Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eeuwfeest der Afscheiding in Noord-Amerika.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eeuwfeest der Afscheiding in Noord-Amerika.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het heeft de aandacht getrokken dat onder de kerken in Noord-Amerika die het Eeuwfeest der Afscheiding vierden, die der Reformed Church in Amerika ontbraken. Voor zoover schrijver dezes weet heeft geen enkele kerk of kring van kerken dezer groep de feesttrompet doen schallen. Dat zulks niet geschiedde in het oostelijk deel onzer Unie, n.l. in New York en New Jersey, kon verwacht worden. Immers, behalve enkele uitzonderingen, zijn de kerken dezer groep geformeerd uit menschen wier voorvaders in Amerika kwamen lang vóór de Afscheiding van 1834. De meesten hunner hebben zeker nimmer gehoord van de reformatorische actie die een eeuw geleden van Ulrum uitging. Geen wonder dus dat zij geen eeuwfeest vierden. Doch anders is het gesteld met het volk der Reformed Church in het westen onzes lands, de twee particuliere Synodes van Chicago en lowa vormend. De meeste leden daarvan zijn het nageslacht van hen die in 1846, 1847 en volgende jaren uit Nederland togen, als menschen verbonden aan de desmalige kerken der Afscheiding. Velen hunner althans. Waarom hebben die niet mede gejubileerd evenals die der Christelijke Gereformeerde en Protestantsch Gereformeerde kerken? Het antwoord op deze vraag vinden wij in een artikel geschreven door Prof. Dr. E. J. Blekkink en geplaatst op de eerste bladzijde van het officiëele weekblad der Reformed Church, „The Intelligencer-Leader" van 24 Oct. 1934. Dr Blekkink is emeritus professor van het Western Seminary, de opleidingsschool der Reformed Church te Holland, Mich., en een alleszins achlingswaardig man. Hij beantwoordt de vraag die we reeds stelden: waarom de Reformed het eeuwfeest niet vierden gelijk de anderen. „Het antwoord ligt voor de hand. De Reformed Church werd overgeplant van Nederland in dit land, (Amerika) door de vi-oege nederzetters van Manhattan Eiland, in 1628, meer dan drie honderd jaren geleden. Gedurende vele jaren bleven zij nauw verbonden met de Moederkerk maar in den loop des tijds werd zij onafliankelijk de Reformed Church in Amerika. Zij dateert dus niet van 1834 maar van de dagen der Reformatie. Gedurende de eeuwen bleef zij getrouw aan de Standaards der Reformatie, het geloof der Vaderen. Er was geen Secessie in de Gereformeerde Kerk in Amerika een honderd jaar geleden omdat er geen oorzaken voor bestonden, gelijk er waren in de Kerk in de Nederlanden". En dan gaat de schrijver voort met er op te wijzen hoe Dr A. C. van

Raalte, zelf een der leiders der Afscheiding, toen hij en de zijnen in Amerika kwamen, „geen reden zag voor eene afzonderlijke kerkformatie zooals er in Nederland was. Waarom hij zonder aarzeling zich vereenigde met de Reformed Church in Amerika", enz. Nu, of dit zonder aarzeling was, en of de „aansluiting" van 1849—1851 wijs was, daarover verschillen de opinies ten zeerste, gelijk wij hebben aangetoond in ons werk „De Chr. Geref. Kerk". En daar zullen we nu niet op ingaan.

Wat ons echter trof in het bovengenoemd artikel is de bewering dat er een eeuw geleden geen oorzaak van Seoessie was in de Vereenigde Staten. Want er waren reeds in 1822 heel wat menschen in Amerika — dus twaalf jaren vóór Ulrum's actie — die beweerden dat er wel degelijk redenen waren om zich ar te scheiden.

Het gaat hier om een bladzijde uit de Kerkhistorie van ons Nederlandsche volk in Noord-Amerika, aan velen onbekend. Maar niet zonder invloed op de formatie der huidige Christian Reformed Church, door Ds I. van Dellen op waardige wijze vertegenwoordigd op het Eeuwfeest te Utrecht, de groep waartoe ook schrijver dezes behoort. We doelen hier op het optreden van vier predikanten die in 1822 met hun leider, Pirof. Dr Solomon Froeligh, in den staat New Jersey een nieuwe kerkengroep formeerden die ze den titel gaven: True ReformedProtestant Dutch Church, (Ware Gereformeerde Ptrotestantsche Hollandsche Kerk). Reeds voor het Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis, deel XIII, in 1917, leverde schrijver dezes een artikel over: „de Afscheiding van de Geref. Holl. Kerk in Noord-Amerika in 1822, in hare wortelen, voorloopers en leiders". Wij gaan daar nu niet dieper op in, hoewel de genoemde zaken behooren bestudeerd te worden wil men de kerkelijke toestanden in de V. S. recht verstaan. De bovengenoemde vijf predikanten en enkele kerkeraadsleden stelden in het jaar 1822 eene Acte van Afscheiding of Wederkeering op. Daarin noemden zij allereerst de drie bekende kenmerken eener ware kerk: de zuivere prediking des Evangelies; de zuivere bediening der sacramenten; en de uitoefening der kerkelijke discipline in het bestraffen der zonde. Na de vooropstelling hiervan noemden zij hunne beweringen dat de Reformed Church van deze drie kenmerken was afgeweken. En zij eindigden hun opsomming met de volgende verklaring, die vooral in het slot aan Ulrum's Acte doet denken. „Wij ondergeteekenden, predikanten, ouderlingen, en diakenen, bevindende dat ons geduld is uitgeput, en aanschouwende met diep gevoelde droefheid het heerschen van de dwalingen, misdaden en ongeregeldheden boven opgenoemd, en constateerend dat alle mogelijke pogingen aangewend, werden verijdeld; ook overwegende, wat diepe indruk onze ambtelijke belofte op ons maakte om de leer en tucht der Reformed Church te handhaven, wat het ons ook koste, hebben met algemeene stem besloten om de Kerk terug te brengen tot hare oorspronkelijke zuiverheid, en, te samen met de gemeenten aan onze zorg toevertrouwd, vereenigen wij ons in de verklaring te zijn de Ware Gereformeerde Hollandsche Kerk in de Vereenigde Staten van Amerika. Als regel van geloof en praktijk blijven wij bij al de Standaarden bevestigd en vastgesteld in de Nationale Synode gehouden te Dordrecht in de jaren 1618 en 1619, zonder de geringste verandering, n.l. het Woord Gods, als de hoogste Wet; de Nederlandsche Geloofsbelijdenis; de Canones, de Liturgie; de Heidelbergsche Catechismus, en de Regelen van Kerkregeering. In welke actie wij niet separeeren van, doch bhjven de identische Reformed Dutch Church. Voor de rechtvaardigheid en gepastheid van ons optreden en de zuiverheid onzer motieven en intenties beroepen wij ons op het Groote Hoofd der Kerk, en de Onderzoeker aller harten, Zijnen zegen inroepend. Gedaan te Schraalenburgh, 24 Oct. 1822".

Er waren dus, om op Dr Blekkink's artikel terug te komen, in Amerika wèl menschen die een eeuw geleden achtten dat er oorzaken waren om zich af te scheiden. En dat die menschen maar geen handjevol waren, blijkt o.a. uit het feit dat er ten jare 1834 twee Classes waren, Hackensack en Union, die als Generale Synode samenkwamen. De presentielijst toont aan dat er negen predikanten waren, die met andere ambtsdragers zestien kerken vertegenwoordigden.

Het was contact met enkelen van de leiders dezer „Ware Gereformeerde Protestantsche Hollandsche Kerk", dat sommigen van de Nederlandsche-Amerikanen de overtuiging bracht dat men niet wijzelijk had gehandeld door zich aan te sluiten aan de Reformed Church van ons land. Zij wisten ook wat er in 1849 was gebeurd. Toen de Michigan menschen in dat jaar aarzeling toonden om het aanbod van aansluiting te aanvaarden, verklaarde de bemiddelaar ervan, Ds I. N. Wychoff, dat zij „de meest mogelijke vrijheid hadden om, wanneer zij te eeniger tijd eene kerkelijke verbintenis bevonden te strijden met hun godsdienstigen bloei of genot, ons een broederlijk vaarwel te wenschen, en weder op ziehzelven te gaan". Die „voorwaarde", zooals onze menschen in Michigan de verklaring noemden, was een der gronden waarop degenen die tegen de aansluiting bezwaar hadden, dat „broederlijk vaarwel" uitspraken in het jaar 1857, het geboortejaar der huidige Christian Reformed Church. Men „keerde" toen, zooals liet herhaaldelijk werd gezegd en geschreven, men „keerde" toen terug tot het in 1849 verlaten standpunt, n.l. dat van een afzonderlijke Kerk. En die Kerk eene voortzetting der Chr. Geref. Kerk van 't oude Vaderland, de kerk der Scheiding van 1834.

„Met die Kerk zijn wij in wezen één, ofschoon de Oceaan ons scheidt", zoo lezen we op blz. 22 der Notulen der Synode van 1880. In de Notulen der volgende Synode, 1881, lezen wij dat de uitgeleide gemeenten overtuigd waren „van niets anders te begeeren dan terugkeer'ing tot het standpunt waarop de eerste emigranten in dit land waren ovei-gekomen, en oprechte zusterlijke gemeenschap te onderhouden met de Moederkerk in Nederland." Het was dat besef dat in den loop der jaren de Chr. Geref. Kerk in Amerika telkens leidde tot afvaardiging naar de Nederlandsche Synoden, ook na de Vereeniging van 1892, ook al eischte dat heel wat tijd en geld.

En uit dat besef werd ook geboren een harteüjke belangstelling in het mede-vieren van het Eeuwfeest der Scheiding, en het houden van allerlei vergaderingen in allerlei deelen der Christian Reformed Church in de V. S. De meest talrijk bezochte vergadering van dien aard greep plaats op 15 October 1934 in de stad Grand Rapids, ons kerkelijk centrum. Wij weten niet hoevelen er in Utrecht waren in het gebouw waarin Dr Colijn en anderen optraden. Doch bij ons in Grand Rapids waren er bij de 5000 onzer menschen, oud en jong, vergaderd in het nieuwe Civic Auditorium onzer woonplaats. „Loudspeakers" waren het middel dat elk woord goed werd verstaan tot in de uithoeken van het groote gebouw. Hoe heerlijk en begeesterend klonken de oude Hollandsche psalmen die men zong, met name het lievelingslied der afgescheidenen: s. 89:8, „Gij toch, Gij zijt hun roem". Andere gepaste liederen waren in de taal onzes lands, meer en meer de taal der jongeren. Eén rede werd in het Nederlandsch uitgesproken, en, wel zeer gepast, door Ds J. K. van Baaien, een van Ds Brummelkamps kleinzonen — ook aan de families van Van Velzen en Van Raalte verwant, en dus de aangewezen persoon om te oreeren over de leiders der Afscheiding. Hij schilderde, kort doch krachtig, die leiders als getrouw aan het Woord Gods en de Belijdenis; als getrouw aan de aloude Vaderlandsche Kerk; getrouw lot duren prijs, en ten slotte als ons ten voorbeelde. Dr C. Bouma sprak over de Reformatie van 1834 en de toekomst, evenzeer een meesterlijke rede, in vloeiend Engelscli uitgesproken. In die taal sprak ook schrijver dezes, en wel over het onderwerp: D e Souvereine Hand Gods in de Afscheiding van 18 34". Daar het wellicht de „Reformatie" lezers interesseert te weten hoe men in Amerika feestvierde, wordt het wellicht niet onbescheiden geacht dat wij hier zelf mededeelen wat wij ongeveer hebben gesproken op dien feestavond van 15 October.

Wij noemden een zevental zaken die het souvereine van Gods hand duidelijk lieten zien. In de eerste plaats wezen wij op den t ij d waarop de Reformatie van 1834 plaatsgreep. Reeds vroeger, zoo deelden wij mede, waren er pogingen aangewend om het gedeformeerde in de Nederlandsche Kerk te reformeeren. Doch alles te vergeefs. De Classis Amsterdam werd eenvoudig ontbonden verklaard toen zij in 1816 protesteerde. Ds Molenaar werd het zwijgen opgelegd. Het zag er zeer donker uit in Nederland in dien tijd. Tot plotseling en onverwacht het jaar 1834 toonde dat de Heere God zich ontfermde over Zion en medelijden toonde met haar gruis. In de tweede plaats wezen wij op Gods souvereine keuze om eene zuivere, naar Gods Woord Gereformeerde Kerk lot openbaring te brengen in Nederland. Bonaparte had er smalend over gesproken als het bezonkene slib zijner groote rivieren. Schelde, Rijn en Maas. Wat was Nederland in vergelijking met Groot Brittanje? Een veracht volkske, meende men, was het Nederlandsche. Met spot werd er over gesproken niet alleen in de beruchte „Conway Papers". Sprak men niet van „Dutch courage" om lafhartigheid te teekenen? Had men niet het rijmpje gemaakt:

„O, the Irish and the Dutch Don't amount to very much."

En dan, daar was het veel grootere Duitschland, het land van Luther, oost van Nederland. Zou men niet veeleer verwachten dat het licht uit het Oosten zou opdagen? Duitschland vol geleerden zooals met name destijds Schietermacher? Nog één land dient genoemd: Zwitserland, het land van Calvijn en van Zwingli. Zwitserland, met Geneve als geestelijke hoofdstad. Was niet reeds in Zwitserland een reveil ontstaan? Had de Vrije Kerk niet van zich doen spreken? En toch — wat het ware, geijkte, naar Gods Woord ereformeerde betrof, het was-echle Calvinisme, niet in Groot Brittanje, niet in Duitschland, zelfs iet in Zwitserland, zou dat weer herleven, doch in hel kleine Nederland. Dat was een souvereine keuze.

En dat souvereine kwam in de derde plaats uit, zoo beweerden wij, in de keuze van de plaats die de bakermat zou worden van de Reformatie van 1834. Zoo God de Heere in Zijn raad besloten had zich over Zion te ontfermen, welke plaats zou Hij verkiezen om de bakermat te worden der gezuiverde Kerk? En Hij koos niet Amsterdam, met vele orthodoxe leeraars, destijds. Niet Den Haag, waar Molenaar woonde. Zelfs niet Leiden, de stad van Schotsman die in 1818 een eerezuil oprichtte tot de glorie der Dordsche Synode. Neen, heel niet uit het hart der natie, het rijke Holland, zou er redding komen. God koos het hooge Noorden van Nederland als bakermat der Afscheiding. „Nederland houdt te Zwolle op", zegt men soms. Neen, neen. Groningen is daar, benevens Friesland en het trouwe Drente. En welke plaats in Groningerland? Zeker de hoofdstad, Groningen, de beroemde hoofdstad met hare Universiteit? Neen, niet uit die beroemde hoofdstad zou het licht opgaan, doch „uit Ulrum's kerkgemeente". Ulrum, in den noordwestelijken uithoek van Groningerland, dicht IMJ de Lauwerzee. Ulrum, wel een oud plaatsje op twee terpen gebouwd, doch zonder historie. Ulrum, een boerendorp, in De Cock's üjd niet meer dan 2500 inwoners bevattend. Ulrum, in vroeger dagen slechts zeer karig traktement aan leeraars uitkeerend, „sobere jaarwedden", gelijk Bachienne ze noemde, ongeveer 450 gulden wellicht. Ulrum, de begeving der kansels, vroeger in de handen, niet van de gemeente maar van den heer van Ulrum, de Baron van In-en Kniphuizen, (Bachienne, „Kerkelijke Geografie", IV p. 137).

Dat kleine, vergetene plaatsje, ternauwernood genoemd in de Ned. geografische boeken, dat Nazareth in dien kouden uithoek, in die streek van zeeklei, en van zand en leem gemengd, met een kerkgebouw dal op zijn hoogst 300 toehoorders zou kunnen bevatten, dat werd gekozen als uitgangspunt eener reformatorische beweging van zoo grooten omvang als die van 1834, een beweging die haar golven zou doen gaan zelfe over Zuid-Afrika en Noord-Amerika. Neen, ook dal predikt Gods souvereiniteit.

In de vierde plaats wezen wij op de souvereine hand onzes Gods, beslag leggend op den leider der Reformatie van 1834. Wie was de man dien God zou gebruiken als de Luther van zijn eeuw? Niet Ds Schotsman van Leiden, die een Eerezuil der Synode van Dordrecht had opgericht. Niet Ds Molenaar van Den Haag die een krachtige bazuinstoot had uitgebracht, Nederland tot bekeering oproepend. Niet Bilderdijk de geweldige, de geleerde; niet Da Costa, de Godvreezende bekeerde Israëliet. Niet de edele Graaf C. van Zuylen van JJyevelt in Den Haag, de vriend van Schotsman, die reeds in 1829 had gepubliceerd: „Een gewichtig Woord aan het Nederlandsche volk in deze kommervolle dagen". Niet zelfs H. P. Scholte, vlug van bevatting, helder van geest, geweldig kanselredenaar, hoofd van „de club van Scholte". Scholte, die als predikant van Doeveren, Gansoyen en Genderen in Noord-Brabant een „wonder Gods" werd genoemd, en wiens prediking, vaak voor de vuist weg, een onbeschrijfelijken toeloop had en lang zou hebben, zelfs in Amerika. Neen, God de Heere passeerde al dat hooge» en verhevene, en koos een man uit het volk, een man zonder bijzondere gaven, om de leider te zijn, Hendrik de Cock. Verkiezing, souvereine keuze, ja die schittert hierin.

Hij kwam niet uit een van oudsher vroom geslacht. Reeds in 1765 had een Ds Theodorus Gerardus de Cock de Kerk in beroering gebracht door zijne onrechtzinnigheid. Deze was de Cock's eigen oud-oom. De Cock's overgrootvader, Tjaardc, predikant te Midwolda, was tegen de „fijnen" opgetreden in de dagen van Schortinghuis en diens „Innig Christendom". Ook Hendrik de Cock's grootvader Regnerus de Cock, predikant, (tot 1806 te Nieuwe Pekela) was de liberale beginselen zijner dagen toegedaan en had zijne kinderen in dien geest opgevoed. De Cock's eigen ouders, Tjaarde de Cock en Jantje de Boer, waren van denzelfden geest. Alleszins godsdienstig, achtingswaardige menschen, doch van de zuivere Gereformeerde leer geheel onkundig. Geen Statenbijbel was in hun huis bekend. Zelfs De Cock zelve, op 12 April 1801 te Veendam geboren en door een Godvreezend catechiseer-meester als Hendrik Nieman onderwezen, was in zijn vroege dagen geestelijk blind. Als wal wij zouden noemen „onbekeerd" aanvaardde De Cock hel leeraarsambt, in 1823, te Eppenhuizen, later in Noordlaren, en ten slotte, in 1829 te Ulrum. Hoe hij ook worstelde om zekerheid te erlangen, boven hel gemoedelijk rationaUsme zijner dagen, er kwam geen vol liclit totdat in Ulrum, door omgang met Godvi-eezende eenvoudige lieden en hel lezen van Calvijn's „Institutie", tol zoover geheel aan hem onbekend, h«t licht opging in zijne donkere ziel en hij vrede vond juist in de leer van souvereine genade. Ja, inderdaad. God souverein, ook in de keuze van den man Zijns Raads, Hendrik de Cock, een eenvoudig dorpspredikant, doch dierbaar in Gods oog

Wij vreezen te lang te worden in dit verslag

onzer rede. Waarom wij slechts kort opnoemen dat wij op Gods souvereine hand wezen die op zwakke vrouwen werd gelegd om haar tot heldinnen te maken, en een eenvoudig volk gebruikte om groote dingen voor God en de zaak van God te doen.

iTen slotte wezen wij op de schoone erfenis die Gods souvereine hand ons, ook in Amerika, bracht, ons verrijkend met allerlei geestelijke zegeningen, waarvan wij een achttal opsomden. •Wij zullen het echter hierbij maar laten, daar wij meenen een proefje te hebben geleverd van ons hartelijk medevieren in het verre Amerika, van het Eeuwfeest der Reformatie van 1834 in Nederland.

HENRY BEETS.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Eeuwfeest der Afscheiding in Noord-Amerika.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1934

De Reformatie | 8 Pagina's