Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bïassö.5is sn Calvijn, öe peters van één kinö.

De V(rijzinnig) C(hristelijke) S(, tudenlen) B(ond) hield onlangs zijn eerste winterccnterentie. De conferentie was gewijd aan het onderwerp: „Geloof als getuigenis". Men moet met het woord „getuigenis" tegenwoordig zeer Ier dege oppassen. Vroeger heetten de menschen nog al eens „getuigen", als zij zooveel bezonkenheid van oordeel en zooveel vastheid en onwrikljaarheid van overtuiging hadden, dat ze voor hun wèl-omschrevcn overtuigingsinhoud bereid waren, geestdriftig den dood Ie trotsceren. Tegenwoordig heelen velen „getuigen" die zooveel „harlstoclit" in hel oordeel en zooveel geslingerdheid en paradoxaliteil (= theorelischen wrik-wil) van overtuiging hebben, dal ze voor htm nimmer-omschrijtbaren overtuigingsinhoud bereid zijn, geestdriftig het leven te b'Otseeren.

De eisch, om voorzichtigheid te betrachten met het woord „getuigenis" bleek dan ook al dadelijk hier wel-van-pas te zijn. Immers, men wilde onderzoeken „OF" (! en toch is men al aan het getuigen toe!) „en in hoeverre in 't optreden naar buiten het getuigenis van eigen geloofsbezit beantwoordt aan de(n) rijkdom, die gegeven is in een ondogmatisch, humanistisch Christendom". De voorzitter van hel congres stelde deze vraag immers in zijn openingswoord.

Ter conferentie sprak Prof. Dr G. J. Heering over „de grondslagen van ons geloof". In het verslag trof mij de omschrijving van het geloof als „geestesfunctie", resp. idealisine; „het geloof' kan volgens Prof. Heering „het best gequalificeerd worden als divinatie!" Als het specifiek vrijzinnige in de(n) geloofsinhoud werd genoemd „de erfenis van Erasmus, wiens Geesteskind het Vrijzinnig Protestantisme evenzeer is als het dit is van Calvijn".

"We moeien op dergelijke uitlatingen wel terdege letten. Deze laatste maakt de rij der „cahdnisten" vol. Naast Barlh, en Haitjema, en Prof. Cramer komt nu ook al Prof. Heering zich als geesteskind van Calvijn aandienen. En terwijl eenerzijds zoowel van de zijde van Barth als onzerzijds al het mogelijke gedaan wordt, om Erasmus en Calvijn, humanisme en reformatie, uit elkaar te houden, en dit gepretendeerde onderscheid ook te bewijzen bij eerlijk historisch onderzoek^, daar wordt hier 'lusschen die twee een brug geslagen. „Zoo maar in de gauwigheid", zou men zeggen, als men niet tijdig zijn spontaneïteit bedwong door de overweging, dat hier de hoogleeraar resultaat van studie denkt te geven.

Dal komt zoo van al die „interpretaties". Men werkl te gaarne, niet mei auteurs, doch met hun „interpretaties". Prol. Haitjema schreef eens over de „bedenkelijke Calvijn-interpretatie" van Prof. Hoekstra, Dr Kraan, en mij; oinze oudere lezers herinneren zich, wal ik daarop heb geantwoord. Thans zullen we een debat kumien krijgen over diens „bedenkelijke Erasmus-interpretatie".

En inmiddels liggen de boeken van Calvijn en Erasmus Ie verdrogen in stoffige bibliotheekmagazijnen.

Ook de Christelijke politiek in gevaar. (IV.)

Wanneer Emil Brunner, over wien wij nu verder iets zouden zeggen, met duidelijke woorden in zijn brochure over den staat als probleem van de kerk, of in zijn boek over „Gebot und Ordnungen", de moge 1 ij kheid van een christelijke politiek ontkent, dan zijn de gronden, waarop deze stellige, en bij hem uil heel zijn denken noodwendigerwijs voortvloeiende, meeniiig rust, zeer duidelijk verwant aan wat wij boven als Kierkegaards grondgedachten aanduidden.

Ook Brttnner immers steekt van wal met do dualislische uiteenrukking van schepping en verlossing. Als Schepper bepaalt God hel „vanwaar" der wereld; als Verlosser he! „waarheen". Als Schepper is Hij haar „a a n V a n g" en „grond"; als Verlosser haar „einde" en „doel".

Dus is de gehoorzaamheid geen andere dan deze, dat wij de wereld, ook de historisch gegeven wereld, ook de in haar ons tegentredende scheppings-ordeningen, wel aanvaarden, maar dat wij tegelijkertijd, en iliel even groolen ernst en nadruk, in naam van de „toekomende wereld", die iramer.s de „vi'ereld der verlossing" is, die scheppingswereld V e r 1 o o c 11 e n e n, en er „n e e n" tegen zeggen, ertegen prolesleeren.

Immers, juist in het „midden", op de „grens" lusschen dit „vanwaar" en dit „waarheen", staat „het oügenblik". Hel „oogenblik" der koakrete beslissing, der „Entscheidung". Men kent uit de geschriften van lüerkegaard dat bekende, inttressaitle, maar moeilijke begrip van „hel oogenblik", met zij n konkrete „beslissing", (kxl, zoo zegt Brunner, roept ons van twee kanten zijn wil toe: hij doet dit van de schepping (het „begin") uil, maar ook van het , , doel" uit; eii v^ij kunnen nu Gods wil, al is hij één, slechts verslaan in deze tweeheid. God ziet op ons neer, als het Nvare, van die twee polen uit: uit het begin, en ook uil het eind. En wij hebbcii dan ónze positie in hel „midden" tusschen die twee; daar, in dat „midden", daar is ónze plaats, in het midden lasschen verleden en loekorasi, tusschen aanvang en eind, tusschen de scheppingswereld, déze wereld, en de toekomst-, de komende wereld. Het tegenwoordige „oogenblik", v/aarhi wij II ü leven, en tot een konkrele beslissing moeten komen inzake wat wij doen en laten moeten, het bindt ons geheel en al. Dat „oogenblik" is hel eenige, dat in onze macht slaat; het verleden staal niet in onze macht, de toekomst evenmin. Alleen dal „punt", dat ééne punt, dat wij „nu" noemen, het tegenwoordige oogenblik, de „Gegenwart", alleen dat staat in onze macht. Verleden en toekomst vallen in dat „oogenblik" ttiteen, het is de „grens" van het tegenv.'Qordige „nu", waarin wij opgenomen zijn.

Mag men nu tusschen die beide nog het „derde' begrip van den Verzoener plaatsen? Neen, zegt Brunner; wie dat doet, toont daarmee, dat hij nog niet begrepen heeft, dat de beide begrippen van „verleden" en „toekomst" een ethischen ziu hebben. „Verzoening", dal is juist dit „midd e n" van den lijd, waarin schepping en verlossing, waarin God als Schepper èn God als Verlosser aan ons openbaar wordt. Ons zfdelijk „oogenblik", dat is voor ons „de tijd der verzoening", en dus ook de „tusschentijd", ons „interim". Echt „evangelische" ethiek is daarom ook , , i n t er iinse thiek". Het ethische is naar zijn aard een interim, iels dat slechts provisorisch is, liggende tusschen „zondeval" en „opstanding"; het is de existenliemanier van deii „homo V i a t o r", den pelgrim, die de beslaande, gegeven, historische wereld maar nimmer algeheel aanvaarden kan, ze ook niet principieel aanvaarden kan, doch altijd haar „kritiseert", eu dus ertegen protesteert, omdat hij op weg is naar een „toekomende wereld", welke de bestaande, historisch gegeven, wereld oordeelt. De christen wéét van die toekomende wereld, wéét ook, dat zij hel gericht beteekent over onze scheppingswereld; en daarom kan ook alléén hij ernst maken met dit interimskarakter van de ethische gehoorzaamheid.

Üit dit alles vloeit dus voort, da, t „koinsetvatisme" en „revolutie" in. deze historische gcgevenheid nimmer tegenover el kaar mogen gesteld worden, als wareei ze eikaars volstrekte tegendeel, als ware de een' goed, de ander kwaad. Het konservatisme vergeet, dat God deze wereld als déze wereld niet wil; het rekent niet mot den ernst der zonde, niet met de macht van het komen der toekomende eeuvr. Wij kennen nu eenmaal geen andere wereld, dan deze zondige, geen andere gegevenlie den en ordeningen dan zondige, wij kennen de schep ping van God slechts als gebroken schepping, gebroken immers door de zonde. D'aai'otB komt Gods wil uit haar ons nimmer rechtstreeks tegen; alleen maar indirekt komt hij ons daarin tegemoet. Er is niets werkelijks in de wereld, dat God niet „wil"; maar er is tegelijkertijd ook niets in deze wereld, dat God ook niet NIET wil. Zoover het zijn schepping is, wil Hij het, maar zoover Hij het voorea wil tot de verlossing, tot de toekomende eeuw, wil H ij het óók niet. Geen enkel gegeven ding is als zoodanig in zijn zóó-zijn Gods ordening! of gebod. Wie dat voorbijziet, komt voJgens Brunnöi' tot een konservatisme', dat puur heidensch is. r> us moet alle , .konservatisme" worden begeleid door den drang naar „revolutie". Evenzeer revolutionair als konservatief is het christelijk gebod. Want het „gebod" van „God als Verlosser" zegt „neem" tot deze wereld; dus hebbeai - wij het (X> ^ te doen. „De gedaante dezer wereld gaat voorbij • „Zie, ik maak alle dingen nieuw". Als Scheppe'' verUtngt God van ons de erkenning van Zijn ord^-

Tiiiigeri, en het zich daarnaar voegen; dat is inderdaad het eerste, omdat wij van het „doel", dat ons immers onbekend is, nu eeamaal niet kunnen uitgaan. Maar als Verlosser eischt God van ons Lügclijkertijd, dat wij de gegeven ordeningen, die wij noodgedwongen nu eenmaal erkennen moeten, ook tevens niet erkennen; met het oog op het komende Godsrijk moeten wij onze handelingen inrichten; protesteerendo tegen wat w ij aanvaarden. Want de scheppingsordeningen, gelijk ze b.v. bindend zijn voor de verhouding tusschen ouders en kinderen, leeraren on leerlingen, regeering en burgers, ze zijn wel (krachtens do schepping, het „vanwaar"' der wereld) ordeningen viui oen onontkoombaar d w i n g e n d gezixgskaraktor; maar tenslotte zijn ze toch ook maar niets meor, niets hoogers dan: tucht-en dwangmiddelen, waarvan zich God bedient; ze aanvaar-< lendo, en erkennende, hec-ft de christen tevens ertegen te, protestoeren. Verabsoluteert hij zo, dan wordeir ze afgoden, waarvoor hij slechts knielen kan op straffe dos doods.

En hier komt weer naar voren Bruimer's vermenging van , , do wereld" eenerzijds en „déze (in zondo gevallen) wereld" anderzijds: eze scheppingsordeningen zijn, zegt hij, meteen werktuigen van een boos, gewelddadig kollektief egodsme (denk aan Kierkegaards staatsopvatting). Ze beheerschen wel de wereld, maar „de" wereld, die wij kennen, is slechts „déze", de „zondige", , , gebroken" wereld; en daarom zijn de scheppingsordeningen evenzeer dwangmaatregelen van God, als dat ze werktuigen zijn van dat booze kollektieve egoisme. Alle ordeningen zijn dat; de scheppingsordenüigen niet minder dan do ordeningen der zonde. In haar historischen vorm zijn de scheppingsordeningen niet minder dan de ordeningen der zonde t e g e 1 ij k e r t ij d openbaringen van de menschelijke zondigheid en goddeloosheid. Daarom luidt de wil Gods ten aanzien van de gegeven wereld — do om ons heen liggende wereld van den naaste —' niet slechts: ich ernaar voegen, maar ook: eerstand er tegen bieden, er tegen protestceren. Brunner drukt dat — helaas — uit met een bijbelschen term: , sich nicht der Vl''elt gleichstellear", en meent, dat hij tot het hairteereii van dezen term het recht ontvangt uit Romeinen 12:2.

En zoo valt hier onverbiddelijk de mogelijldieid van bepaald christelijke politiek weg. De christen is iemand van „boogere orde"; de staat, de historische gegevenheid, gelijk wij ze in staatsvorm en - verband ontmoeten, is van lagere orde. Ze behooren bij elkaar niet; wat de ridder der oneindigheid in de eenzaamheid van zijn , , oogenblik" doet voor het aangezicht van God, dat is iets totaal anders, dan wat hij doen moet, te doen veroordeeld is, in het historisch kontinueerbaar verband van staatsvorm en staatsdienst.

Een volgenden keer willen wij nog iets naders ervan zeggen, en trachten, kort aan te geven, waarom deze gedachten de onze in geenen deele kunnen zijn.

K. 'S.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's