Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nog eens weer: Noodige waarschuwing.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog eens weer: Noodige waarschuwing.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van wat het Vlaamsch Katholieke lijdschrift „Jong Dietschland" in zijn November-atlevering scnreef over den geest der huisiige noord-nederlandsche romanliteratuur, was het vorige artikel een „noodige waarschuwing", om bij het koopen van nieuwe boeken in deze dagen van het boekgeschenk met voorzichtigheid te werk te gaan. Er is in de moderne romans en in het bijzonder in de moderne probleem-romans zooveel, dat geestelijk-zedelijk niet te aanvaarden is — daarop doelt de bijdrage in bovengenoemd lijdschrift — dat „reserve" dringend geboden is. Juist in het karakter van den roman liggen elementen, die itkerinen artistieke qualiteiten, verwerpelijk kunnen maken.

Deze noodzakelijke reserve ten aanzien van de moderne literatuur is mede een der redenen, waarom we met ingenomenheid begroeten zulke boeken, die in geest en sb'ekking door de christelijke levensovertuiging worden gedragen. Tegenover de ongewenschte en gevaarlijke lectuur vormen ze een tegenwicht, in de behoefte aan leesslof zijn ze een voorziening, en, laatst maar niet het minst, ze kunnen een positieve, bouwende kracht uiloefenen. Hoe grooter hun aantal wordt, des te sterker kan de tegenweer zijn legen verwerpelijke literatuur. We hebben dan wal anders aan te bieden als we het lezen van vele boeken moeten ontraden; aan de vraag naar lectuur kunnen we tegemoet komen; bij de veelheid en verscheidenheid van — wat ik nu maar gemakshalve zal noemen — „moderne" boeken, behoeven we niet met ledige handen te staan. Diaarom is alleszins verblijdend de groei der christelijke romankunst, die sinds een tien-vijf tiental jaren valt op te merken en kunnen we ons verheugen zoo dikwijls een nieuwe aanwinst het reeds beslaande komt versterken.

Maar nu doet zich in den laatslen tijd een verschijnsel op, dat ook ten opzichte van de christelijke romankunst lot een „noodige waarschuwing" noopt. 1

Al eerder heb ik haar doen hooren, in een artikel van bijna een jaar geleden (no. van 27 Jan. 1933) en er is op dit oogenblik weer aanleiding toe, nu dezer dagen de roman verscheen Wi ij k e n d e Wi e g e n, van Willem E v e r s. i)

De quaestie, waar het om gaal, heb ik indertijd aldus geformuleerd: ... (hel) komt voor, dat in romans nawijsbare gebeurtenissen worden behandeld, gebeurtenissen van min of meer recenlen datum, die in een bepaalden kring zich hebben afgespeeld. Wel worden dan de namen gefingeerd en soms ook in de verhoudingen en de omstandigheden eenige wijziging gebracht, maar voor hen, die van de gebeurtenissen op de hoogte zijn, is het verhaalde duidelijk te herkennen en ook zijn de personen, die optreden, uil hel fictieve beeld gemakkelijk te realiseeren".

Dit euvel, dal ik toen met onderscheidene argumenten heb bestreden, doel zich nu in „Wijkende Wegen" weer op, zelfs in nog sterkere mate. En ik acht hel voor een gezonde ontwikkeling van onze noodige en zeer te waardeeren christelijke romankunst zóó funest, dal ik meen andermaal er legen te moeten waarschuwen.

„Wijkende Wegen" namelijk behandelt in romanvorm het conflict, dat zich in 1926 in de Gereformeerde Kerken heeft afgespeeld.

Hoofdpersoon is een theologisch student, die aan de Vrije Universiteit zijn opleiding heeft genoten, en, klaar om zich aan hel cla, ssicale examen te onderwerpen, in conflict komt met de classis. Al lang heeft hij zich ontrust gevoeld over de doode, dogmatische prediking en het veldwinnend formalisme. Hij heeft een geestelijken strijd doorgemaakt, die héél zwaar was en hem aan hevige slingeringen ten prooi heeft doen zijn. Zijn vader is predikant in een der Gereformeerde Kerken, een voorbeeld van den starren dogmaticus, onder wiens prediking de student dikwijls zich heeft afgevraagd, of vader „de gemeente geen steenen voor brood gat", en lange, meestal heftige, gesprekken met dezen zelfverzekerden man hebben hem al meer van diens geesteshouding zich doen afkeeren. Daarbij zijn in de laatste maanden de beroeringen in den lande gekomen. „Er kwam over het gansche land steeds meer verzet tegen de dorre dogmatische verstarring, die hel levende Calvinisme dreigde te zullen verslikken". Te avond of morgen moet een breuk komen. Ab de Jager (de student) loopt al meer vast op de stelsels en stellingen, die hij rondom zich ziet opgetrokken, en zijn eerlijke natuur, zijn waarheids-en rechtvaardigheidszin laten geen compromis toe. De breuk komt bij gelegenheid van zijn examen, in een classisvergade^ ring, die, tragische bijzonderheid, door zijn vader wordt gepresideerd. Over wat hij gezegd heeft in zijn preek rijst critiek; zijln verantwoording is onbevredigend; de classiszitting wordt een procedure, die eindigt met zijn afwijzing, 't Slot is dan, dat hij geheel breekt met de Gereformeerde Kerken en zich stelt in den dienst van een der christelijke zendingsgenootschappen.

Rondom deze hoofdlijn behandelt het boek zijn stof, in breede analyseering van de gevoelens en bezwaren van den jongere (en van anderen met hem) en in de teekening van de houding der ouderen daartegenover. De beschrijving van de classisvergadering, woerd en wederwoord daar in dien heftig geêmolioneerden kring, nemen ©en groot deel van den roman in beslag.

Zonder twijfel is, literair gesproken, het Iwek „sterk". Welverzorgde stijl, natuurlijke spanning, goede, logische bouw, maken het tol een literair bock, dat alszoodanig de erkenning als kunstwerk ten volle verdient.

Eveneens is builen kijf het boek geschreven uit eerlijke overtuiging. Mij dunkt dat iedere gedachte aan sensatie of lust-lot-criliek moet worden uitgesloten. De Auteur heeft zijn verhaal, vol van pijnlijke momenten, geloof ik, niet geschreven uit de behoefte om pijn te doen.

Ik zet deze beide erkenningen voorop, omdat objectieve beschoaiwing ze vordert. •

Maar onmiddellijk daarnaast stel ik mijn bezwaar, een bezwaar dat voor mijn besef zoo ern-

stig is, dat ik in dezen, literair goeden, roman niet een aanwinst, maar een bedenkelijk symptoom van verwording voor onze ciiristelijke romankunst zie.

Dat bezwaar is, dat de Auteur tot romanstof heeft genomen een materie, die absoluut geen romanstof is, voor bewerking in romanvorm niet sleciits ongescliikl, maar ook ongeoorloofd is. En dat om het karakter van den roman.

In het genoemde artikel van Januari heb ik daarover in den breede gesproken. In z'n hoofdzaak herhaald komt het daar opgemerkte hierop neer, dat de roman de literatuurvorm is, die aan den Auteur ruimte laat fantasie door de werkelijkheid te mengen, en een „verzonnen" wending aan het gebeuren te geven, die een zelf-gesponnen mo^ tief-draad door dat gebeuren heentrekt. Naar de l)ekende qualificatie is de roman „een persoonlijk benaderen van de gegeven werkelijkheid", dat wil dus zeggen, dat er altijd iets individueels in is, dat recht van bestaan heeft niet alleen, maar door het emotioneele, dat de kunstschepping meebrengt, zelfs een wezensbestanddeel is.

Wordt nu deze romanvorm toegepast op een stof als de onderhavige, dan kan de persoonlijke inslag en de persoonlijk gekleurde voorstelling niet achterwege blijven, — en daarmee is de weg vrij naar de tendenz, dat is, naar de antipode van kunst. Ook al zou er in dezen roman van tendenz geen sprake zijn wat betreft de gegeven voorstelling van zaken, dan nog is de gekozen vorm verkeerd. Want niemand heeft het recht een afwijking van de werkelijkheid te laken, aangezien het afwijken den auteur krachtens het romankarakter van zijn werk ten volle toekomt.

Hier nu zie ik het bedenkelijke. Als de christelijke romankunst haar stof gaat kiezen uit het reëel gebeuren op christelijk terrein, dat beteekent dus, een voorstelling gaat geven van werkelijke dingen zonder gebonden te zijn aan de preciesheid van die dingen, dan wordt ze een bron van machtelooze ergernis voor allen, die in die werkelijkheid betrokken zijn. Machtelooze ergernis, want ze kunnen niets beginnen, aangezien ze wat niet conform de realiteit is niet als onwaarheid kunnen en mogen bestrijden. En zoo zijn ze overgeleverd aan de volkomen-vrijheid-van-voorstelling, die de Auteur rechtmatig heeft. Daarmee schiet de christelijke romankunst hopeloos haar roeping voorbij en wordt ze, kan ze tenminste worden, een buitengewoon unfair strijdmiddel.

Ik zeg niet, dat deze roman zoo te bestempelen valt, maar wèl meen ik dat deze critiek met het volste recht óók tegen hem is in te brengen, oandat hij dien gevaarlijken weg' béti^eèdt, 'zelfs betreedt op een van zijn meest hellende gedeelten. Want dé kern van de stof is een procedure, dat is dus een zaak van rechtvaardigheid en gerechtigheid. Dat zooiets wordt behandeld in romanvorm, zóó nawijsbaar en zóó onmiddellijk liggend binnen den eigen tijd en een zeer nauwen kring van menschen, is een euvel, dat, zoo het navolging vindt, voor de christelijke romankunst niets meer of minder dan de ondergang beteekent. Zoo één stof voor roraanbehandeling ongeschikt en ongeoorloofd is, dan is hel de hier gekozene, die draait om consciènlie-quaesties en ambtelijke procedure. Het prospectus moge dan in heel mooie woorden zeggen, dat „het boek bevat een treffende weergave van den strijd voor behoud en vernieuwing, en van de wijze, waarop de gedachten van ouderen en jongeren en hiin gedragingen jegens elkander, kerk en gemeenschap reageerden", die algemeene, min of meer abstracte, formuleering bedekt een zeer ongewenschte en literair volkomen af te keuren werkelijkheid.

Want natuurlijk is het boek eenzijdig. De jonge man, in zijn strijd, in zijn veelszins tragische moeilijkheden om des gewetens wil, in zijn warme vroomheid en vroege godsvrucht, is kennelijk de sympathieke figuur. De lezer, die het conflict ziet groeien en de onverzoenlijke strakheid der ouderen daartegenover met leedwezen, ja met ergernis, optnerkt omdat zij, predikers van de liefde van Christus, niets daarvan in de practijk doen blijken, schaart zich als vanzelf aan den kant van den student en gevoelt, dat hem groot onrecht wordt gedaan. In het romankader valt daar niets op te zeggen: de auteur kan vrijelijk zijn kleureffecten aanbrengen. Maar ten aanzien van een gebeurde werkelijkheid schept het een eenzijdigheid, die, ik zei het al, aan tendenz vrijwel gelijk is. En, nog eens, daarmee is het boek als bijdrage tot de christelijke romankunst geoordeeld. „De beschrijving van de worsteling om het recht van eigen inzicht", zooals het prospectus het boek karakteriseert, is opzichzelf heel goed mogelijk in den roman, maar niet, als ze is de behandeling met duidelijke nawijsbaarheid van reëel gebeuren, dat nauwelijks in het verleden ligt.

Tegen zulk een onjuist gebruik van den romanvorm is altijd verzet gerezen.

Toen Elise van Calcar de geschiedenis der afscheiding in haar romans ging verwerken, vond dat in den kring der afgescheidenen een sterken weerstand, < iie in de brochure van den heer C. Mulder het duidelijkst tot uiting kwam. Toen Busken Huet zijn befaamde Gidsnovellen over het hofleven en de Tweede Kamer geschreven had, was hij zoodanig gecompromitteerd, dat - hij de Gidsredactie moest verlaten; en Potgieter, die er van geweten had, kon niet anders doen dan niét hem heengaan. Om zich te redden, zocht Busken Huet zich te stellen onder de bescherming van Mevr. Bosboom, die, naar Prof. te Wankel schrijft, „als kunstenares een vertrouwden naam" had. Toen men er Multatuli van verdacht, dat hij in zijn „Vorstenschcol" tegen nawijsbare verhoudingen had gechargeerd, haastte hij, die overigens op het standpunt stond „publiek ik veracht u" zich (in idee 930) te verklaren, „met chronique scandaleuse houd ik mij niet op". Toen Betsy Hasebroek haar doorzichtigen roman „Bedevaartgangers" geschreven had kreeg zij van den fijnen Willem de Clercq deze scherjve terechtwijzing: „men kan zoo duidelijk door den sluier heenkijken, dat dit wel uw laatste boek zal zijn". En — om ook een voorbeeld te ^even uit dezen tijd — toen Mevr. Alie van Wijhe-Smeding in „Harlekijntje" te herkennen personen en toestanden beschreef, werd van verschillende zijden verklaard, dat ze daarmee aan dit overigens literair zoo goede boek zijn waarde had ontnomen.

Voorbeelden alle, die op soortgelijke situaties betrekking hebben en die in één richting wijzen: dat de roman met nawijsbaren inhoud een literairniet-te-handhaven schepping is. En dan geldt dat wel direct voor dezen roman van Willem Evers.

Veelal is de nawijsbaarheid niet door lederen lezer, maar alleen door ingewijden te constateeren en kunnen dus de literaire qualiteiten nog tot hun recht komen bij hen, die den achtergrond niet kennen en daardoor het gegeven beeld in zijn levenswerkelijkheid waardeeren. (Dat was b.v. het geval met het boek dat tot het bovengenoemde Januari-artikel aanleiding gaf). Hier echter is er die nawijsbaai-heid voor elkeen, die in den kring der Gereformeerden (en ook ver daarbuiten) in het geding van 1926 heeft meegeleefd. Zelfs kan men bepaalde personen dadelijk herkennen. En dus is er in zijn volle zwaarte het gewraakte euvel, van welks vernietigenden invloed de vele literaire qualiteiten het niet kunnen redden. Daarom kan ik het ook niet anders zien, dan dat „Wijkende Wegen" een roman is, die C'nze christelijke romankunst achteruitzet en vooral, die haar schade doet bij degenen die van ons niet zijn.

Een „noodige waarschuwing" is m.i. hier alleszins op haar plaats.

Als de auteurs geen andere stof kunnen vinden, dan het direct nawijsbare in eigen kring, met al de evidente bezwaren, die daaraan verbonden zijn, dan doen ze heel wat beter maar te zwijgen, dan dal ze de reeks christelijke romans uitbreiden met boeken, die misschien goede romans zijn, maar aan het christelijke gebod der naastenliefde zich jammerlijk vergrijpen. Liever géén christelijike romans dan zulke.


") U.M. „Holland", Amsterdam.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Nog eens weer: Noodige waarschuwing.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's