Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toestand der Wereldzending.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toestand der Wereldzending.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Laymen's Foreign Missions-Inqairy.

De wereldzending is een wereldstrijd; het is der zending om de wereld te doen. En in deze worste-Ung worden strijdleuzen aangeheven, waarin het ideaal wordt genoemd, dat wordt nagestreefd.

De „Laymens Missionary Inquiry", waarover wij in ons vorig artikel spraken, bracht Prof. Richter ertoe in het Neue Allg. Miss. Zeitschrift een kort overzicht te geven van die wereldworste-Ung, en zijn artikelen opent hij met het geven van een revue der strijdleuzen.

Het meest bekend is wellicht het woord: „The Evangelisation of the world in this generation". De bekende Dr Mott, voorzitter o.a. van den Internationalen Zendingsraad, hief deze leus aan en sclireef er een boek over, dat meer dan 30 jaar geleden grooten opgang maakte.

Welk doel de zending toen nastreefde, ligt duidelijk in dat woord besloten: in den tijd van 30 a 40 jaren wilde men heel de wereld in kennis brengen met het Evangelie; voordat het toen levend menschengeslacht ten grave zou zijn gedaald, moesten alle volken het heil in Christus hebben gehoord.

De leus is een droom gebleken. Zeker, als „werkhypothese" heeft zij haar nut gedaan; het ideaal verhoogde de inspanning der zendingskrachten. Vooral Amerika reageerde op het woord van Dr Mott; bij honderden gingen de zendeUngen uit; het zendingsbudget verdubbelde, nam met millioenen zelfs toe. Doch het ideaal werd niet bereikt.

En dat kon ook niet.

Het Koninkrijk der h¥melen is geen rekensom. Het gaat niet aan te zeggen: als men zooveel geld heeft en zooveel zendelingen kan uitzenden, dan is de wereld in zooveel tijd „Christelijk" geworden! De Koninkrijk-Gods-Beweging van Kagawa in Japan lijdt aan hetzelfde euvel, en de tijd zal het wel leeren^ dat ook hij in zijn menschelijke berekeningen zich vergist; Gods Geest laat zich in Zijn werken niet dwingen, maar Hij doet alles wat Hem behaagt.

Tegen de leus van Dr Mott was nog een ander bezwaar, waarop Prof. Richter wijst, n.I. er wordt niet van kerkstichting in gesproken; inderdaad, Evangelisatie alleen is niet genoegzaam; de menschen moeten niet slechts het Evangelie hooren en gelooven, maar dan ook een kerk stichten naar den wil van God.

Ook de tweede leuze stamt uit Amerika, en wel uit de kringen der Independenten. Het is een tijdlang een gevleugeld woord geweest, dat o.a. op de Wereld-Zendings-Conferentie van Edinburg 1910 groote geestdrift verwekte: „Zelfonderhouding, Zelfregeering, Zelfuitbreiding". Er werd mee gezegd, dat de zending kerkstichting beoogt; dit heeft dus dit woord reeds voor op het eerst genoemde motto. Bovendien werd de zelfstandigheid dier kerken als doel nagestreefd. En eindelijk werd aangegeven, wanneer men achten kon dit doel bereikt te hebben.

Echter, men hoort sinds lang niet meer van deze leuze. Zij heeft haar dienst gedaan, in zooverre zij de zendingskracht naar kerkvorming heen bewoog; maar in de practijk bleek wel, dat, als men inderdaad aan dezen drievoudigen eisch bleef vasthouden, dan wel geen enkele kerk op het zendingsveld zelfstandig zou kunnen worden in afzienbaren tijd. Pï-of. Richter oordeelt, dat hoogstens één vierde der kerken zichzelf onderhouden, regeeren en uitbreiden kan, en dat nog niet volkomen.

De derde leuze komt uit Engeland, en staat in het program der AngUcaansche zending: het „Church Council-System". Deze zending heeft het voordeel gehad, dat groote volksgroepen op haar terrein tot het Christendom zijn overgekomen. En nu scheen het gewenscht, dat deze kerken, die wel voor zichzelf konden zorgen, toch onder de strenge leiding van het Episcopaat bleven, terwijl dan de zending haar werk tot uitbreiding der kerk bleef voortzetten.

De fout treedt hier duidelijk aan het Ucht: de Inlandsche kerk blijft onmondig; zij mag in haar eigen behoeften voorzien, maar de regeering der eigen kerk en de verbreiding van het Evangelie onder hun volksgenooten wordt hun niet toevertrouwd.

Dan schijnt het vierde ideaal een betere oplossing te geven: „Indigenous Churches"! Het zijn niet de bisschoppelijke kerken, die deze leuze aanheffen, maar de vrije kerken in het Britsche rijk. De zending zoeke dus Inlandsche kerken te stichten, kerken bestaande uit de Inlanders, die Christen werden, met een prachtig in elkaar gezetten 'insütuairen vorm. Deze kerken zijn op zichzelf aangewezen; de zending houdt er zich buiten. Maar gevolg is, dat alle aanwezige krachten verteren in den strijd om het kerkelijk bestaan. Van ..pen optreden naar buiten kan geen sprake zijn. Èn zoo schieten deze „Indigenous Churches" tekort in hun eerste roeping: uitdragen van het licht des Evangehes in de donkere wereld hunner volksgenooten. Dat kan toch het ware ook niet zijn.

De Duitschers hebben dan ook de oplossing op een andere wijze gezocht, en wel in de zooge-

naamde „Volkskirchen". Trouwens, Duitschland staat hierin niet alleen; ook in ons land jaagt men naar het ideaal eener volkskerk.

Als voorbeeld van zulk een kerk geldt de Batakkerk op Sumatra. Daar toch zijn de heidenen in groote massa's, bij heele stammen tegelijk, tot het Christendom overgegaan, akoo dat het stamverband veelszins gehandhaafd bleet, en men de volkseenheid voor een zeer groot deel bleef be|houden. Inderdaad, dat leek wel het beste: het volk zelf, Christen geworden, in één kerk ondergebracht.

Om dit ideaal te bereiken in de practijk, daarvoor heeft de D'uitsche zendingswetenschap in de vorige eeuw haar beste krachten ingespannen. Prof. Richter wijst hiertoe op de Zendingsleer van Rrof. G. Warneck, welke in vijf deelen verscheen en nog altijd een bron van zendingskennis is.

Maar, zoo schrijft Prof. Richter in zijn artikel over de „Missionslage" in het Neue Allg. M. Z.: „de ontwikkeUng van de laatste halve eeuw heeft helaas getoond, dat slechts in zeer zeldzame gevallen de zending in de gelukkige omstandigheden is, om een overzienbaar en voor het EvangeUe zich openend volk zóó met de krachten van het EvangeUe te doordringen, dat Christendom en „Volkstum" tot een hoogere eenheid samensmelten".

Zelden komt dit voor. Want eenerzijds is er gevaar, dat de volken door den aanval der nieuwe, vreemde cultuur, tot ontbinding overgaan, en de vroegere eenheid teloorgaat; of ook is er de mogelijkheid, dat verschillende zendingscorporaties het zendingswerk op hetzelfde terrein onder hetzelfde volk verrichteUj^ waardoor ook het opbouwen van één volkskerk onmogelijk wordt.

"Wij denken hier vanzelf aan Java. Dat er in afzienbaren tijdeen Javaansche volkskerk zal komen, zal wel niemand meer gelooven. Zoowel in Oostals in Midden-Java werd de Javaansche kerk gesticht. Maar welk een verschil! In Oost-Java geschiedde het naar het model der Nederl. Herv. kerk, dus zuiver genootschappelijk, terwijl de kerk aldaar nog in menig opzicht afhankelijk blijft van het Ned. Zendelinggenootschap. Op Midden-Java werd een presbyteriale kerkinrichting gevestigd, naar het voorbeeld der Geref. Kerken in Nederland, en met algeheele vrijheid en onafhankelijkheid. En behalve dit verschil in kerkinrichting is er ook het onderscheid in belijdenis; de kerken op Midden-Java toch hebben uit eigen beweging de belijdenis der Geref. Kerken als de hunne aanvaard.

Waar de zaken zóó staan, kan van één Javaansche volkskerk geen sprake zijn, tenzij of Oost-, of Midden-Java eigen standpunt verlaat en naar het andere standpunt overgaat.

Nog een zesde leuze is te noemen, en wel de „National Churches".

De naam vertoont verwantschap met de „Indigenous Churches" en de „Volkskirchen". Maar toch is er groot onderscheid.

In dezen tijd doet deze leus het meeste opgeld, nu de geest van het nationalisme over de volken is vaardig geworden.

Met de „Indigenous Churches" hebben de „National Churches" gemeen, dat de leden der kerk de inheemschen, de Inlanders zijn; en evenals de „Volkskirchen" willen de nationale kerken heel het volk omvatten. Maar daarbij blijft het niet. Wat men bepaald wil in bijzonderheden, is niet duidelijk. Maar vast staat, dat de kerk rijkskerk, dus rijkszaak moet worden. Voorts wil men vrij zijn en blijven van alle vreemde inmen^ng; de zending houde zich verre! Ook zal de kerk moeten worden dienstbaar gemaakt aan den opbouw en de glorie der natie. Eveneens zal het kerkelijk leven een zuiver nationaal karakter moeten dragen, en alles, wat aan de zending uit het vreemde land herinnert, worden geweerd.

Zulk een „National Church" bestaat nog niet. Zou het b.v. in China tot zulk een kerk kunnen komen, dan moest ten eerste er een samensmelting komen tusschen de vele protestantsche kerken en richtingen; voorts zou de regeering de kerk tot rijkskerk moeten verklaren; ook zouden dan de Roomsche Christenen of eenvoudig tot het Protestantisme worden overgeschakeld of van hun Christendom moeten worden vervallen verklaard. En dan zou ook nog het Christendom heel wat meer ingang moeten vinden, want nu is het maar een klein percent dat Christen is.

Hetzelfde kan ook van Japan worden gezegd.

Trots de zes leuzen weet de zending nog niet recht, hoe het moet, als het Evangelie triumfeert en tot kerkstichting wordt overgegaan. Het kerkelijk vraagstuk is ook op het zendingsterrein een probleem. Misschien mogen wij hopen, dat de Inlandsche Christenen straks een oplossing weten te geven.

Maar zoolang die oplossing er niet is, kunnen de verschillende zendingen moeilijk anders doen dan hun eigen kerkvorm, zij het ook eenigszins gewijzigd, naar het zendingsveld over te brengen. En wat er later van worden zal, weet God alleen. Bij het vele, waarvoor de Christelijke Kerk ginds komt te staan, behoort dus ook het vraagstuk der kerk. Leide de Heilige Geest dan die jonge kerken ook in deze waarheid!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

De toestand der Wereldzending.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1934

De Reformatie | 8 Pagina's