Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Groote Tudor-Flguren. (Scbetsen uit den tlid der Reformatie ia Engeland en Schotland.)

IV.

Een nieuw geluid.

Rome houdt zich thans bezig met de canonisatie, de heiligverklaring, van twee leiders der Renaissance in Engieland, die Hendrik VIII niet als Hoofd der Kerk wilden erkennen en daarom naar het blok gingen: Kardinaal John Fisher, de vrome bisschop van Rochester, en Sir Thomas More, de beminnelijke Rijkskanselier, schrijver van het vermaarde Utopia.

Het illustreert den nauwen band tusschen Renaissance en Kerk aan den vooravond en in de eerste periode van de Reformatie.

Als hij het beleefd had, zou waarscliijnlijk nog wel een derde het lot van Fisher en More gedeeld hebben: hun vriend John Colet, dien we door Erasmus, in een brief uit Londen, hebben hooren karakteriseeren als een kenner van Plato.

Ook hij was een vroom man.

Misschien niet zoo'n asceet als Fisher, van wien Erasmus schreef, dat hij met niemand van zijn tijd te vergelijken was in heiügheid des levens en grootheid van ziel, maar bij wien hij toch liever niet logeerde: tijdens een kort verblijf te Rochester schreef hij aan een vriend, dat hij al meer dan tienmaal spijt had gehad van zijn belofte om tien dagen te blijven; daar in het bisschoppelijk paleis te Rochester was meer heiligheid dan waarvan Erasmus zoo erg van nabij hield: de goede bisschop gaf het derde deel van de schrale revenuen van het armste bisdom in Engeland aan de behoeftigen en lijdenden, en leefde op een dun soepje en zoo. Bovendien was het er erg ongezond, nog ongezonder dan te Cambridge, waar Fisher hem een leerstoel in het Grieksch bezorgd had, met een inkomen van honderd florijnen per jaar, die overigens niet onwelkom waren.

Maar toch, een man van sobere leefwijze, en een vroom en geleerd man, was ook deze John Colet.

Toen hij" deken werd van de St. Paulus kathedraal in Londen, versoberde hij sterk de decanale tafel, die tot nu toe wel gastvrij, maar ook luxueus was geweest. Van zijn geleerdheid getuigt Erasmus. In den strijd tusschen Plato en Aristoteles. die aan het einde der Middeleeuwen, in den Reuaissancetijd, gestreden werd, stond Colet aan de zijde van 'Plato, dien hij in Latijnsche vertaling gelezen had. Hijzelf is nooit een groot Graecus geweest, maar hij was te Oxford, voordat hij deken van St. Paul werd, het middelpunt van een groep vooruitstrevende geleerden (de „Hei-vorraers van Oxford" worden zij soms genoemd, maar zij beti-aden meer nieuwe banen op het gebied der wetenschap dan op dat van den godsdienst), waartoe Graeci als Grocyn en William Lily behoorden; ook de grootste Graecus, Erasmus van Rotterdam, die een tijdlang in Cambridge Grieksch doceerde, behoorde tot den vriendenkring. Bij zijn eerste liezoek aan Engeland (1499—1500) had Erasmus Colet te Oxford bezig gevonden met voordrachten te houden over den Romeinerbrief.

Die voordi-achten van Colet over de brieven van Paulus waren iets heel bijzonders voor dien tijd, en zeer beteekenisvol:

„Een reeks van voordrachten", zoo zegt John Bell in zijn artikel over John Colet in The Great Tudors, „een reeks van voordrachten over de brieven van Paulus, begonnen in 1496 of 1497, en zonder lionorarium gegeven door een Jongen man van dertig met geen theolo^ischen

graad, bracht voor het eerst het Oude Geloof in rechtstreeksch contact met de Renaissance in E.noeland. Gedurende eeuwen hadden theologen den Bijbel beschouwd als een pakhuis van onsamenhangende teksten, en de geleerde had zich bezig oiehouden met de fijngesponnen onderscheidingen van de Scbolastici; Duns Scotus en Thomas Aquinas beheerscliben het tooneel. Beredeneerde en tot in bijzonderheden afdalende uiteenzettingen te hooren over de Romeiner en Corinther TBrieven, behandeld in hun historische omlijsting, verbaasde een gehoor, dal absoluut onwetend was wat betreft het leven en de toestanden in het Romeinscihe Rijk van de eerste eeuw; velen geloofden, dat de Heilige Schrift was geschreven in het Latijn van de Vulgata, en beschouwden het Grieksch met de grootste achterdocht. „Gave a Graecis, ne haereticus fias" i), zoo werd er gewaarschuwd.

De Renaissance in Italië had reeds heidensche neigingen getoond, die de orthodoxen met afschuw vervulden. Deze jonge man, John Colet genaamd, had eenige jaren in Italië doorgebracht; hij had zonder twijfel gezeten aan de voeten van den Platonist MarsiUo Ficino; hij had geluisterd naar de prediking' van dien gevaarlijken stokebrand Savonarola".

„Toch stroomden de geleerde Doctors van Oxford, de Abten en andere dignitarissen samen om hem te hooren; zij luisterden zonder openlijk protest n§.ar zijn aanvallen op de misbruiken in de Kerk:

„O gij priesters! Gij priesterschap! O, die verloeüijke goddeloosheid van die ellendige priesters, waarvan deze onze tijd er zoo'n menjgte telt!... Godvergeten schepsels! op wie de wraak Gods eenmaal des te zwaarder zal neerkomen, naarmate zij zich te onbeschaamder hebben ingedrongen in het heilige ambt."

Welke echter ook de indruk moge geweest zijn, die hij op zijn hoorders maakte, Colet werd blijkbaar in officiëele kringen (nog) niet beschouwd als gevaarlijk, want binnen acht jaar was hij toegelaten tot den graad van Doctor in de Theologie en benoemd tot Deken van de St. Pauls Kathedraal."

Colêt besloot de erfenis die hem ten deel viel bij den dood van zijn vader, die Lord Mayor van Londen was gewieest, te gebruiken voor de stichting en beschenking van een school, waar de jongelieden moesten onderwezen worden „üi goede literatuur, zoowel de Grieksche als de Latijnsche", zooals liij het zelf vaststelde, vooral Christelijke auteurSj die welsprekend en wijs waren, „want mijn bedoeling met deze school is", zoo zeide hij, „in^on-derheid kennis en aanbidding van God en onzen Heere Jezus Christus en een goed Christelijk leven en Christelijke zeden bij de kinderen te bevorderen".

Hij wil geen „blotterature" (zoo iets als „klodderwerk") maar heusche „literature" onderwezen hebben, die een goede strekking heeft en de „kinderen" niet bederft.

Hij stelde 153 beurzen in voor onvermogende leerlingen. 'Men veronderstelt, dat hij hierbij gedacht heeft aan de wonderbare vischvangst van Joh. 21:11. De beursleerlingen van de St. Pauls School (zoo heet zij; het is een school voor voorbereidend hooger onderwijs, een z.g. „public school") dragen nog steeds een zilveren vischje aan 'hun horlogeketting.

John Colet was zoo gelukkig, voor zijn school een degelijk geleerde en goed Graecus bereid te vinden als rector op te treden: het was William lily, een van zijn Oxtordschen kring, een leerling van Grocyn en een intiem vriend van Sir Thomas More. Deze had Grieksch gestudeerd op Rhodes en daarna te Rome. Een karakteristiek Renaissance-geleerde.

Colet zelf schreef voor zijn school een Latijnsche grammatica, die later uitgebreid werd door Lily, en in 1540, bij een besluit van Kioning Hendrik VIII, bindend werd voorgeschreven voor alle Latijnsche scholen. Erasmus werd overgehaald andere leerboeken samen te stellen.

Behalve de inlegi'eerende plaats die in het curriculum aan het Grieksch werd toegewezen, onderscheidde Colets nieuwe school zich nog in twee opzichten van bestaande sclrolen; verschillen die t> eide kenmerkend waren voor den Renaissanceüjd, met zijn secularisatie der wetenschap en zijn breken met de scholastiek.

In de eerste plaats: hij droeg de zorg voor de school op aan het erentfeste gilde der kooplieden in zijdeen fluweel (the Mercers' Company) in Londen. Geen geestelijke had qualitate qua invloed op de leiding der school: noch de Bisschop van Londen, noch ae Deken en het Kapittel (de Kanunniken) van de St. Pauls Kathedraal, noch wie ook.

In de tweede plaats verschilde het onderwijs zelf kenmerkend van wat tot dusver op de Latijnsche scholen gezien werd.

In liet „trivium" der Middeleeuwsche scholen: dialectiek, grammatica, rhetorica, had de dialectiek een overheerschende positie ingenomen: „Disputen over onderwerpen, die de belangstelling der jongens weinig konden wekken^ en spitsvondigheden der logica, gebaseerd op de subüle woordonderscheidingen der Scholastische wijsbegeerte, hadden de studie der grammatica overschaduwd. Vóór de uitvinding der boekdrukkunst, was het onmogelijk te zorgen voor veel leerboeken of edities van schrijvers om te lezen, en het medium was noodzakelijkerwijze in groote mate het gesproken woord. Dientengevolge was de studie van het Latijn als literaire taal tot een laag punt gedaald; toch leefde het Latijn nog wel degelijk; het was het medium, dat algemeen in gebruik was voor de communicatie tusschen ontwikkelde menschen van alle naties; het was, en bleef nog lang, de taal der diplomatie. Dat het gezonken was tot een akelige brabbeltaal, mag afgeleid worden uit Colets „blotterature"; en het was een taak, de moeite van het ondernemen waard, om de gratie en „eloquentia" der klassieke tijden te herstellen.

Door het gewicht dat hij toekende aan de grammatica, toont Colet, dat hij inzonderheid in deze poging belang stelde. Rhetorica, of de bekwaamheid om het Latijn als gesproken en gesclireven taal correct en vlot te hanteeren, zou te zijner tijd vanzelf volgen uit de studie van goede auteurs."

Bij dit alles vergeten we niet, dat Colet een vroom man was. Liefde voor de klassieken en een innig beleefd Christendom, ging bij hem, als bij andere voorloopers der hervorming (in ons land immers ook!) hand aan hand; en ze verhielden zich in Colels plannen voor zijn school als middel en doel.

„Dat iemand die grootelijks beïnvloed was door Plato, wenschte, dat de leerlingen zijner school onderwijs in het Grieksch zouden ontvangen, behoeft waaj-lijk niet te verwonderen; maar het is waarschijnlijk, dat Colets voornaamste bedoeling was, hen in slaat te stellen het Nieuwe Testament in het oorspronkelijke te lezen, en in dit opzicht zette de uitgave in 1516 van de Grieksche Tekst van het Nieuwe Testament door Erasmus, het zegel op het werk dat door Colet begonnen was met zijn voordrachten te Oxford twintig jaar te voren. SI. Pauls maakt er aanspraak op, de eenige school in Engeland te zijn waar 't Grieksch onafgebroken onderwezen is ^gedurende meer dan vier eeuwen."

Dat met zijn grammatica in hetzelfde boek ook opgenomen was een (natuurlijk Roomsche) catechismus in het Engelsch, en de Apostolische Geloofsbelijdenis en het Onze Vader in het Latijn, verwondert ons van Colet niet.

Maar ook bevreemdt het ons niet, dat Colet en zijn school onrust verwekten bij hen die belang hadden TDÏJ of wier conservatisme neigde tot het vasthouden aan de oude orde van zaken in wetenschap, onderwijs en religie. „Geen wonder", schreef More aan Colet, „dat uw school een storm verwekt, want het is als het houten paard, waarin gewapende Grieken waren- verborgen tot ondergang van het barbaarsche Troje". ^)

Inderdaad, het „Nieuwe Licht" bedreigde gevestigde tradities en wanneer het gepaard ging met een hooggestemde ethiek en afkeer van huichelarij als bij Colet, moest het, gezien de toenmalige toestanden in de kerk, het meerendeel der kerkelijke machthebbers onrustig maken.

De Fishers waren nu eenmaal uitzonderingen, geen regel.

De groote vraag was: wat zal de Aartsbisschop van Canterbury, en bovenal: wat zal de jonge Koning Hendrik VIII er van zeggen?


1) Wacht u voor de Grieken, opdat ge geen ketter wordt.

2) Ik citeer John Bell in „The Great Tudors".

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 1935

De Reformatie | 8 Pagina's