Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Pluriionniteit der ke? k en epigonisme (nieuwe reeks). VI.

Zooals we zeiden, komt dus thans de vraag aan de orde, of het wel waar is, dat dr A. Kuyper Sr. (over dr H. Bavinck spreken we later) een heusche „leer" der pluriformiteit ontwikkeld heeft. Of men m.a.w. spreken mag van oen bewust volgehouden, vooraf consequent ingedachte leer van de pluriformiteit der kerk bij dr A. Kuyper.

Naar mijn meening is het zoo niet. Want wat dr A, Kuyper daarover zegt, is m.i. niet „einheitlich".

We zullen, om voor de theologisch niet-geschoolde lezers het volgen der bespreking te vergemakkelijken, eens beginnen met enkele uitspraken van dr A. Kuyper naast elkaar te plaatsen, gelijk we die in één en hetzelfde boek aantreffen.

We kiezen daartoe dezen keer de Encyclopaedie der Heilige Godgeleerdheid. We geven aan de citaten letters ter aanduiding. Hier en daar spatiëer ik zelf.

Citaat A. „Inzooverre in de Kerk zich de „levensstroom van den Christus voortbeweegt en „de Schrift door haar als „pilaar en vastigheid der „waarheid" i) gedragen wordt, is metterdaad de , , Kerk van Christus (mits niet als instituut „o p g e V a t) alleenzaligmakend. Buiten haar is er „geen zaligheid" (II, 356).

Citaat B. „Niet, alsof hetzij Luther, hetzij „Calvijn zulk-) een pluriformiteit bedoeld hadden. „Hier is in de verste verte geen sprake van. ^) Zoo „te Wittenberg als te Geneve leefde men jarenlang „nog in het onwankelbaar besef, dat de belijdenis, „die men zelf beleed, een absoluut en exclusief „karakter droeg. Al, wat hiermee streed, gold voor „vervalsching der waarheid en leugen; juist „zooals men in beide sferen der Re-„formatie z ij n eigen Kerk, niet slechts „vergelijkenderwijs voor de zuiverste „hield, maar haar aanzag voor de eeni-„ge wettige voortzetting van DE Kerk „der apostelen, zoodat Rome's kerk niet „slechts als gedeformeerde, maar als valsche na-„bootsing der Kerk, opzij werd geworpen, en „straks door de epigonen der Refoi-matie als de „Kerk van den Antichrist verafschuwd. Dit kon „aanvankelijk ook niet anders. Niettegenstaande „het schisma van de Oostersche Kerk reeds meer „dan vier eeuwen had voortgeduurd, had men „nog steeds geweigerd, hierin meer dan een schis-„ma te zien. Eeuw in eeuw uit was men gewend „aan het denkbeeld, dat de waarheid, die immers „absoluut moest zijn, dit absoluut karakter ook iu „de eenheid van vorm en uitdrukking moest hand-„haven; en wijl alleen de rigoristische „doorzetting van de eenheid der Kerk „dit resultaat had mogelijk gemaakt, kon de ge-„d ach te zelfs van zekere plurif ormi-„teit voor hel kerkelijk leven bij nie-„mand postvatten. Zoo diep was dan ook „dit eenheidsbegrip in de toenmalige voorstelling „ingedrongen, dat men, terwijl de pluriformiteit „er reeds de facto was, en haar werking „deed gevoelen, nochtans voortging te rede-„neeren en te handelen, alsof er nooit anders dan „van de ééne, uniforme Kerk sprake kon zijn" (II 615/6).

Citaat C. *) „Dat de uniformiteit der Kei-k in „de pausQlijke idee haar consequente uitdrukking „had gevonden, en dat met het opzeggenvan „de gehoorzaamheid aan den Paus de „uniformiteit voor goed gebroken lag, „om nimmermeer hersteld te worden, „drong tot liet toenmalig besef nog niet door" (II, 616).

Citaat D. „De Byzantijnsche geest, die met „name weer over de Duitsche vorsten vaardig was „geworden, verwierp het denkbeeld van „elke pluriformiteit der Kerk op eigen „erf zoo beslist en vastberaden, dat ten slotte het „cuius regio eius religio s) een oogenblik leidende „gedachte kon worden" (II 616).

Citaat E. „Het denkbeeld van gewetensvrij-„heid, dat een rechtstreeksch gevolg van „de pluriformiteit is..." (II 617).

Citaat F. „Aan Luttier komt de eere toe, aan „de valsche uniformiteit der Kerk den doode-„lijken steek te hebben toegebracht. Toen Luther „de pauselijke bul verbrandde, was die eenheid in „beginsel reeds vernietigd" (II 617) .... „En toen „nu Luthers initiatief in het hart van duizenden „weerklank vond, en uitgangspunt voor een eigen „Kerkfornialie werd, was hiermee eo ipso de plu-„riformiteit van het kerkelijk leven tot een feit ge-„worden" (II 617).

Citaat G. „Zoodra een ander streven naast het „zijne (Lutlier!) optrad en de kracht bleek te be-„zitten, om zelfs in nog hooger mate dan het zijne „k i r c h e n b i 1 d e n d te zijn, ... ontbrak de macht, „die aan deze derde „kirchenbildende" macht het „opkomen en het zich consolideeren kon belet-„ten" (II 618)... „Dat de Anabaptistische en So-„ciniaansche beweging, in haar dualistisch-mys-„tieke en nuchter-rationalistische actie, niet tot „gelijk resultaat hebben geleid, en hoogstens nog „nabloeien in kleine groepen, die geen oogenblik „algemeene beteekenis wisten te erlangen, „...was een rechtstreeksch gevolg van hun ge-„mis aan „kirchenbildende" kracht. En „zoo was de les der historie deze, dat de „Kerk van Christus zich in meer dan éénen vorm „moest openbaren, maar tegelijk, dat deze pluri-„formiteit van openbaring niet afhing van wille-„keur of gril, maar bepaald werd door de geeste-„lijke en vormende kracht, die in elke richting, die „het hoofd opstak, al dan met aanwezig bleek" „(II 618).

Citaat H. „Deze pluriformiteit der Kerken „leidde dan ook ongemerkt en vanzelf tot de er-„kentenis, dat er, behalve de Armenische, de Kop-„tische en andere kerken in het verre Oosten, met „name vier grondtypen van k e r k f o r m a t i e „openbaar werden; en wel ten eerste als vrucht „der Reformatie de Luthersche en de Gere-„formeerde, en daarnaast de Griek'sche en „de R o o m s c h e. Vier hoofdgi'oepen, die elk een „eigen kerkelijk karakter vertoonen, een „eigen streven openbai-en, een eigen vorm „aannemen, en als zoodanig ook een eigen theo-„logische richting vertegenwoordigen. In het „dogma van de ecclesia visibilis (zichtbare kerk) „als openbaring der ecclesia invisibilis (onzicht-„bare kerk) werd, zonder dat men het aanstonds „merkte, deze pluriformiteit confessioneel geijkt „Zoolang toch de Roomsch-pauselijke eenheids-„waan standhield, was het volkomen natuurlijk, „dat men de zichtbare Kerk met de onzichtbare „identificeerde. Waar slechts ééne openbarmg van „het wezen is, moge men nog van een gradueel „verschil gewagen, dat aan het adaequate der „openbaring in den weg staat, maar door de schei-„ding tusschen clerus (de „geestelijkheid") enlaici „(leeken), was Rome ook deze bedenking te boven „gekomen. Zoodra echter meerdere Kerkformatiën „optraden, die elk voor zich pretendeerden de „openbaring van de ware Kerk te zijn, maar zou-„der dat ze het aandorsten, elkanders doop te ver-„werpen, of de zaligheid in volstrekten zin, aan „wie van andere confessie was, te betwisten, viel „wezen en openbaring der Kerk van-

, z e 1 f uiteen. Wat men zag, kon van toenaf niet „meer DE Kerk, niet meer HET lichaam van , Ciiristus zijn, en vandaar de noodzakelijkheid, „waarmee tegelijk met de plurii^ormiteit der Kerk-„formaliën, het dogma van de ecclesia visibilis „(zichtbare kerk) als NIET adaequaat aan de ec-„clesia invisibilis (onzichtbare kerk), of van het „corpus iriysticum Christi (het mystieke lichaam ', van Christus), opkwam". (II 618/9).

Voorloopig zullen we ons tot de hierboven gegeven citaten beperken, en eens meer van nabij ze bezien.

Maar we kunnen dat beter bewaren tot het nummer van de volgende week.

„Doleerende opmerkingen".

Onder „Persschouw" vinden de lezers een artikel van ds C. Mak, overgenomen uit het kerkblad der Gerei. Kerken in N.O.-Indië. Naar belofte plaatsen we hier enkele opmerkingen in terugslag op dit artikel.

We kiezen als een der belangrijkste punten de door ds Mak gestelde vraag, of we wel „opschieten" met de reformatie van ons kerkelijk leven. Of niet de vrees ons terughoudt vah het invoeren van maatregelen, die de reformatorische actie verder voeren. Zoo dan met name voor wat de liturgie betreft. Blijkbaar toch gaan de verlangens van ds Mak verder dan die, waaraan voldaan is door de synode in betrekking tot de nog-eenige gezangen, de liturgische formulieren, etcetera. En nu stelt ds Mak daartegenover de gedachte, dat er een andere „sfeer" moet komen, de sfeer van den Heiligen Geest.

Zonder verder over dat woord „sfeer" te spreken, zonder ook uit de geschiedenis de voorbeelden aan te halen van een doodloopen der discussie (d.w.z. van een door den Geest gewilde werkzaamheid) door het invoeren van de leus van „terugkeer tot de sfeer van den Heiligen Geest", willen we gaarne erkennen, dat er ook in Nederland zeer velen zijn, wier verlangens verder gaan, dan het punt, waar de synode halt heeft gehouden. Dat is ook niets nieuws. Het is in de pers meer dan eens rondweg gezegd. Ook de deputaten zelf, die van advies gediend hebben, zullen voor hun persoonlijk leven verder willen gaan dan thans in hun met allen rekening houdend advies gebleken is.

Maar nu klemt juist daarom de vraag, die ds Mak opwierp: wat is de sfeer van den Heiligen Geest.

Om te beginnen met wat reeds in mijn laatste woorden om den hoek kwam gluren: elke reformatie, die uit den Heiligen Geest is, rekent met allen. Niet met een gedeelte. Niet met een kring. Ook niet met een kring van fijnproevers, intellectueelen, beler-wetenden, „geestelijken", vaste-spijzeeters.

Reeds dit ééne puntje verdient hier de volle aandacht. Met volle waardeering van de goede bedoelingen, waarvan ds Maks artikel blijk geeft, vraag ik me toch af: weten auteurs in Indië zich nog wel te herinneren, wat er in bet moederland gebeurt? Weten ze, hoe hier het schisma élk oogenblik voor de deur ligt? Ik vrees dat ze het soms vergelen. Zij hebben zelf het voorrecht (dus ook het gevaar!) van te leven in een krin^ van menschen, die door beroep, levensgang, levensontwikkeling het dikwijls verder hebben gebracht in de kunst van wèl-onderscheidcn, dan vele duizenden, die — God zij er voor gedankt — hier in het moederland leden der kerk zijn, en vaak trouwe leden. Feitelijk is het kerkelijk leven in Indië eeuerzijds gelukkiger, anderzijds ongelukkiger dan dat in Nederland. Gelukkiger — men heeft er geen last van schismatische kerken, die met de hengel in de hand naar alle troebel water naarstiglijk onderzoek doen. Wij hebben dat hier wel. Ongelukkiger — want de plmnformiteit van het leven is er niet zoo rijk als hier (de bonte schakeering van de leden der kerk naar den zeer verscheiden ontwikkelings-en cultuur-interesse-graad ontbreekt ginds maar al te veel). Gevolg kan zijn, en is ook naar het schijnt bij sommigen, dat zij de moeilijkheden niet verstaan, waarvoor in Nederland elk, die „in den Geest" wil leven, zich geplaatst ziet. Geen wonder — als bij hen een bezoek uit Apeldoorn komt, dan drinkt men samen met den gast een kopje thee, spreekt een goed woord over de eenheid en schudt misschien het hoofd over het ruzie-makende Holland. Maar als de Apeldoornsche gast thuis is, dan is hij er bij — en hij komt met bijbel en votum en zegengroet — als in Flakkee of ergens elders theologisch misverstand en eigengerechtigheid den kop opsteekt voor het zooveelste schisma. Daarna drinkt men weer een kopje thee, maar de kring ziet er anders uit, dan wanneer men in witte pakjes zit onder de veranda.

Is het nu „uit den Geest", met de menschen van die laatste thee-visite te rekenen, ja dan neen? M.i. is het een onbetwistbare eisch van den Geest, dat er met hen gerekend wordt. Dat de reformatie-drang, juist om de eenheid der kerk te bewaren (waarover men bij die eerste theevisite zoo broederlijk praten kon) zich beheersche, naar den eisch, dien Baulus aan de „geestelijken" stelt, liet . is ongeestelijk. menschen die niet zoo hard mee kunnen loopen als anderen, achter te laten op den weg, d.w.z. hen over te leveren aan de tweede thee-visite-sfeer in Neveldijk. Hoc lang zijn die menschen in hun natuurlijke ontwikkeling tegengehouden door valsche leuzen? Mogen wij hen alleen de wrange gevolgen laten dragen van verkeerde voorlichting? Die is in den gezangenstrijd wel in zeer bizondere wijze noodlottig gebleken: „de" gezangen zijn niet onderscheiden van „bepaalde" gezangen; gezangen-in-vrijheid-gekozen zijn op één hoop geworpen met gezangen-van-boven-af-opgelegd. Een liturgisch valsch gedacht principe van „in Gods huis alleen Gods Woord" deed de rest. Welnu — ambtsdragers van heden moeten de gevolgen der fouten van vroegere ambtsdragers niet door de eenvoudigen alleen laten dragen.

Dat is geestelijk; de rest is het niet. Volgende week iets anders.

K. S.


1) Dr Kuyper citeert hier den griekschen tekst.

2) Men vergete niet, dat dr Kuyper dit citaat gaf in een bespreking in een §, die „niet van de Religie, noch van de Kerk, maar van de Theologie als wetenschap handelen" wil (II 614). Er komen evenwel passages, die voor de pluriformiteit der kerk rechtstreeksche beteekenis hebben.

3) Om te onthouden, K. S.

4) Het volgt bij dr Kuyper onmiddellijk op de laatste woorden van citaat C.-

5) De onderdanen moeten de religie van hun vorst aannemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1934

De Reformatie | 8 Pagina's