Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Publieke Armenzorg en Diaconie.

IV.

Overzie ik nu nog eens het geheele terrein, dan merk ik eerst op de economische politiek, daarna de sociale politiek, vervolgens de Wohlfahrtspflege, die eenerzijds bestaat uit maatregelen van algemeenen aard, anderzijds zich in den vorm van overheids-armenzorg toespitst op de individueele gevallen; waarbij dan nog als bijzonder© groepen van gevallen optreden de zieken en krankzinnigen, en de werkloozen.

Hoe moei nu de grens loopen tusschen de overheidszorg en de diaconale ^org?

Vanzelfsprekend behoort het oefenen van controle op en het verleenen van steun aan het economisch leven niet tot de taak der kerk. Haar taak is geestelijk en zedelijk. En hoezeer di© taak ook van beteekenis kan zijn voor het economisch leven — ik denk daarbij aan den invloed van de Calvinistische levensbeschouwing op het econo^ misch leven, waarbij ik hier echter niet nader kan stilstaan, — en hoezeer door de diakenen, ook in economisch opzicht, soms resultaat kan worden bereikt, de economisch politiek is toch ©en specifieke overheidsroeping, die ligt buiten de sfeer der kerk.

Evenzoo is het gesteld met de^ sociale politiek. Maar bij dit onderd©el moet ik toch nog even nader stilstaan.

Ik wees er reeds op, dat de sociale verzekering nog belangrijke leemten vertoont. En daarbij dacht ik met name aan de ziekenzorg en de werkloozenzorg.

Strikt genomen zijn de ziekenhuis-, gestichts- en werkloozenkosten, die door de burgerlijke armbesturen of door de gemeentebesturen ten behoeve van bepaalde noodlijdenden worden betaald, axmenzorgsuitgaven. Al mag de wettelijke taak van do gemeentebesturen ten opzichte van zieken, die in ziekenhuizen moeten worden verpleegd, en van krankzinnigen verder reaken dan die ten aanzien van andere armen, ten slotte wordt toch geval voor geval onderzocht en behandeld. Het is zuiver individueel© armenzorg.

En hetzelfde geldt ook van de werkloozenzorg. De steun, di© aan werkloozen verleend wordt, is ten slottej ook al wordt die steun buiten de Armenwet geplaatst en volgens bepaalde normen uitgereikt, individueele steun.

En strikt genomen kan men dan ook niet ontkennen, dat hier ©en taak is voor de diaconieën.

Echter zijn de diaconieën voor het overgroote deel tegen di© taak niet opgewassen.

• En nu wordt wel eens hier en daar een prijzenswaardige poging gedaan om ten deze tot onderlinge samenwerking te komen. Ja, zelfs heeft de fcynode van Leeuwarden een (later nog door de Synode van Middelburg aangevulde) regeling voor samenwerking opgesteld. Doch van ved praktische beteekenis kan die onderlinge hulpverleening nooit worden, zoolang men niet (wat mij zeer weinig wenschelijk schijnt) de diaconieën „gelijkgeschakeld", d.w.z. ze aan een complex van uniforme regelen bindt.

En zelfs al zou de meest ideale samenwerking zijn be bereiken, dan nog is het de vraag, of die Geref. Kerken de enorme lasten der ziekenhuis-, sanatorium- en gestichtskosten en der werkloosheidsuitkeeringen zouden kunnen dragen.

Maar juist daarom is het ook voor den diaconalen arbeid van zoo groot belang, dat door uitbreiding van de sociale verzekering in dez© kosten wordt voorzien. Het gemeenschappelijk dragen van deze kosten door belanghebbenden, zij het ook met eeuig subsidie van overheidswege, door middel van fonds- of kasvorming moiet meer en meer het middel worden om de armoede, ook den tijdelijken nood van de z.g. minvermogenden, t© beperken. Zulks ten einde de moreel© zelfstandigheid der volksklassen te versterken, maar ook om de overheidskassen eenige hoogst wenschelijke verlichting te gunnen en de diaconale kassen in staat te stellen binnen meer beperkt terrein haar taak naar behooren te vervullen.

En dan eindelijk moeten w© bij onze grensafbakening ook de Wohlfahrlspflege weer bezien.

Op dit terrein reiken overheid en maatschappij elkaar de hand. Op dit terrein zien we den uitgebreiden arbeid der philantropie; het schier ontelbaar aantal vereenigingen en stichtingen, die het lijden verzachten, volkszonden bestrijden, de hygiëne bevorderen e.d. Het zijn de instellingen, die arbeiden krachtens een algeineen humanitair principe; een principe, dat aan het zuiver menschelijke is ontleend, maar dat toch — dank zij Gods gemeene gratie — onder den invloed van het Christendom gewoonlijk nog mijlen ver vooruit is aan de zuiver heidensche humaniteit.

En daarnevens arbeiden ook de Christelijke philantropische vereenigingen en stichtingen. De R.K., de Hervormde, maar ook de Gereformeerd© instellingen. Een arbeid, die gedragen wordt door het beginsel van de roeping van het ambt der geloovigen en daarom, afgezien nog van praktische redenen, als een welkome aanvulling van den zuiver kerkelijken en diacoualen arbeid mag worden begroet.

En evenals die maatschappelijke arbeid ©en praktische grens stelt aan dear arbeid onzer diaconieën, zoo mag ook de overheidscontrole over en de overheidssubsidieën ten behoeve van dezen arbeid door de diaconieën worden aanvaard en als een aanvulling, een noodzakelijke ©n gewenschte aanvulling, van haar taak worden beschouwd.

Zoo blijft dan ten slotte over de overheids-armenzorg, die naar het individueel principe beoefend wordt.

De wet geeft hier voorrang aan de diacoaiieën. En dit eischt ook het beginsel der diaconale armverzorging, waarbij ik tear slott© nog wil stilstaan.

Ik acht het niet noodig uitvoerig te bespreken den principiëelen grondslag der kerkelijke armverzorging. Evenals alle Christelijke philantropische arbeid vindt ook de kerkelijke weldadigheid haar motief en richtsnoer in den eisch der -dieneard© hef de; een liefde, die moet uitgaan tot

Christus & a om Zijnentwille tot den naaste, in het bijzonder tot d© armon, die Hij ons in Zijto plaats achterliet.

En dat het voldoen aan dien eisch oot, ja vooral, behoort tot de taak der kerk; dat de barmhartigheid langs georganiseend-kerkelijken weg b'e^ hoort te worden beoefend, blijkt uit de geschiedenis der eerst© Christengemieente', zooals de Handelingen der Apostelen deze beschrijft; blijkt eveneens uit de brieven van de Apostelön.

Het grondbeginsel der kerkelijk© weldadigheid vindt, althans in Gereformeerde kringen, zoo algemeen© -en onbetwist© erkenning, dat het mij voldoende lijkt mij tot dez© korte aanduiding te beperken.

Doch wel wil ik in aansluiting bij deze uiteenzetting nog wijzen op de beteeliems van de kerkelijke arm verzorging in onderscheiding van de overheidsarmenzorg en op de beginselen, door welke zij moet worden beheerscht.

armverzor­ Van beteekenis is deze kerkelijke ging allereerst voor de kerk zelf.

Herinnert ge u nog het verwijt van de zijde der Duilsche nationaal-socialisten aan het adres der Ji-erken in Duitscliland, dat ze de verzorging van hun behoefllge lidmaten hadden overgelaten aan den staat? Neen, de kerkelijke armverzorging wordt niet beoefend om de gunst van de wereld lo winnen. Ze is het voldoen aan een Goddelijke roeping, die, afgezien van het oordeel ider menschen, moet worden vervuld. Doch de ervaring leert, dat de kerken, die in 'dit opzicht haar roeping verstaan, een getuigenis afleggen voor het oog der wereld; een getuigenis, dat juist omdat het niet in woorden doch in daden spreekt, eerbied afdwingt, ook bij den niet-geloovige.

Van beteekenis is die armenzorg ook voor de lidmaten der kerk. Want al verwerpen wij de middeleeuwsche R.-K. opvatting, die de armen maakte tot een middel voor de rijken om hun zaligheid te verdienen, tóch mag niet ontkend de beteekenis van het offer in en buiten den eeredienst voor de praktijk der godzaligheid en tot versterking der onderlinge liefde.

Maar bovenal is die armenzorg, althans indien ze gedragen wordt door liefde en geloof, van beteekenis voor de gesteunden zélf.

En dan denk ik daarbij niet allereerst aan de stoffelijke hulp, al is die natuurlijk in vele gevallen onmisbaar. Ik denk vooral ook aan den zedelijken steun. Zedelijke steim door liefdevolle belangstelling; door het aanhooren, geduldig aanhooren van klachten; door het medeleven met de gezinsomstandigheden; door het spreken van een bemoedigend woord waar het gaat over de opvoeding der kinderen; door het verschaffen van praktischen raad bij moeilijkheid in zaken; door het wijzen op Christus; door den steun van het gebed; door het mede-gevoel, waar de nood neerdrukt en klemt.

Juist door dien zedelijlien steun, door die vrijwillige offervaardigheid, door die Goddelijke roeping, die de weldadigheid stempelt tot een dienen van Christus, verheft zich de kerkelijke armenzorg ver boven de burgerlijke, die zoo licht in ambtelijke schablone ontaardt en de vrijwillige offervaai-digheid mist.

Wil echter de diaconale armenzorg dezen natuurlijken voorsprong behouden^ dan is het noodig, dat zij de hand houdt aan de beginselen, die met haar karaiiter ten nauwste verband houden.

En van deze beginselen zou ik ten besluite de volgende willen noemen.

't Behoort tot de roeping der kerkelijke armenzorg, dat zij ook en vooral aandacht schenkt aan de z.g. preventieve en opheffende armenzorg. Want, afgezien nog van den stoffelijken nood, drukt de armoede ook in moreel opzicht zwaar, wijl ze de zelfstandigheid en hiermede de persoonlijkheid zelve van den mensch aantast. En hoe veel waarde de zedelijke steun der diaconie ook moge hebben ter voorkoming van dezen moreelen druk, beter toch dan dien .zedelijken steun is het natuurlijke middel, d.w.z. voorkomen of opheffen van armoede. Daarom ook mogen wij steeds aan de z.g. werkverschaffing, ook al gaat die uit van de overheid en al draagt ze min of meer het karakter van steunverleening, den voorrang geven vóór den diaconalen steun. Want door het verrichten van arbeid wordt weer het natuurlijke evenwicht tusschen inkomsten en arbeidspraestatie en hierdoor ook het moreele evenwicht in den mensch hersteld.

Een tweede beginsel is dat der geheimhouding. De sluier der gelieimhouding moet over de steunbehoevenden worden uitgespreid. Want omdat de armoede de persoonlijkheid van den mensch neerdrukt, wordt ze — en niet ten onrechte — als een vernedering gevoeld. Met 'toog op dit beginsel van geheimhouding verwerpen wij den zg. steun in natura, tenzij in bijzondere omstandigheden, b.v. bij vrees voor drankmisbruik; verwerpen wij ook een z.g. bonnenstelsel; en moeten wij onze inlichtingen, ook die aan officiëele instanties, gelijk de armenraden, beperken tot zuiver statistische gegevens, zonder dat daarbij namen; worden genoemd.

Verder noem ik het beginsel van voorrang van bloedverwanten en andere betrekkingen, opdat, naar den Timotheus'-brief, de diakenen degenen, die waarlijk weduwen zijn, genoegzame hulp doen mogen. Zelfs behooren, naar mijn meening, de diaconieën in dit opzicht zoover te gaan; , dat zij niet alleen tot het verleenen van bijstand opwekken, doch, indien daarvoor reden is, gebruik maken van haar wettig verhaalsrecht, indien alle andere middelen zijn uitgeput.

En eindelijk noem ik nog het beginsel, dat de diaconale steun afdoende zij. Hieruit volgt reeds onmiddellijk dat een gemeenschappelijk steunen van een zelfde gezin door overheid en diaconie, waardoor de hulpbehoevende genoopt wordt zijn omstandigheden aan meerdere instellingen bloot te leggen, moet worden veroordeeld.

Zulke z.g. dubbele bedeeling is een openlijk getuigenis van het tekort der kerk. En de praktijk der dubbele bedeeling, die gelukkig ook in Ned. Herv. leringen in de laatste jaren herhaaldelijk en met succes bestreden is, loopt, naar de ervaring leert, tenslotte altijd uit op een geleidelijk afschuiven van de armen naar de overheid. Neen, onze gedragslijn moet niet zijn een slappe verzorging van een zeer ruime groep; maar juist integendeel een intensieve zorg aan een groep, die èn door een getrouwe vervulling van de roeping van staat en maatschappij, èn door de zorg van familieleden en vrienden binnen zoo eng mogelijke grens worde beperkt.

Zoo heb ik dan iets medegedeeld! over de omstandigheden, waarin de diaconieën haar taak verrichten. Ik heb iets gezegd over de beginselen van den diaconalen arbeid. En in verband daarmede poogde ik de verhouding tusschen publieke en kerkelijke armenzorg aan te geven.

Doch nu wil ik ten besluite weer teruggrijpen naar hetgeen ik in het begin zei de: arm verzorging is in wezen een zaak van het hart. Ik ben begonnen met een woord van den humanist Goethe. Laat ik thans mogen eindigen met een woord uit de Schrift. En dan kies ik niet een getuigenis van Johannes, den apostel der liefde. Evenmin een uitspraak van Jacobus, den apostel van de christelijke praktijk. Doch dan breng ik naar voren een woord' van den apostel, die meer dan welke andere apostel ook op het geloof en de kennis ter zaligheid den nadruk legde. Al ware het — zoo zegt de apostel Paulus, — dat ik de talen der menschen en der engelen sprak, al ware het, dat ik wist al de verborgenheden en al de wetenschap, en ik had de Uefd/a niet, zoo ware ik ©en klinkend metaal of een luidende schel geworden, ja sterker nog, zoo ware ik niets. Want — en dit geldt wel zeer in het bijzonder voor de armverzorging — geloof, hoop en liefde, deze drie, maar het meeste van die is de liefde.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's