Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het congres.

Ds D. J. Couvée zegt, na een citaat uit „De Heraut" te hebben gegeven, in „Herleving":

Dit alles neemt niet weg, dat zulk saam vergaderen als gereformeerden verwarrend werken kan en voor ons besef werken moet op schoolgebied, waar 't er vooral in dezen tijd op aan komt, dat we zékerheid hebben omtrent onderwijzers en leeraren. Wij bedoelen ook niet, dat er bij iemand subjectief onoprechtlieid in het spel zou zijn. Onze vrijzinnige leermeester Prof. 'Cannegieter noemde zich altijd aanhanger van het Ge r e f o r m e e r d Protestantisme. De „Herv. Kerk-, bode" van Rotterdam neemt in de lijst der predikbeurten altijd op de diensten van de G e r e f. Remonstrantschc Gemeente! Maar objectief is hier dwaling, verwarring, die de onoprechtheid in de hand kan werken zeer zeker in het spel. Zoo vreezen wij ook, dat men na zulk een Congres, waarin men beslistongereformeerden als gereformeerden aanvaardt, heel nToeilijk de geestverwanten van deze congres-leden uit allerlei onderwijsinrichting weren kan en dat Barthiatien en andere Schrift-gezag-ondei*mijners zich zullen beroepen op zulk een congres om zich te handhaven, waar ze niet thuis hooren. Kan ik vandeiag volstaan op iBet congres met de onderteekening van de beliJdenisge.? chriften en toch Schrift en Woord Gods voor twee verklaren, waarom kan ik dat niet morgen als leeraar? En dat bezwaar is ook door de uiteenzetting van Prof. Kuyper niet weggenomen, juist omdat het niet een Calvinisten-, maar een gereformeerde n-congres heet en wil zijn.

Laat mij even mogen opmerken, dat het inlijven van éen représentant der dialectische theologie in een ge-• zelschap van Calvinisten al evenmin te verdedigen : zou zijn. Wat Barth en Haitjema willen gaat tegen de grondslagen van Calvijn en van alle calvinisme in. Als het Ongeluk te verhelpen zou geweest zijn door in plaats van „gereformeerden" te lezen: „calvinisten", dan zouden wij ons geschaamd hebben over onze critiek. Dan zouden wij geschokt zijn door wie sprak van „rumor in casa". Thans zijn wij niet geschokt — althans niet daardoor.

"Vis Ds' Cöüvëé Kóriiêri we zoo weel-— naar belofte — op „De Heraut". Tot mijn leedwezen moet ik het citeeren van de resteerende opmerkingen van dit blad nog even uitstellen; ik meende, dat het blad in mijn tasch was, dat blijlit bij opening ervan niet zoo te zijn; ik zal dus moeten wachten tot volgende week. Enkele andere stemmen mogen dus deze week nog worden beluisterd:

Ds .J. J. Bouwman schrijft in „Almelosche Kb.":

Ook zullen de Profs. Grosheide, Kuyper, Hepp en Waterink daar een plaats vinden naast menschen uit het Hersteld Verband en Prof. Haitjema, wiens theologie verre van Gereformeerd is en een aanval op de Vrije Universiteit. En allen zullen dan den naam dragen Gerefonneerden, Calvinisten, en de belijdenisschriften onderteek enen!

Ik verheug my er ten zeerste over, dat er ook onder •ons zijn, b.v. Dr Dijk en Prof. Schilder, die zeggen: ik bedank er voor, zoo aan dit eongi'es mee te doen. Die hun bezwaren uitspreken. Die waarschuwen tegen een •falsohe eenheid. Die geen eenheid kimnen constateeren, waar die niet gevonden wordt. Die ook op deze wijze door neen te zeggen, strijden voor de Gereformeerde ieer en voor de Vrije Universiteit.

Dr v. Lonkliuyzen in „Geref. Kb. Schouwen en Duive-3and":

Een broeder ergens in ons land schrijft ons naar aanleiding van een artikeltje dat we schreven over iiet nu gehouden Congres in Amsterdam deze woorden: „Maar waarom moet in Nederland elke vorm van samenwerking vooraf onmogelijk gemaakt? Waarom toonen wij toch altijd zulke echte bewoners van bet Polderland te zijn." Treffend en duidelijk gezegd. .Door een zoon der Scheiding! Maar ik vraag dezen briefschrijver in zijn stijl en terminologie blijvende: Waarom dan in 1926 alles kapot gemaakt in Assen?

En vóór Assen in 1886 en daarvoor in 1834? Hoor dan naar de uitnoodiging van prof. Haitjema

verleden week op de vergadering van Kerkherstel gegeven en keer allen terug tot de Herv. Kerk, in den schoot dier „Moeder"! Dan zijn alle dijken en sloten in 't Polderland verdwenen. Dan is er lieflijke eenheid. En niets kapot — of a 11 e s kapot!

Wü wenschen in ruimte van hart voor niemand onder te doen, ieder die ons kent weet dat. Maar we willen ook geen vermenging van geloof en wat de kerken zelve als ongeloof veroordeelden. En dat niet in 't bijkomstige —' maar in het fundamenteele.

Zulk een vermenging gaat geheel tegen Gods Woord in.

En gelukkig, dat er in Nederland nog lijnen vastgeiiouden en grenzen erkend worden. Al worden we dan door eigen broeders als een „Polderland" gesmaad.

Dat dragen we.

Dr K. Dijk komt nog eens op de kwestie terug in .iGeref. ; Kbl. Den Haag". Sprekend over „De Heraut" merkt Dr Dijk op:

EJijf spreekt, en zeer opmerkedijk, niet van het congres van Gereformeerden maar van Calvinisten, en voert, al erkent hij, dat er bezwaren tegen de verkregen samenwerking kunnen worden ingebracht, vóór dit congres een breed citaat uit de Stone-Lectnres van zün vader aan, waarin in schoone woorden de breedheid en het universeele karakter van het Calvinisme betoogd wordt. Zelfs, zoo leert Dr A. Kuyper ons, hebben niet-Gereformeerden als Methodisten en Baptisten „in de tente van het Calvinisme toevlucht gezocht".

Echter.... wie onzer denkt er aan dit te ontkennen? Het universeele, breede kaï-akter van het Calvinisme wordt door ons allen terstond toegestemd.

Maar daarover gaat de strüd niet in onze oppositie tegen het bedoelde congres.

Want dit congres dient zich niet aan als een congres van Calvinisten, op de basis van een calvinistische beginselverklaring.

Dit is juist door ons als voorwaarde van samenwerking voorgesteld, doch niet aanvaiard.

Neen, het congres is, zoo luidt de naam, — en naam en wezen moeten elkaar toch dekken, — een congres van Gereformeerden op den grondslag van onze Gereformeerde Geloofsbelijd e n i s, en van die Belijdenis geldt toch niet wat Dr Kuyper schreef van het Calvinisme.

Op deze basis stelt zich geen Methodist; „in deze tentè" zoekt geen Baptist „toevlucht", met deze Confessie vereenigt zich geen geesteskind van Vinet, en met deze Confessie is ook de dialectische theologie in lijnrechten strijd. Juist de scherpte van den grondslag beperkt de deelname aan het Congres, en wat van de calvinistische beginselen in het algemeen geldt is niet toepasselijk op de gereformeerde belijdenis der waarheid Gods. Deze beide, en Prof. Kuyper heeft ons dit altijd geleerd, mogen niet vereenzelvigd worden. In ons vaderland zien wij dat mannen van doopsgezinde, luthersche en ethische richting op het gebied van de staatkunde de calvinistische beginselen aanhangen en verdedigen, maar we zouden toch met hen (men denke aan wijlen Ds Talma) geen congres van Gereformeerden houden. Wie deze eenheid begeert, vernauwt de grenzen en laat binnen dat gebied alleen toe degenen, die met de Gereformeerde Confessie van harte instemmen.

Vervolgens over Prof. Rutgers' apologie, gehouden bij de rectoraats-overdracht:

Laat ik eerst mogen zeggen, dat ik het betreur, dal hij deze verdediging heeft uitgesproken bü de overdracht van het rectoraat aan de V. ü.

Dit was een officieele plechtigheid; hij sprak in kwaliteit als rector der imiversiteit, en was daar op z'n plaats het pleidooi voor wat Prof. Rutgers persoonlijk gedaan heeft, voor het genoemde congres?

Maar nu zijn pleitrede zelve. Kon, zoo vraagt hij, een beter en duidelijker program

van beginselen gevonden worden dan de Gereformeerde Belijdenis?

Is dit, kerkelijk aanvaarde en met autoriteit bekleede symbool niet verre te verkiezen boven enkele door ons, particulier, vooraf vastgestelde beginselen.

Deze lijnen missen toch de kracht van een Belijdenis! Dit laatste stem ik terstond toe, maar dit beteekent

niet, dat zulk een beginselprogram, 'omdat 't maar een beginselprogram en geen Confessie is, geen souden grondslag zou bieden om daarop samen te werken. Ik kan b.v. wijzen naar onze antirevolutionaire staatspartij, en ik wil met name noemen onze Vi-ije Universiteit. Op welke basis staat onze hoogeschool? Ja, voor de Faculteit der Godgeleerdheid op die der Drie Formulieren van Eenigheid, maar voor de andere Faculteiten op den grondslag der „Gereformeerde beginselen". Een term, die zeker niet uitmunt door bijzondere scherpte, waarom ook de Senaat der V. U. in 1895 een uitvoerige verklaring heeft gegeven, waarin in enkele stellingen betoogd wordt, wat onder deze beginselen is te verstaan, en langs welken weg de kennis van deze principia wordt verkregen. (Zie RuUmanns gedenkboek over: De Vrije Universiteit, blz. 186). De stichters van onze V. U. hebben gevoeld, dat om de medewerking van allen te verkrijgen, die op het terrein der wetenschap God wilden dienen naar Zijn Woord, de basis voor de rechtswetenschap enz. breeder moest zijn dan die der Gereformeerde Confessie; zii spraken van Gereformeerde beginselen en stelden daardoor den weg open, dat b.v. om het voorbeeld van Dr Ku-yper uit de Stone-Lectures te herhalen, een baptistisch-geöriënteerde Christen, die bezwaren heeft tegen den kinderdoop, nochtans voor de studie der rechten of der letteren ziJn toevlucht zocht biJ of zijn krachten gaf aan de Vrije Universiteit. En was het daarom zoo dwaas om voor een congres van Calvinisten het advies te geven: formuleert eerst eenige punten, waarin wij het eens zijn en waarvan wij kunnen uitgaan? Moet voor een broedere samenwerking geen broedere basis worden gezocht?

Thans dekt de vlag de lading niet.

Het Congres zal zijn een congres van Gereformeerden, en hier komen samen menschen, die in een van de grondstellingen van onze Belijdenis, het openbarings'oegrip, lijnrecht tegenover elkaar staan.

Van principieele eenheid is geen sprake. En de argumentatie van Prof. Rutgers om deze samenwerking te verdedigen, is mü in het geheel niet helder: „Maar is er bij de 'organisatoren van het Congres niet veel kaf onder het koren, zijn er geen mannen op den voorgrond gekomen, die, terwijl zij de belijdenisschriften onderschrijven, gevoelens voorstaan welke met den inhwid der belijdenisschriften onbestaanbaar zijn?

Beteekent de samenwerking voor een congTes van Gereformeerden niet, dat ernstige dwalingen als aangelegenheden van minder belang worden beschouwd? Aanvaardt en presenteert men elkander niet als volwaardige vertegenwoordigers en vertolkers van de Gereformeerde waarheid? Ik zou daarvan dit willen zeggen. Deelneming aan het congres, of aan de organisatie ervan, brengt niet de verplichting mede voor de dwalingen van andere deelnemers blind te zijn. Men aanvaardt en presenteert elkander als personen, ' dié de belijdenisschriften onderteekenen, en op den grondslag Vein die onderteekening bijeen willen komen. In de samenwerking voor het congres ligt niet opgesloten een wederkeerige verklaring van zuiverheid van dwalingen."

Hiertegen zou ik dit willen opmerken. Wanneer men elkander aanvaardt als personen,

die de belijdenisschriften onderteekenen, komt het er eerst op aan wat men onder die wn derteeken ing van en die instemming met den grondslag verstaat. Deze zal toch niet worden opgevat als een formeele toestemming, of als een conformatie met reserves, of als een voor-zijn-rekeningnemen-inzooverre-als enz., gelijk dit in de Herv. Kerk helaas mogelijk is. De onderteekening beteekent natuurlijk voor de leiders en deelnemers van het congres de hartelijke instemming met de Confessie, en men zal niet mogen zeggen: deze en die heeft onderteekend; dat is voor mij genoeg; of hij nu waarlijk gereformeerd is, is zijn zaak en niet de mijne. Maar wanneer de onderteekening en het samenkomen op den grondslag der Confessie dien inhoud en die beteekenis hebben, (en minder kan het toch niet, wil men geen onoprechtheden tolereeren), beteekent de aanvaarding en presenteering van deze personen, dat men ze ook voor zoodanigen houdt, die amen, vau harte amen zeggen op onze gansche Confessie. Dan mag de aanvaarding ook niet beperkt zyn door de reserve, dat, ze misschien op gewichtige stukken van de Belijdenis afwijken! Anders aanvaarden wij niet. Aanvaarden is werk van vertrouwen, en de deelnemers aan dit congres vertrouwen van elkander dat ze gereformeerd zijn in al hun denken voor elk deel van het leven, ook voor dat der theologie.

Kan men dat vertrouwen geven aan de verdedigers der dialectische theologie?

Men weet toch, dat deze theologie, en ik noem maar weer het godsbegrip en openbaringsbegrip, niet gereformeerd is.

Kan en mag men dan een der voormannen van deze richting, die zich duidelijk en klaar heeft uitgesproken en zich de bestrijding van ons met de ethischen in bond niet geschaamd heeft, a a n v a a r d e n als een, die ten volle de Belijdenis handhaaft?

Laat ik de kwestie, zooals ik ze zie, scherp stellen. Of de wijsbegeerte, die de dialectische genaamd

wordt is gereformeerd, maar dan zijn wij het niet, en dan hooren Rutgers, Hepp, Grosheide, enz. enz. op het Oongi-es van Gereformeerden niet thuis, of aan de eerste moet de naam gereformeerd ontzegd worden, maar dan is er v"oor Haitjema in dezen kring geen plaats.

Tenslotte:

Ik blijf ernstige, zeer ernstige bezwaren houden tegen een Congres van Gereformeerden, waarin een leidende plaats wordt gegeven aan iemand, die onze gereformeerde levensbeschouwing en haar belijdenis door zijn theologie scherp bestrijdt.

Hierbij wil ik het laten. Ik schrijf deze dingen niet uit zucht om de eenheidsplannen in den weg te staan.

Maar omdat ik hiervan overtuigd ben, dat deze wijze van samenkomen, samenspreken, samenwerken op één basis, terwijl er fundamenteele geschillen zijn, uitloopt op groote schade van de zaak der gereformeerde actie.

Reeds valt deze wrange vrucht te plukken dat wij om het congres van Gereformeerden in eigen kring verdeeld zijn.

En dat niet omdat wij, die meenen te moeten oppo-, neeren, niet willen samenwerken, maar dit niet kunnen met hen, die naar onze overtuiging niet te aanvaarden en te presenteeren zijn als onderteekenaars, dat is als verdedigers — zonder reserve — van de volle (ïereformeerde Belijdenis.

Moge God ons bewaren, voor meer onvrede. We hebben elkander als zonen van hetzelfde huis veel te veel noodig.

Ik moet het nu wel erbij laten. Later meer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1934

De Reformatie | 8 Pagina's