Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kwestie-Dr v. d. Vaart Smit.

Dr V. d. Vaart Smit zond mij' enkele afschriften van brieven, die z.i. duidelijk maken, dat de door hem ondernomen „bemiddeling" geen „overmiddeling" was. Omdat op dit punt .onze bewering zijn meening tegenover zich vindt, achten we ons, als gezegd, verplicht, hem volledig het woord te geven. We geven daarom eerst dit telegram •door:

Bisohof D. Meiser, Arcisstrasse, Münohen.

Mit Einwilligung der Reichskirchenleitung möchte TJnterzeichneter der Befriedung dienen Punkt Habe Gleiches D. Koch depeschiert Punkt Erbitte Bespreohungi Vandervaartsmit.

Vervolgens dezen brief: Herrn Dr theol. H. W. van der Vaart Smit z. Zt. Bad Travemünde, Haus Miramare,

Sehr geehrter Herr Direktor ! Den Empfang des mir durch Sie überreichten Bericbtes betreffend Ihre Verhandlungen mit dem Prasidium des Bruderrates der Bekenntnisgemeinschaft vom 5 und 6 August bestatige ich hierdurch dankend, loh ersehe aus dem Bericht zu meinerFreude, dasz aucli dieserWeg derAnbahnungdes fcirchlichen Friedens durohaus ernst genommen werden kann. Wie ich Ihnen in unseren Gesprachen bereits mit aller Deutlichkeit erklart habe, ist es stets das Anliegen der Reichskir-«henleitung gewesen und ist es dies aucli heute, dasz durch die kirchenpolitische Gestaltung das Bekenntnis weder gefahrdet noch verletzt wird. Ich habe Ihnen aber auch darüber keine ünklarheit gelassen, dasz der von der Reichskirchenleitung beschrittene kirchenpolitische Weg in gerader Linie weiterführen muss. Wenn er auf dieser im Interesse von Volk und Kirche liegenden kircbenpolitischen Linie verbleibt, so ist es nichtsdestoweniger erwünscht, dasz irgendwelche Bedenken, essolledemBekenntniszunahe getreten werden, durch sachlicheErörterung und saohliche Massnahmen zerstreut werden.

Indem ich Ihnen für Ihre uneigennützigen Bemühungen Dank weiss, bin ich in voUkommener hochachtung Ihr sehr ergebener w.g. Jaeger, Rechtswaller der Deutscher Ev. Kirche.

Eindelijk dit uittreksel uit een protocol: Bericht

betreffend die Verhandlungen Dr H. W. van der Vaart Smits mit dem Prasidium des Bruderrates der Bekenntnisgemeinschaft am 5 und 6 August in Hannover und Bad Oeynhausen.

Herr Dr H. W, van der Vaart Smit hat am 5/6 August 1934 in Hannover und Bad Oeynhausen Besprechungen gehabt mit dem Prasidium vom Bruderrat der Bekenntnisgemeinschaft, in welchen er den Vorschlag gemacht hat, dasz die Bekenntnisgemeinschaft ihm zu treuen Handen einen Gesetzentwurf überreicht, in welchem in concreto gesagt wird, wie nach der Meinung der Bekenntnisgemeinschaft die Beschwerden, dié vom Bekenntnis her gegen die Eingliederungsgesetze erhoben werden, beseitigt werden könnten. Biessem Vorschlag had er die Erklarung beigefügt, dasz, wenn sich ergibt, dasz es eine innere Linie gibt, welche beide Parteien akzeptieren können, sich dann über die Bereinigung der einzelnen Beschwerdepunkte der Bekenntnisgemeinschaft in einer Weise sprechen laszt, welche eine völlige Bereinigung bedeuten wird, dasz der Wille zur Einigung bei der Reiohskirohenregierung voirhanden sei und die Reichskircbenregierung ein sachliches Interesse'an den hier gepflogenen Verhandlungen habe.

Das Prasidium ging vorbehaltlich der Zustimmupg des Reichsbruderrates mit Dr. van der Vaart Smit die Vereinbarung ein, dasz die Bekenntnisgemeinschaft den cbenerwahnten Gesetzentwurf dem Herrn Doktor zu treuen Handen zur Verfügung stellt, dasz der Herr Doktor von der Reichskirchenregierung einen Entwuif erbittet, der anzeigt, in welcher Art die Kirchenleitung sich die Bereinigung denkt, dasz der Herr Doktor nach Erhalt der Entwiirfe prüft, ob es nach seiner Meinung Sinn bat, der Gegenseite den Entwurf der anderen Seite zur Kenntnis zu geben, dasz Publikationen über diese Verhandlungen für die Zeit der Mitwirkung des Herrn Doktor nur mit Zustimmung aller Beteiligten stattfinden wird.

— Auszug aus dem offiziellen ProtokoU der Verhandlungen — Van der Vaart Smit.

Later hopen we onze meening te zeggen. De lezer kan nu reeds zich een oordeel vormen.

Het a.s. Goagres.

Dr K. Dijk heeft in „Haagsch© Kerkbode" zich uitgelaten «ver het congres. Ook hij' blijkt gevraagd te zijn; nu hij het mededeelt, kan ik hetzelfde zeggen van mijzelf. Dr Dijk heeft evenwel, evenals ik, geweigerd. Hij zal, evenals ik, de critiek hebben begeleid door een M.ngeVen van de methode, die z.i. wel degelijk kon leiden tot een goed congres. Afbrekend is dus de critiek niet geweest, ook opbouwend was ze.

Dr Dijk merkt op:

In de maand October zal, zoo heeft „De Standaard" Ons gemeld, in Amsterdam een internationaal congres van gereformeerden (Calvinisten) gehouden worden. Verschillende buitenlandsche geleerden zullen daar te­ genwoordig zijn en spreken; het comité, dat hier in ons land dit congres voorbereidt, bestaat uit mannen van onderscheidene kerkformaties en richtingen: kerkelijkgereformeerden; confessioneelen en voormannen uit den gereformeerden bond in de HeiT. Kerk; leden van bet Hersteld Verband (ik gebruik dezen naam kortheidshalve), werken broederlijk samen, en vooraanstaande personen uit onzen eigen kring hebben mede de leiding in handen. Tal van belangrijke onderwerpen, het Calvinisme betreffende, zullen worden besproken, en men zal trachten een band te slaan om hen, die „getrennt marschiren" opdat zoo de gereformeerde eenheid bevorderd worde.

Is dat alles niet schoon?

En zijn het geen spelbrekers, die tegen deze samenwerking bezwaar hebben?

Moeten we niet juichen over deze verbroedering temidden van de gebrokenheid van ons gereformeerd en christelijk leven?

Hoewel deze vragen door velen bevestigend zullen beantwoord worden heb ik toch gemeend voor de uitnoodiging om tot dit congres mee te werken te moeten bedanken, al doet het mü leed, dat ik om de onderstaande redenen tot dit besluit gedrongen werd.

Reeds enkele jaren geleden heb ik in ons Kerkblad uiteengezet waarom ik niet kon meegaan met den Galvinistenbond, omdat hier m.i. de noodzakelijke gereformeerde eenheid ontbrak. Indien tevoren een soort beginselverklaring was opgesteld, waftrin enkele calvinistische hoofdlijnen getrokken waren, in welke hoofdpunten wij! ons allen konden vereenigen, zou er van samenwerking sprake kunnen zijn, maar niet op een basis, die geen basis is. De Galvinistenbond beweerde te staan op den grondslag der Nederl. Geloofsbelijdenis en bedoelde zelfs die te verdedigen en te propageeren, maar hoe kon dit verwerkelijkt worden in het bonte gezelschap van gereformeerden (kerkelijke), confessioneelen, volgelingen van DrGeelkerk e n en anderen, die, dit hebben de laatste jaren toch duidelijk bewezen, in tal van punten lijnrecht tegenover elkaar staan? Een van beide is toch slechts mogelijk: óf, (ik beperk mij tot dit voorbeeld), de confessioneelen hebben in het stuk van Schrift en Kerk, van het verbond Gods en van de taak der overheid gelijk, óf onze opvatting is de juiste, meiar beide kunnen niet tegelijk gereformeerde waarheid zijn. En voorts was 't toch een schril contrast, dat vlak na Assen, en 'daar ging de strijd toch om de waarheid Gods, een verband werd gesloten met hen, die zich vierkant tegen Assens decisies verklaarden, om namelijk de gereformeerde confessie te verdedigen.

Zoo staat het nu in menig opzicht ook. Ik weet wel, dat dit congres is losgemaakt van den Calvinisten-bond.

Degenen, die het organiseeren, bedoelen, en hun begeerte is ernstig en oprecht, de gereformeerden van verschillende landen tot elkander te brengen.

Maar is dit mogelijk, waar, en ik noem met opzet dezen naam, een man als ProfHaitjemauit Groningen op dit congres een leidende positie zal innemen?

Deze hoogleersLar heeft immers in den laatsten tijd niet anders gedaan dan, al was hij niet zonder critiek, de Barthiaansche dialectische theologie in te dragen in onze gereformeerde wereld, en hij heeft daarbij' zich scherp gekant tegen onze gereformeerde opvatting, zooals die door onze theologen tegen-, over de paradox-leer krachtig is verdedigd.

Ten bewijze hiervan verwijs ik naar een onlangs f verschenen boek: „De Openbaring der verborgen-1 beid", een bundel studies over de vraag: wat beeft de dialectische theologie ons te zeggen.

In dit boek werkt Prof. Haitjema met ethische theologen alsDrBerkelbachvan derSprenkel. Dr Miskotte, Dr Slotemaker de Bruïne, en een man als Ds Buskes samen om voor de dialectische theologie het pleit te voeren en het geloofskriticisme als methode der theologie te verdedigen, en dit feit zegt reeds genoeg. Iemand, die in dit gezelschap tegen ons den strijd voert, kan zich toch niet thuis gevoelen in den gereformeerden kring met mannen als S e v e r ö n en H e p p, om niet meer te noemen, en omgekeerd, deze kring kan toch moeilijk zijn deuren openzetten voor een theoloog, die even gemakkelijk met geheel-andersdenkenden eenheid vindt en eenheid betoont. Ik zie hierin een tegenstrijdigheid, die ik niet kan oplossen, en de samenwerking tusschen Haitjema en de andere schrijvers van „De iQpenbaring der verborgenheid" sluit m.i. zijn medewerking met de gereformeerden van het aanstaande congres mede uit.

Maar wat meer is, het standpunt, dat Prof. Haitjema inneemt, en ik verwijs weer naar deze laatste publicatie, staat vierkant tegenover onze gereformeerde beschouwing.

Hiji neemt met zijn geloofskriticisme, met zijn dialectisch-paradoxale dogmatiek scherp positie tegen Kuyper, (Bavinck wordt hier door hem niet genoemd), wiens ideaal met de V.U. volgens hem heeft gefaald, — en zijn uitlatingen over hen, die ten onzent Kuyper tegenover B a r t h hebben verdedigd zijn verre van vriendelijk. J a n s e, de bekende hoofdonderwijzer uit Biggekerke, heeft van B a r t h's theologie een jammerlijke karikatuur-teekening gemaakt. Dr Schilder, die met merkbare ironie een „wachter op Siohs muren" wordt genoemd, heeft door zijii aanvallen den zin van de uitdrukking „concrete, presente openbaring" in het geloofskriticisme gewelddadig verkort en verengd. Dr Berkouwer, die volgens Prof. H. dieper heeft gegraven, heeft ook de dialectische theologie misverstaan, en deze allen zijn ap den verkeerden weg. Prof. H. drukt zich aldus uit: „Dr B e r k o u w e r, die m.i. dieper groef bij zijn critiek op de dialectische theologie, heeft in zijn dissertatie ergens terecht gezegd, dat het groote strijdpunt tusschen de dialectische theologie en het Calvinisme der hedendaagsche kerkelijk-gereformeerde (doleerende) theologen ligt in de kwestie van de directe gegevenheid der openbaring in de H. Schrift. Inderdaad, zoolang dit Calvinisme zich daaraan met hand en tand vastklampt, onder den schoenen schijn van voor 'de onfeilbare autoriteit der H. Schrift op te komen, is het toch eigenlijk zóó, dat het kiezen blijft vóór „beschouwen", „bespiegelen", tegen „erkennen"; voor „quasis-beginselen" en tegen het Woord Gods, dat in het groote oogenblik van Gods welbehagen enkel gehoorzaamheid en geloof vraagt" (blz. 56).

Nu ga ik op dit waardeeringsoordeel hier niet diep in.

Ik doe dat ook niet. Als Dr Haitjema eerst eens begint, nota te nemen van wat ik tegen hem schreef, kunnen we nagaan, of hij' kans ziet, het materiaal, dat ik reeds jaren geleden tegen hem gaf, van zijn kracht te berooven. Tot nu toe kon bijl dat niet; wat ik bewezen heb. Bovendien is het waardeeringsoordeel van dezen hoogleeraar, dat ik overigens niet ernstig neem, doch als een uiting zie, die de aandacht afleiden moet van waf hem het meest hindert, omdat het tot het VOLK doordringt *), al te lichtvaardig. Elders in dit nr") kan men lezen, dat deze hoogleeraap zijn polemiek benevens zijn waardeeringsoordeel grondt op kranten-artikelen. • Geen wonder, dat deze lichter kost zijh, dan een dissertatie.

Maar van wat ik buiten kranten schreef, heeft de hoogleeraar geen notitie genomen, en blijkens eigen woord blijft dat buiten beschouwing in zijn oordeel en waardeeringsoordeel. Zijn vergelijking is dus even dwaas, als dat men zegt: ik heb A zien picnicken in de lopen lucht, ik heb B zien werken met mes en vork aan een gala-, diner: A eet lang niet zoo netjes als B. Iemand, die met een paar pennestreken zijn tegenstanders bij getallen tegelijk „verslaat" (want ook Dr Berkouwer heeft van de zaak niets gemaakt, als 't erop aankomt, volgens Dr H.), maakt zich geen naam, als het zóó kort gaat. Ieder, die tegen de dialectische theologie ernstige studies schrijft, b.v. H. W. Schmidt, wordt door Prof. Haitjema op dezelfde manier afgedeian; een paar regeltjes, een schijnaanval op een hoofdzaak, en de zaak schijht gered. Maar het is even „serieus", als een college, dat ik eens een duitschen professor hoorde geven. Die had het over Siegfried, die ook Barth met indringende critiek heeft achtervolgd. De man zei letterlijk: Siegfried kan best gelijk hebben, we kunnen er niets tegen zeggen, alleen maar: hij voelt het klimaat van Barth niet aan. Ach so, Herr Professor. Dr Dijk vervolgt:

Maar ik vestig de aandacht op de woorden van Pro: ? . Hy dat wij, '(waarom ons „doleerende" theologen genoemd? ), onder den vromen schijn van vowr de onfeilbare autoriteit der H. Schrift op te komen, kiezen tegen het Woord Gods.

Hoe kan nu deze zelfde man met die theologen als Hepp en Grosheide samenwerken voor de verdediging der gereformeerde confessie en.... hoe kunnen zij' het met hem?

Bovendien staan hier nog andere levensbelangen op het spel.

Indien Prof. H. en de dialectische theologie gelijk heeft, die deze tegenstelling in het geloof poneert: „niet denkend beschouwen maar erkennen", en daarmee het terrein van de wetenschap aan de geloofsactie onttrekt, kan er van een christelijke, van een gereformeerde wetenschap geen sprake zijn en heeft de Vrije Universiteit geen recht van bestaan. De theologie van Prof. H. is een principieele bestrijding van K u y p e r s levenswerk en staat contradictoir tegenover onze gereformeerde hoogeschool, en een compromis in dezen is niet mogelijk. Dit is duidelijk aangetoond door de leerlingen der V.U. als Berkouwer en V. d. Zanden, als C r e m e r en ook S i e t s m a in hun dissertaties, en niet het minst door Schilder, die zich tot levenstaak gesteld heeft de gereformeerde geloofs-gehoor-theologie te verdedigen tegenover de Barthiaansche existentie-filosofie, gelijk hij het in zijn inaugureele rede genoemd heeft. En daarom deel ik de droefheid van dezen laatste, die in „De Reformatie" de rechtmatige klacht neerschrijft: „den man, tegen wiens theologie ik strijd voor de gereformeerde theologie, voor de gereformeerde wetentenschapsbeschouwing, voor de Vrije Universiteit, wordt opgenomen in den kring der gereformeerden; hem wordt een leidende positie gegeven, en de indruk wordt gevestigd alsof ons beider beschouwing zich in één lijn beweegt. Wat baat het dan voor eigen standpunt het pleit te voeren tegen hen, die onze overtuiging afbreken? "

Zoo mogen we toch de vragen stellen! Zoo moeten we vragen om der wille van de waarheid, van ons beginsel, van onze Universiteit, van K u y p e r s levenswerk.

En wat zullen we tot de buitenlanders zeggen? Zullen, om deze drie dogmatici te noemen, Hepp en Haitjema en Severijn optreden als gelijkgetrouwe representanten van de gereformeerde theo-

Maar, zoo zal men mi)' tegenwerpen: begeert ge dan de eenheid niet en meent ge dan, dat gij als gereformeerden het monopolie bezit van de gereformeerde waarheid?

Wat de eerste vraag betreft herhaal ik het antwoord, dat ik reeds zoo dikwijls gaf, dat ik zeer sterk de eenheid begeer maar dan ook de eenigheid des waren geloofs.

Geen valsche of gemaakte eenheid. Geen unie op een basis, waarover men het met elkaar oneens is.

Geen schijn-eenheid als b.v. op de z.g, oecumenische conferenties en congressen, waar vrijzinnigen met orthodoxen samenzijn, en waar naar het wijze besluit van onze Kerken in 1927 en 1930 voor ons geen plaats is.

Geen eenheid, waarin twee levensbescliouwingen principieel tegenover elkaar staan.

Daarom heb ik ook altijd aangedrongen om eerst een calvinistische beginselverklaring samen te stellen, waarin we elkander konden vinden.

En wat de tweede vraag betreft, voor mij zijn zulke vragen altijd uiting van de vlucht voor het concrete zoeken van de waarheid.

Dezelfde vraag kan gedaan worden tot de Kerk, die de waarheid Gods belijdt; tot den christen, die zijn geloof uitspreekt; tot Luther toen hij zeide: ik kan niet anders, en tot de martelaren, die, omdat zij de mis een vervloekte afgoderij noemden (Gat. Zondag 30), den brandstapel beklommen.

Het is ons immers te doen om de waarheid Gods te doorzoeken en te belijden, en in die waarheid heerscht toch niet de relativiteit.

Zij; laat niet toe, dat tegen elkaar strijdende overtuigingen in vrede met elkaar leven, en zoo staat het ten opzichte van de dingen, die we nu bespreken.

Prof. Haitjema heeft gelijk, maar dan zijin wij niet gereformeerd en deugt het beginsel van de V.U. niet en moet b.v. Prof. Vollenhoven ophouden met zija calvinistische, theïstische, schriftuurlijke wijsbegeerte, óf het beginsel en de grondslag van de V.U. worden nog onverzwakt gehandhaafd, maar dan moeten wij de dialectische theologie van Prof. H. f als niet-gereform.eerd afwijzen.

Een van beide is slechts mogelijk. Beide kunnen niet tegelijk uitdrukking zijn van de

gereformeerde gedachte.

En om die redenen heb ik gemeend met het gereformeerden-congres niet mee te kunnen doen, en ik deel de bez*aren, welke Prof. Schilder in , JDe Reformatie" heeft ontwikkeld. Ik acht deze eenheid niet zonder gevaar voor ons eigen gereformeerde leven en voor de Vrije Universiteit, want indien deze weg verder gevolgd wordt, halen we, doelend te bouwen, de afbraak binnen. Dit doet mij van harte leed. En daarom mag ik ook niet zwijgen. Men verwijte ons dan enghartigheid en farizeïsme, gereformeerde zelfgenoegzaamheid en separatisme, dit alles mag ons niet verhinderen te waarschuwen voor de gevaren, die dreigen. Laten we toch de consequenties aandurven van het levensbeginsel, dat wij met hart en ziel aanvaarden. En.... indien op het aanstaande congres ieder eerlijk voor zijn overtuiging uitkomt, zal Pro f. Haitjema ons en ook de V.U. moeten bestrijden en wij hem. Zal zulk een strijd dienstig kunnen zijn aan de bevordering en versterking van de gereformeerde eenheid?

Wanneer nu ten slotte de opmerking gemaakt wordt, : dat het toch wel goed en nuttig is samen te spreken, en deze samenspreking tot nadere samenbinding kan leiden, zou ik willen antwoorden: dat nut ontken ik niet, maar begint dan met deze conferentie tusschen vier muren; dan is een congres als nu gehouden wordt praematuur en sticht 'het verwarring.

Moge God in deze bewogen tijden Zijn vriendelijk aangezicht over ons blijiven verheffen.

'Er is veel, wat tot ernstige bezinning stemt. Ook in ons gereformeerd leven moet deze eisch met grooten ernst gesteld worden.

Ik ben blij met dit artikel. Hier wordt bewezen, dat met de ééne hand wordt opgebouwd, wat met de andere afgebroken wordt.

Ook Ds Popma heeft zich uitgelaten over het congres. Mijü ruimte is evenwel verbruikt. Ik bewaar het dus voor het volgend nummer.


1) Ik weet, dat dit geen vleiende onderstelling is. Maar ik h'sb aangetoond, dat Dr H.'s strijdwijze een karakter vertoont, dat niet eerlijk is.

2) Bedoeld artikel moest wegens plaatsgebrek tiitblijven. Uitg.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1934

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1934

De Reformatie | 4 Pagina's