omstandigheid, dat ze wisten, dat de gemeenteleden over het algemeen geen bezwaren 'hadden. Of hel hooren was niet zulk een strenge, principiëele eisch van het Gereformeerde kerkrecht, maar dan gaan niet alleen de doleerenden, doch ook de afgescheidenen vrijuit en waren ook zij .fr niet toe verplicht orn de zaak door gemeentevergaderingen ie laten beslissen.

De synode heeft dit bezwaar dan ook niet gegrond bevonden. Zij heeft niet uitgesproken, zooals Ds Jongeleen vertelt, dat dit uilging vajn Iti^ dependentislische beginselen^). Dit is weer één van de vele historische fouten van Dis Jongeleea Want een dergelijk oordeel is wel tijdens de discussie door een der prae-adviseurs, maar niet door de synode zelf geveld.'')

De synode besloot alleen te antwoorden: „Wat a. betreft van het gedrukte bezwaarschrift, waarin bezwaarden achten de rechten der gemeente verkort te zijn door haar niet gehoord te hebben, oordeelt de synode, dat aangezien het geldt de vereeniging van Kerkengroepen, de gemeenteleden in hun rechten niet zijn verkort." ^)

En iemand als Prof. Lindeboom, die zelf wel iets

voor dit bezwaar voelde, heeft desniettemin, reeds voordat de synode bijeenkwam, de onwettigheid er van aangetoond:

„a. Dat de leden der Gemeente veel meer in deze dingen hadden moeten gekend worden, is ook ons oordeel. Doch dat ligt niet aan de synode. De Synode van Assen heeft de Conoeptacte „aan de Gemeenten" gezonden, en toch hebben vele Kerkeraden de leden der Gemeente er niet in gemoeid. Daarbij komt, dat nu al de stukken dadelijk zijn openbaar gemaakt, zoodat al de leden der Gemeente van hun recht om bezwaren in te dienen en inlichtingen te vragen, hebben kunnen gebruik maken. Ook zou het voor de meeste leden wel uiterst moeilijk zijn, een zelfstandig oordeel uit te spreken over de voorwaarden van Leeuwarden. En IXB. Wi. en V. L. kunnen toch ook niet meenen, dat zulke zaken door stemming der leden tot beslissing kunnen en mogen gebracht worden. Ten slotte zouden zij toch ook een beslissing door de synode noodig achten. ••

In elk geval is dit bezwaar, na .al wat er geschreven en gesproken en gedaan is, niet van overwegend belang".')

Ja, gesteld eens dat dit bezwaar ten volle gelden moest, dan mag nog de vraag gesteld, of het feit, dat de kerkleden in hun recht eenigszins verkort zijn, het vormen van nieuwe kerken wettigt. Ik meende^ dat het een specifiek Chr. Gereformeerde opvatting vvas^ dat dan alleen tot eigen kerkformatie mag overgegaan, wanneer de andere kerken V a 1 s c b e geworden zijn.

Het tweede en derde bezwaar ga ik thans stilzwijgend voorbij, omdat ik daaraan een afzonderlijk artikel wijden wil.

Het vierde bezwaar werd aldus geformuleerd: „d. Een ander bezwaar is niet ons geringste. Het is onze vaste overtuiging, dat de wederkeerige liefde, die toch bij elk huwelijk, ook biji dat van deze Kerkengroepen, een allereerste vereischte is, maar al te veel wordt gemist, en zoodanig huwelijk noodwendig bron van betreurenswaardige verwarring en tweedracht zal worden".

Heb ik goed gezien, dan geeft Ds Jongeleen van dit bezwaar geen nadere explicatie. Misschien ziet hij zelf in, dat dit kant noch wal raakt, en dat wat de opstellers van het bezwaarschrift „niet het geringste" noemen, juist wel het allerminste en allerzwakste is.

De synode sprak dan ook na korte bespreking hierover het volgende oordeel uit: „Retrekkelijk d, waarin bezwaarden, gebruik makende van het beeld van een huwelijk, de vaste overtuiging uitspreken, dat de wederkeerige liefde maar al te zeer wordt gemist, verklaart de Synode allereerst dat het beeld van een hnwelijk minder juist is gekozen; ten tweede, dat de Synode op grond van algemeene en persoonlijke ervaringen de overtuiging, dat de wederkeerige liefde maar al te zeer wordt gemist, niet deelt; en dat zij niet twijfelt, of de liefde zal wederzijds aanmerkelijk toenemen bij meerdere oefening van de gemeenschap der heiligen." «)

En Prof. Lindeboom, ook door Ds Jongeleen een voorstander van het echte afscheidingsbeginsel genoemd, weerlegde — wederom vóór de synode — ook dit bezwaar: „Het beeld van een huwelijk is niet juist. We zijn broeders en zusters. Allen die oprecht Jezus liefhebben, hebben ook elkander lief. Nu blijkt, helaas, van die liefde nog veel te weinig. Doch dat is ook niet geheel onverklaarbaar. Ieder is bang, dat de ander hem te na komöni zal en schade doen aan wat hij „beginsel" acht. En aan weerszijden is hier gebrek ©n schuld. Het beste middel om de liefde op te wekken en haar ruime wegen te bereiden, is ongetwijfeld, niet het tegenwerken van een plichtmatige samenwoning als kinderen van éénen vader, maar wel het arbeiden tot wegneming van struikelblokken en het aannemen van elkander, met alle zwakheden, onaangenaamheden, enz., gelijk ook Christus ons. Zijne vijanden en nu nog gebrekkige, ja dikwerf nog zoo lastige leden en dienaren, aangenomen heeft tot zijne vrienden en broeders. Indien wij, vereenigd, naar Gods Woord elkander behandelen, dan zal het wel goed gaan; en die dan het meeste verdraagt, om Christus' wil, zal den meesten vrede hebben en het meest tot zegen gesteld worden." ^)

Trouwens, sinds wanneer is het eisch des evangelies om te zeggen: wij hebben elkander niet genoeg lief, en Sus blijven we uit elkander? In plaats van aldus te overwegen: Wij moeten krachtens het qebod Gods in eenheid ea. liefde samen door het leven gaan; en daarom zullen wij in de kracht des Geestes arbeiden, opdat er aan onze gedeeldheid terstond een einde kome, en. wij weer samen kunnen leven zooals het van God ons ger boden is? Een kerk mag toch niet op antinomiaansche grondslagen gesticht?


1) Acta, art. 31, blz. 14.

2) t.a.p., blz. 30.

3) t.a.p., blz. 31.

4) ta.p., blz. 31.

5) Acta, art, 31, blz. 15.

6) Idem, art. 31, laatste alinea.

1) Mag en zal de vereeniging doorgaan? Brief aan X., IJ. en Z., blz. 7.

2) Acta, art. 35.

3) ta.p., Wz. 8.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

De Vereenlging van 1892.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1933

De Reformatie | 8 Pagina's