Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbelstof en Bellettrie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbelstof en Bellettrie.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inhoud I. De critische vraag van enkele theologen bij het verschijnen van „De Sjoenemietische": „Is de Bijbeïsche roman voor den Christen aanvaardbaar? " — is geen kvi^estie van ja of neen, maar van meer of minder, van hoe. Raad zoeken in het verleden.Inhoud II. Gregorius van Nazianzus ziet er geen bezwaar in, in zijn drama „Christos paschoon" den Christus van het kruis dingen te doen spreken buiten de Openbaring om.

III.

Van Nazianzus naar Geneve 1

Elf eeuwen zijn verloopen. Het is de tijd, dat de Hervorming de hoogste waarheden der Openbaring weer gaat reinigen van het patina van menschelijke verzinsels, waardoor ze onkenbaar dreigden te worden.

Tijdens zijn verblijf in Lausanne als leeraar in het Grieksch heeft Theodoor Beza een Bijbelsch drama gedicht: „La sacrifice d'Abraham", Abrahams offerande, \— ten behoeve zijner leerlingen: een schooldrama. In de scholen der Middeleeuwen en Renaissance dienden ze, om de leerlingen te oefenen in hel spreken der klassieke talen en in vrijmoedigheid van voordracht. De eerste maal werd et gespeeld voor een gehoor van Fransche vluchelingen als de auteur zelf was en misschien binnenkort geroepen, hun eigen leven op Gods altaar e leggen. Men stelle het zich voor, om den heldenmoed te begrijpen, besloten in den gevoelvoUen eenvoud dezer verzen.

In de voorrede van een Lalijnsche vertaling van zijn stuk verdedigt Beza hel Bijbeïsche drama tegen critiek. Wat het genre betreft, moet men zich bij heilige dingen streng binnen de perken houden, maar onredelijke critiek houdt hij het voorbeeld van Gregorius van 'Nazianzus voor.

Geen pleidooi voor openbare vertooning bedoelt Beza te geven, maar voor de Christelijke vrijheid van het schrijven en lezen — èn vertoonen in de scholen. Ook in de Nederlandsche werd zijn drama in de jaren 1595 en 1605 vertoond.

De synode van Nimes van 1572 verbood, behalve voor scholen — en dan onder de noodige waarborgen — alle vertooning van Bijbeïsche stof, — niet hel schrijven en lezen. Maar zij wilde, dat daarbij nauwlettend zou worden toegezien, dat niet het spel de slof, maar de stof hel spel beheerschte. Beza presideerde zelf deze synode.

Beza's oordeel en practijk heeft ook voor ons

nog de grootste waarde. Dat Calvijn met hem liierin overeenstemde, kan, waar de historie van iets anders zwijgt, als argumentum e silentio veilig worden aangenomen.

In Nederland bleef men deze opvatting huldigen.

The synode van Dordrecht van 1578 plaatst zich geheel op dat standpunt en die van 1618 en '19 hield zich weinig meer met deze vraag bezig, waarover een vaste opinie zich had gevormd, i)

Bij het nagaan van den inhoud van Beza's stuk kunnen we korter zijn dan bij dat van Gregorius. Hel stuk zelve is ook veel korter. Personages zijn: Abraham, Sara en Isaac, twee groepen lierders, de Yerbondsengel, Satan. Het gegeven is zooals de titel aanduidt, de inhoud van Genesis 22. Het stuk is een z.g. eenacter met middenin een pauze. De groepen van herders treden er in op als het koor van vrouwen in den j, Christos paschoon", en Satan in monniksgewaad (hier wordt ge herinnerd aan de mysterie-en sinnespelen der rederijkers, die soms als strijdmiddel tegen de Roomsciie kerk werden gebruikt) berekent op elk moment de kansen der mislukking van het verlossingsplan.

Aandoenlijk is het gesprek tussclien Abraham én zijn kind, als het vreeselijk oogenblik langzaam, maar met benauwende zekerheid nadert. Laat ik alleen voor U vertolken het slotwoord vin den verlx> ndsengel.

Ik zweer U bij mijn eigen majesteit.

En bij de deugden mijner Goddelijkheid:

Omdat gij deze zaak aldus gedaan

En tot zoover mijn wil gehoorzaamd hebt.

Dat gij het leven van Uw een'ge boodt

Ondanks den Satan en zijn boozen wil.

Zal ik u zegenen met uw geslacht.

Ziet gij des hemels glinsterend gelaat?

Ziet gij de korrels van het oeverzand?

Zoo zal ik uw nakomelingschap doen groeien,

Dat zij het hen* des hemels in getal

En 't oeverzand in menigt' evenaardt.

Dat d'aard-omringende oceaan omwelt.

Uw zaad zal die het haten overheeren

En door dien Eencn, die zijn oorsprong neemt

Uit u, zal ik een rijken zegen leggen

Op alle volken van het wereldrond.

De schatten van mijn Goddelijke almacht,

Het milde loon voor uw gehoorzaamheid.

Gij zult mij toestemmen, heel wat minder dichterlijke kracht grijpt uit Beza's werk, dan uit den forscheren bouw van Gregorius ons aan. Maar bedden zijn één in den drang, hun God te dienen en te ve'-heerlijken met hun werk.

Beza zegt er zelf van: , , Terwijl ik deze heilige geschiedenissen las met verwonderlijk genot en éénig profijt, greep mij een begeerte aan, te trachten haar inhoud in verzen over te brengen, niet alleen om er dieper in te dringen en ze vast te houden, maar ook God te verheerlijken op alle mij mogelijke manier: pour louer Dien en toutes sortes a moy possibles".

In de derde plaats slaan wij een blik op twee bijbelsche epopeeën: „Het verloren paradijs" van Milton en Bilderdijks „Ondergang der eerste waereld".

Dr Kuyper schrijft in zijn rectorale oratie van 1892 „Het Calvinisme en de kunst" pag. „30: „Bilderdijk was als Calvinist Milton niet. Maar wie naast het „Paradise lost" Bilderdijks onafgewerkt epos legt, tast en grijpt toch in die verwante en elkaar aanvullende stof bij Milton en Bilderdijk de eenheid van de Calvinistische gedachte. Uit Bilderdijks epos niet minder dan uit Miltoms stouten zang voel ik mij nog altoos den donder van Gods vrijmachlige souvereiniteit in de ziel dreunen."

En in de 97ste aanteekening achter in dit geschrift zegt hij: „Het karakteristieke zoowel in Miltons als in Bilderdijks epos is, dat beiden een voorstelling in hun zang schilderen, waarin niet de mensch, maar God zelf tegen de macht van het booze strijdt.'" — Geen spoor dus bij Kuyper van een afkeurend oordeel.

Ik moet om de wille van mijn opzet de personen en dichtwerken, waarover het liiei' gaat, als globaal bij den lezer bekend aannemen en er mij toe bepalen, aan te toonen, wat deze grooten in geloof en kunst aandorsten in het contact van bijbelstof en bellettrie.

In den derden zang van het Verloren Paradijs zit de Zoon aan 's Vaders rechterhand op zijn hemeltroon en de engelen-legioenen staan rondom. Dan deelt de Vader het toekomstig lot van de menschheid mede en biedt genade aan, mits er zich onder de krachten des hemels een liefde aanbiedt, die zich mensch wil doen worden, om de schuld der menschheid te boeten.

Een stilte treedt in. Diepe ontroering vult den liemel en niemand waagt een woord.

Hij vroeg, maar 't heilig koor des hemels zweeg.

Stil bleef de gansche hemel; niemand bood

Als middelaar tol der menschen redding zich

Noch nam de last der schuld vrijwillig aan.

Zoo ware 't gansche menschlijke geslacht

Den helledood onmijdbaar toegevallen,

Had niet de Zoon, die 's Vaders liefde deelt.

Uit volle erbarniing dus zich aangeboden:

Vadea-, Gij gaaft uw woord van heilgenade; zou

Dat woord geen middel vinden als de snelste

Van , al uw boden, om uw scheps'lendom

Te zoeken en tot allen ongeroepen

en ongezocht te komen met zijn heil?

O Heil de menschheid, dat het nader komt!

Zij, eenmaal dood in zonden en verloren.

Kan lot de bron des levens niet meer komen;

Bezwaard met scliuld en krachteloos tot heil.

Kan geen verzoening of rantsoen zij brengen:

Te diep verviel zij tot verderf en schuld.

O, Zie op Mij^ op Mij. Ik bied mijin leven

Ter lossing van het hare. Laat uw toorn

Op Mij slechts rusten, Ik als zondaar gelden.

Om harentwil verlaat ik uwen schoot.

Vrijwillig mijd ik uwer glorie glansen;

Met vj-eugde zal Ik voor uw schepping sterven.

De wraak van schuld en zonden worde mijn!

In den achtsten zang treffen we een gesprek tusschen God en Adam aan, waaruit ik ook nog een korte strofe wil meedeelcn.

Als Adam zicti beklaagd heeft, dat de dieren hel genot van aanraking met huns gelijken genieten, gaat de dichter voort:

En onmisnoegd antwoordt de Almacht hem: „Een hoog geluk hebt ge, Adam, u verkoren In 't kiezen van een metgezel. Gij wilt de lust In 't midden van de lust niet eenzaam smaken. Wat oordeelt dan de mensch van zijnen God? Schijnt u mijn zaligheid dan ongenoegzaam? Ik ben alleen van eeuwigheid En niemand ken Ik, die op mij gelijkt Of mij gelijk is. Met wie ga Ik om. Als met de wezens, die Ik zelve schiep, Oneindig dieper onder Mij, dan ander u De wezens, die ik u lot vreugde gaf." Hij zweeg. Deemoedig sprak ik dan tot hem: „De hoogte en diepte van uw eeuw'ge wegen Te peilen. Opperwezen, daartoe reikt Geen menschelijk verstand."

Ik verzoek u den indruk, die deze strofen op u maken met die der andere vast te houden, tot we straks een conclusie zullen zoeken.

Dat ik niet heb gesproken over het episch of dramatisch dichtwerk van Grotius en Vondel, hoewel het in tijdsorde aan dat van Milton voorafgaat, vindt zijn reden hierin, dat van deze dichters .bekend is, dat hun religieus standpunt niet Calvinistisch was. Voor onze conclusie zou een beschouwing daarover van geen absoluut gewicht kunnen zijn.

Wel is van belang, nog even na te gaan welk standpunt Voetius, de groote puritein, vader der puriteinsche preciesheid, innam met betrekking tot het vraagstuk der verhouding van bijbelstof en bellettrie.

Rechtstreeks daarover gesclireven heeft hij niet.

Deze kwestie kwam in de zestiende en zeventiende eeuw alleen aan de orde in verband met het tooneelspel, in welk verband we ook Beza's treurspel hebben ontmoet.

In zijn „Disputatio de Commoediïs", in 1650 verschenen, keurt ook Voetius evenals de boven genoemde synodes, alle tooneelspel af en met name „Vertooning der Goddelijke en heilige dingen uit de Schrift". Hij gaat zelfs nog verder en besluit eveneens, „dat de vertooningen, genomen uit de kerkelijke geschiedenissen of uit de martelaarsboeken of uit hel leven der kerkvaders, niet moeten toegelaten worden." Hel is natuurlijk het weren van deze stof uit den wuften kring, dien het tooneel om zich verzamelde, wat Voetius — zeer terecht — wil bereiken. En dan zegt hij deze merkwaardige woorden, als iiij alle redenen, die tegen tooneelvertooningen in het algemeen gelden, heeft opgesomd:

„Niels is er, dat zij Icunnen uitnemen of ons tegenwerpen, tenzij misschien de voorbeelden van Nasiansenus (Gregorius van Nazianzus) en Beza, die heilige treur-en treurblij-eindende spelen hebben geschreven. Maar wij antwoorden: van het geschrift tot den tooneelhandel deugt de gevolgtrekking niet (non valet conclusie). Voetius wil zeggen: al keur ik het spelen van alle stof af, daaruit mag nog niet de conclusie getrokken worden, dat die afkeuring ook het s c h r ij v e n van drama's geldt.

In een slothoofdstukje van zijn „Disputatio", dat het opschrift draagt: „De vragen, die nog met dit geschil samenhangen", beantwoordt hij die, of liet geoorloofd is, blij-en treurspelen te schrijven, nog eens rechtstreeks aldus: „Wij zeggen neen, zoo het geschiedt om te vertoonen. Buiten verlooning willen we dit vernuftig soort van po^ eliek niet bestrijden, want het kan geschieden op een wijze, die schrijver nog lezer schaadt". Ook Voetius, de man die den tafeldronk, het dragen van lang haar voor mannen en liet orgelspel bij den zang der gemeente verbood, heeft dus kunst en bijbelstof niet willen scheiden.

En Petrus Wittewrongel, zijn tijdgenoot, die in Amsterdam van aangezicht tot aangezicht stond tegenover Vondels , opvattingen en praktijk, in dezen gesteund door de Amsterdamsche regeering,

doet in zijn „Oeconomia Christiana" eveneens: „Het is iets anders, een stichtelijke komedie oi tragedie te dichten en die te lezen, dan te spelen: schrijf spelen, maar speel niet".

SEERP ANEMA.


') Zie het art. van Prof. J. Wille in den iustrumbundel „Christendom en historie", dat den titel draagt: „De Gereformeerden en het tooneel tot omstreeks 1620".

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Bijbelstof en Bellettrie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's