Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De taak der Zending In Engelsch-Indië.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De taak der Zending In Engelsch-Indië.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

De geheel veranderde toestand in Engelsch-Indië heeft de vraag doen opkomen, of nu ook de zending niet anders moet optreden dan voorheen. Als het getij verloopt, moeten toch de bakens verzet?

In ons vorig artikel zagen wij, dat de zendingsinspeclor Ihmels tegen de verkeerde opvattingen o.a. van Heiier positie kiest, en wil, dat de zendeling zich houdt aan de opdracht van Christus zelfj dat hij echter zijn arbeid in den geest van ootmoed en liefde volbrenge, en dat hij rekening houde met den natuurlijken aanleg en gaven van den Hindoe, met ontwijldng van het syncretisme.

Op dit laatste komen wij nu in dit ons slotartikel terug. Het brengt ons tevens tot beantwoording van de vraag, of de boodschap der zaligheid in zeker opzicht ook pasklaar gemaakt moet worden voor den Indiër, om het gelooven te vergemakkelijken.

Eigenlijk is dit laatste voor ons geen vraag; de Schrift zegt ons, waaraan wij ons hebben te houden. Toch komt de zendeling op schier alle terreinen voor moeilijkheden te staan in verband met de wijze waarop hij zal prediken. En hier dreigt weer het gevaar van het syncretisme; daar de Indiër heel gemakkelijk zich verschillende elementen uit andere godsdiensten toeeigent en ze met zijn eigen godsdienst vermengt, moet de zendeling aldaar dubbel op zijn hoede zijn. Dat velen dit niet zijn, en het syncretisme in de hand werken, valt slechts te betreuren.

Op de bekende Conferentie van Jeruzalem 1928 zeide b.v. de bekende Dr Paul, dat de prediking van het Evangelie een voortreffelijke aansluiting heeft aan het Karma-geloof; en een zekere Chenchiah, een bekeerde Indiër, ging nog een stap verder, meenende, dat ook de leer der ; zielsverhuizing niet aan den Indiër mocht worden ontnomen.

Schijnbaar heeft deze redeneering iets goeds. Karma wil toch zeggen, dat de zonde van den mensch moet worden geboet, desnoods door een telkens weer terugkeeren der ziel in een ander lichaam, in een kringloop van jaren en van eeuwen. Hoe gaat de Indiër hieronder gebukt! Maar predik hem nu Christus; en zie, hoe onze Heiland dan als Verlosser wordt verbeerlijkt! Hij maakt aan dien kringloop een einde, Hij geeft aan de ziel verlossing, Hij boet voor de zonde en breekt het Karma!

Maar, merkt Dr Ihmels op, men neme deze leer van het Karma en de zielsverhuizing in haar consequenties, gelijk de Indiër natuurlijk doet. Volgens hem toch is de ziel een deel van God, gaat van God uit, en keert dan tot God terug om weer in God op te gaan, onder te gaan. Dat de Christelijke leer rechtstreeks tegenover dit pantheïsme staat, behoeft geen betoog. Daarom kan de leer der zielsverhuizing reeds niet worden geduld.

En wat het Karma betreft: de zonde is voor den Indiër niel veel anders dan het één zijn met de wereld, het behooren tot de zichtbare wereld; dat is dan ook de ellende van den mensch^ 4at hij door het Karma steeds weer terugkomt tot een stoffelijk bestaan op aarde; van de stof, van hetgeen zichtbaar is bevrijd te worden, en straks te worden opgelost in het nirwana, in het niet, in de godheid, zooals de golf zich oplost in den oceaan, is voor hem de verlossing. Hoe kan zulk een leer in het kader der Christelijke leer worden ingelijfd, om Christus als Verlosser te prijzen? Wat de Indiër zoekt is dus verlossing van het stoffelijke bestaan, omdat zulk een bestaan zondig is; maar de Schrift ziet in de zonde iets anders, en alzoo ook in de verlossing; deze is voor hem schuldvergeving, verzoening, en brengt hem tot God terug, dien hij als zijn hemelschen Vader mag liefhebben en dienen.

Dat menige zendeling toch de leer van het Karma en de zielsverhuizing aanvaardt, al zou het alleen zijn als een aanknoopingspunt, moet dus worden afgewezen, omdat het tot syncretisme leidt, ja ertoe behoort, en de twee godsdiensten: Hindoeïsme en Christendom, dooreenvermengt.

Hetzelfde bezwaar moet worden ingebracht tegen het Sadhoe-ideaal.

Met dit ideaal gaan nog meerderen mede bij den zendingsarbeid. Vooral de bekende Sadhoe Soendar Singh heeft hiertoe den stoot gegeven. Na hem hebben talloos vele Indische Christenen het gele of roze gewaad aangetrokken en zijn zij een soort monnikenleven begonnen te leiden. Het was Dr Ihmels opgevallen, hoe allerwege dit Sadhoe-ideaal opgang had gemaakt.

Zoo heeft b.v. de Anglicaansche zendeling Winslow zelfs een christelijk klooster naar oud-Indisch model gesticht, 't Christa-Seva-Sangha Ashram bij Poona Op zeer onderhoudende wijze verhaalt Hans Anslein in zijn „Rund um die Welt" van deze dingen, ook in het belangrijke hoofdstuk over Sadhoe Soeudar Singh.

Men heeft ter ondersteuning van deze methode zelfs een tijdschrift uitgegeven. En aan de zendelingen wordt, in verband met dit monniken-ideaal, het verwijt gemaakl, dat zij niet voldoende ascetisch leven.

Doch ook hier late men zich niet door den schijn verblinden. Wat is toch voor den Indiër een Sadhoe? Immers niet anders dan een Hindoe, die door den weg van tallooze hergeboorten heen zoover is gekomen, dat hij tot innerlijke vrijheid geraakte en nu de boeien van de uitwendigheid, van het stoffelijk bestaan, kan verbreken. En dat is zijn werk. De Sadhoe bevrijdt zichzelf; hij is zijn eigen verlosser.

Dat hiermede het Evangelie van Jezus Christus de doodsteek wordt gegeven, is niet moeilijk in te zien.

Het Sadhoe-ideaal is niet anders dan een ethisch streven; het houdt in een zich afkeeren van de wereld en de aardsche dingen. En dat dit een echt-Indische gedachte is, blijkt ook hieruit, dat in alle richtingen en secten van het Hindoeïsme dit ideaal wordt nagestreefd; waarin de Hindoes ook verschillen mogen, in dit ideaal zijn zij één, evenals in de leer van Karma en zielsverhuizing. Een reden temeer om op zijn hoede te zijn, en hier het gevaar van het syncretisme te zien.

Trouwens, het Sadhoe-ideaal heeft nog een anderen gevaarlijken kant: het brengt, gelijk Dr Ihmels het noemt, tol een radicaal individualisme. De ziel slaat op ziclizelf; zij als ziel volbrengt den kringloop, en zoekt de verlossing voor zichzelf; de ziel denkt om zichzelf alleen: als ik maar verlost ben! O zeker, ook de Indiër, tenminste sommigen onder hen, prediken de werken der barmhartigheid, maar niet lerwille van den ellen-; dige, doch van den „barmhartige" zelf, die door deze zijn werken zijn bevrijding van het Karma en Samsara in de hand werkt. Heel dit ideaal is een verfijnd egoïsme.

En stel hiertegenover de leer der Schrift van 't Koninkrijk Gods, van het lichaam van Christus, van de gemeente des Heeren, van de gemeenschap der heiligen.

De slotsom moet dus zijn, dat het ten eenenmale onmogelijk is, om hel Evangelie door een overnemen van de leer der zielsverhuizing en van het monniken-ideaal, voor Indië pasklaar en aannemelijk te maken. Het zou syncretisme zijn met den stempel van het Hindoeïsme erop.

Wij vallen dan ook Dr Ihmels bij, als hij betoogt, dat Christendom en Hindoeïsme tot in den wortel verschillen. En zelfs Dr Otto wees op de Conferentie van Jeruzalem met een herinnering aan Pandita Ramabai erop, dat, wanneer een Hindoe Christus vindt, dit voor hem beteekent een volkomen breuk met zijn vroegeren godsdienst.

Deze twee voorbeelden van syncretisme worden door Dr Ihmels genoemd, omdat zij kenmerkend zijn voor het wezen van het Hindoeïsme; er waren nog meerdere voorbeelden Ie noemen van het zoeken van overeenstemming tusschen Christendom en Hindoeïsme. Doch het is zoo genoeg.

Over de vraag, wat dan wel aan den Indiër moet worden gepredikt, kunnen wij nu kort zijn. Dit betreft toch dingen, die onder ons volkomen zekerheid hebben.

Toch is het goed, iets erover te zeggen, omdat de omstandigheden mede bepalen, welk deel der leer men bijzonder naar voren zal brengen.

En dan is Dr Ihmels van oordeel, dat allereerst • de nadruk gelegd zal worden op God als Schepper aller dingen, en levens als den Heiligen God, die straks in het gericht zal treden met den zondaar. Met deze prediking wordt alle theopanisme weerstaan; zij houdt den Hindoe voor het karakter van zonde en schuld; en tevens wordt het verkeerde van Karma en Samsara daardoor aangewezen. „Alle wo.orden, in welke de Schrift zoo nadrukkelijk het HEDEN naar voren brengt in zijn beteekenis voor de heilsgeschiedenis, zijn voor Indië van het hoogste gewicht".

In de tweede plaats moet de prediking zijn een getuigenis van de genade Gods in Christus Jezus. Hij toont ons niet slechts den weg, die tot God leidt, maar Hij is zelf de weg, want Hij verzoent de schuld, die heel wat anders dan het Karma is, en dan ook door geen zielsverhuizing kan worden geboet.

Op 2 Corinthe 5 legt Dr Ihmels dan ook den nadruk; trouwens, de titel van het gedenkschrift, waarin zijn artikel voorkomt, draagt den naam van „Botschafter an Christi statt", d. w. z. gezanten van Christus wege. Zoo wordt duidelijk, dal niet de vraag, waarom de Indiër zich voornamelijk bekommert, in het middelpunt van alle zoeken en streven mag, staan: hoe word ik van de wereld bevrijd? maar: hoe word ik met God verzoend? Dan wordt eveneens duidelijk, dat het niet onze daad is, welke ons redt, maar de almachtige daad van Gods genade. Hiermede is alle Sadhoe-ideaal vernietigd.

De prediking voor Indië is ten slotte ook de prediking van het Koninkrijk Gods; niet van een Koninkrijk, dal slechts in de toekomst ons wacht, maar dat nu reeds in Christus Jezus gekomen is. Dat Rijk sluit ook de schepping in, want het gansche schepsel zucht en ziet uit naar de verschijning van de kinderen Gods in heerlijkheid. Zoo is het Christelijk ideaal niet een wereld-ontvluchting, maar het eischt alles op voor den dienst van God. De Christen zoekt niet maar eigen behoud alleen, maar stelt zich in dienst , van de broederen.

De Sanyasi is hem niet het ideaal. Sommigen mogen als Paulus willen zijn, die het charisma der onthouding en der armoede bezat, om zich des te meer aan de prediking van het Evangelie geheel te kunnen geven; maar het gaat niet aan, dit als een ideaal te propageeren. Het ideaal van het Nieuwe Testament is een ander.

Zoo kan dan Dr Ihmels zijn belangiüjk artikel besluiten met de woorden: Alles tezamen genomen kunnen wij dus zeggen, dat ook heden voor Indië geen ander Evangelie overblijft dan dat, hetwelk Paulus aan de Grieksch-Romeinsche wereld van zijn tijd bracht: ant ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus en dien gekruisigd (1 Cor. 2:2). Hierin is ten slotte alles opgesloten. Het kruis is de prediking van oordeel en van genade, van het nieuwe leven in het Rijk van Christus en van de hoop op de voleinding, waar God zelf de wereld zal heenleiden. Dit alles moet zoo worden verkondigd, dat daarin de geheele heerlijkheid uitblinkt van het kindschap Gods voor het oog van den Indiër. En wij mogen er vast staat op maken, dat God ten slotte steeds meerderen de ooren zal openen, om Zijn Woord recht te hooren, en te verstaan en te gelooven. Alle teekenen, dat dit geschiedt, zijn reeds aanwezig".

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

De taak der Zending In Engelsch-Indië.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1934

De Reformatie | 8 Pagina's